Jesaja (boek)/Hoofdstuk 51: verschil tussen versies

3.299 bytes toegevoegd ,  3 jaar geleden
k
geen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
 
(Een tussenliggende versie door dezelfde gebruiker niet weergegeven)
Regel 1:
{{Commentaar hoofdstuk}}
 
== Samenvatting ==
God wekt de rechtvaardigen op om Abraham en Sarah te aanschouwen, die God gezegend heeft. Zo zal Hij ook het verwoeste Sion tot heerlijkheid brengen (1-3). God zal Zijn recht en heil aan de volken openbaren, een gerechtigheid die hemel en aarde zal overleven (4-6). Vreest daarom niet voor de smaadredenen van vergankelijke mensen (7-8). God openbare zijn macht, gelijk ten dage van de Uittocht! De vrijgekochten van Jahweh zullen zo met blijdschap terugkeren. God zal zijn volk troosten. Het hoeft niet bevreesd voor de benauwer (9-16). Waak op, vernederd Jeruzalem, God zal de beker van Zijn grimmigheid van uw nemen en in de hand van uw verdrukkers zetten (17-23).
 
== Jes. 51:1 ==
Regel 15 ⟶ 18:
== Jes. 51:3 ==
Jes 51:3  Want de HEERE zal Sion troosten, Hij zal troosten al haar woeste plaatsen, en Hij zal haar woestijn maken als Eden, en haar wildernis als den hof des HEEREN; vreugde en blijdschap zal daarin gevonden worden, dankzegging en een stem des gezangs. (SV)
'''De HEERE zal Sion troosten.''' Het bedroefde Sion (49:13-14). Zie ook vers 19, "door wie zal Ik u troosten?".
 
== Jes. 51:5 ==
Regel 26 ⟶ 29:
Jes 51:6  Heft ulieder ogen op naar den hemel, en aanschouwt de aarde beneden; want de hemel zal als een rook verdwijnen, en de aarde zal als een kleed verouden, en haar inwoners zullen van gelijken sterven; maar Mijn heil zal in eeuwigheid zijn, Mijn gerechtigheid zal niet verbroken worden. (SV)
'''Mijn heil zal in eeuwigheid zijn, Mijn gerechtigheid zal niet verbroken worden.''' Zie ook vers 8. Vers 5: Gods gerechtigheid is nabij.
 
== Jes. 51:7 ==
Jes 51:7  Hoort naar Mij, gijlieden, die de gerechtigheid kent, gij volk, in welks hart Mijn wet is! vreest niet de smaadheid van den mens, en voor hun smaadredenen ontzet u niet. (SV)
'''Hoort naar Mij, gijlieden, die de gerechtigheid kent, gij volk, in welks hart Mijn wet is!''' Zie vers 1.
 
== Jes. 51:8 ==
Jes 51:8  Want de mot zal ze opeten als een kleed, en het schietwormpje zal ze opeten als wol; maar Mijn gerechtigheid zal in eeuwigheid zijn, en Mijn heil van geslacht tot geslachten. (SV)
'''De mot zal ze opeten als een kleed, en het schietwormpje zal ze opeten als wol.''' Zie ook vers 12.
 
'''Schietwormpje.''' Herziene Statenvertaling: mottenlarve.
 
Regel 48 ⟶ 57:
Jes 51:10  Zijt Gij het niet, Die de zee, de wateren des groten afgronds, droog gemaakt hebt? Die de diepten der zee gemaakt hebt tot een weg, opdat de verlosten daardoor gingen? (SV)
Dat gebeurde bij de uittocht van Israël uit Egypte.
 
== Jes. 51:11 ==
Jes 51:11  Alzo zullen de vrijgekochten des HEEREN wederkeren, en met gejuich tot Sion komen; en eeuwige blijdschap zal op hun hoofd wezen; vreugde en blijdschap zullen zij aangrijpen, treuring en zuchting zullen wegvlieden. (SV)
'''De vrijgekochten.''' Zie vers 14.
 
== Jes. 51:12 ==
Jes 51:12  Ik, Ik ben het, Die u troost; wie bent u, dat u vreest voor de mens, die sterven zal? en voor