Jesaja (boek)/Hoofdstuk 21: verschil tussen versies

6.142 bytes toegevoegd ,  4 jaar geleden
k
geen bewerkingssamenvatting
(Nieuwe pagina aangemaakt met '{{Commentaar hoofdstuk}} Jes. 21:1-10 is evenals Jes. 13 een Godsspraak aangaande Babel. De stad zal vallen door de meden en de perzen. De voorzegging dient tot ve...')
 
kGeen bewerkingssamenvatting
 
(5 tussenliggende versies door dezelfde gebruiker niet weergegeven)
Regel 1:
{{Commentaar hoofdstuk}}
 
== Samenvatting ==
Jes. 21:1-10 is evenals Jes. 13 een Godsspraak aangaande Babel. De stad zal vallen door de meden en de perzen. De voorzegging dient tot vertroosting en bemoediging van de verdrukte Israëlieten (2, 10). Daarop volgt de last van Duma, dat is Edom, met het oog op het Assyrische leger (11-12). Tenslotte de last tegen Arabië, bijzonder tegen de Dedanieten en de Kedarenen, eveneens in verband met het machtige Assyrische leger (13-17).
 
== Jes. 21:1 ==
Regel 82 ⟶ 83:
 
'''Aangezegd.''' Tot vertroosting en bemoediging. God zal jullie zuchten zal ophouden (vers 2).
[[Bestand:Assyrische districten na val Samaria - Access Foundation.jpg|miniatuur|1401x1401px|Assyrische districten na de val van Samaria.]]
 
== Jes. 21:11-12 De last van Duma ==
 
=== Jes. 21:11 ===
Jes 21:11  De last van Duma. Men roept tot mij uit Seïr: Wachter! wat is er van de nacht? Wachter! wat is er van de nacht? (CP<ref name=":0" />)
'''Duma.''' Een stad of streek waarschijnlijk in [[Seïr]] = [[Edom, Edomieten|Edom]], en misschien verbonden met de gelijknamige zoon van Ismaël. De naam betekent "Stilte". Zie [[Duma]]. De [[LXX]] neemt voor ''Duma'' rechtstreeks ''Idumea'', de naam van Edom.
 
'''Men roept tot mij uit Seïr.''' Uit Edom. De Edomieten waren aan het rijk van Israël schatplichtig. Zij zouden Jakob (Israël) dienen.
 
''Ge 27:40  En op uw zwaard zult gij leven, en zult uw broeder dienen; doch het zal geschieden, als gij heersen zult, dan zult gij zijn juk van uw hals afrukken. (SV)''
 
Zij hadden een lange tijd gehad, om zich de verbintenis met Israël ten nutte te maken en de waarheid ingang te verschaffen. Zij hadden dat nooit gedaan, zij hadden integendeel altijd (nog het laatst onder koning [[Achaz]] van Juda, 2 Kron. 28:17) vijandelijkheid op vijandelijkheid gestapeld. Wanneer zij zich nu naar Jeruzalem wenden, dan is dit niet een teken van inwendige omkering, maar alleen een gevolg van uitwendige nood, die op niets anders gegrond is dan op de wens, om van tijdelijke [[Bezoeking, bezoeken|bezoeking]] bevrijd te worden.
 
'''Wachter!''' De profeet Jesaja is door God op de wacht gesteld - de wacht Gods - om de lotgevallen der volkeren te overzien.
 
'''Wat is er van de nacht?''' In het land van de Edomieten, terwijl de nacht van angst en ellende - door de druk, gewelddadige, alles onder de voeten tredende uitbreiding van het Assyrische rijk - de volkeren bedekt, klinkt een vragen van steeds toenemende aandrang, evenals een zieke naar het einde verlangt van de slapeloze nacht, en aan zijn verzorger gedurig vraagt welk uur het is, hoeveel tijd van de nacht er reeds voorbijgegaan is, of hij spoedig geëindigd zal zijn.
 
Ook Edom is onder de machtige treden van de veroveraar óf reeds verpletterd, of het heeft geen ander uitzicht dan binnen korte tijd (vgl. vers 16) eveneens verpletterd te worden.
 
Slechts één volk staat te dien tijd nog onaangeroerd in het midden der volken (tussen het 7de en 14de jaar van [[Hizkia]]): het huis van Juda. Tot dit volk wendt zich Edom in zijn hoge nood.
 
=== Jes. 21:12 ===
Jes 21:12  De wachter zei: De morgenstond is gekomen, en het is nog nacht; wilt ulieden vragen, vraagt; keert weer, komt. (CP<ref name=":0" />)
'''De morgenstond is gekomen, en het is nog nacht.''' De morgenstond is wel gekomen, maar is dadelijk weer door de nacht verslonden<ref name=":1">Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, ''Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden'' (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op Jes. 21</ref>.
 
'''Wilt u lieden vragen, vraagt.''' Vraagt dan mij met een oprecht gemoed en een hart, dat waarlijk belang stelt in de zaak<ref name=":1" />.
 
'''Keert weer.''' Voor het overige, keert weer tot de God van uw en onze vader Abraham, bekeert u oprecht, wanneer u gered wilt zijn. Daarom de kortheid van deze uitspraak, een kortheid, die bij de nauwe betrekking van Edom op Juda opmerkelijk zou zijn; daarom ook de gehele, zo hoogst eigenaardige toon, waarin deze profetie is gehouden, dat raadselachtige, in ‘t bijzonder ook het opschrift dat naar een plaats, streek in Edom en/of naar een zoon van Ismaël verwijst.<ref name=":1" />
[[Bestand:Midden-Oosten landschap - Access Foundation.jpg|miniatuur|1090x1090px]]
'''Komt.''' Komt om God te dienen en pas dan zal een troostvol antwoord op uw vraag gegeven kunnen gegeven<ref name=":1" />.
 
== Jes. 12:13-21 De last van Arabië ==
 
=== Jes. 21:13 ===
Jes 21:13  De [[last]] tegen [[Arabië]]. In het woud van Arabië zult gijlieden vernachten, o gij reizende gezelschappen van Dedanieten! (SV)
'''De last van Arabië.''' In 't bijzonder een profetie tegen [[Dedan]] (Dedanieten) en [[Kedar]] (Kedarenen, vers 16), landstreken in Arabië (zie kaart).
 
'''In het woud van Arabië.''' In de bossen en doornstruiken van uw eigen land. De Dedanieten komen hier voor als verdreven van de Karavanenstraat. Door de oorlog, de gewelddadige uitbreiding van het Assyrische rijk, van het Noorden naar het Zuiden voortgaand, zijn zij verjaagd en moeten nu in een eenzame, akelige wildernis overnachten.
 
'''Reizende gezelschappen.''' Karavanen.
 
'''Dedanieten.''' Nakomelingen van [[Dedan]], de zoon van [[Koesj]]. Zij zijn een handeldrijvend volk (zie [[Dedanieten]]).
 
=== Jes. 21:14 ===
Jes 21:14  Komt de dorstige tegemoet [met] water; de inwoners van het land van Tema zijn de vluchtende met zijn brood bejegend. (CP<ref name=":0" />)
'''Water ... brood.''' Om tijdens de vlucht te overleven.
'''Tema.''' Een Ismaëlitische landstreek, zie [[Tema]]. In de nabijheid daarvan wordt het toneel voorgesteld.
 
=== Jes. 21:15 ===
Jes 21:15  Want zij vluchten voor de zwaarden, voor het uitgetrokken zwaard, en voor den gespannen boog, en voor de zwarigheid des krijgs. (SV)
Zij vluchten voor de oorlog met het opdoemende Assyrië.
 
=== Jes. 21:16 ===
Jes 21:16  Want alzo heeft de HEERE tot mij gezegd: Nog binnen een jaar, gelijk de jaren eens dagloners zijn, zo zal al de heerlijkheid van Kedar ten ondergaan. (SV)
'''De heerlijkheid van [[Kedar, Kedarenen|Kedar]].''' De vrijheid en kracht en rijkdom van [[Kedar, Kedarenen|Kedar]], al de heerlijkheid van die hoofdstam onder de Arabische volken van Ismaëlietische afkomst, en van even zo krijgshaftige als handelzoekende aard.
 
== Bron ==
Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, ''Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden'' (Kampen: Bos, 1893-1901). Enige tekst van het commentaar op dit hoofdstuk is onder wijziging verwerkt op 11 en 15 mei 2020.
 
== Voetnoten ==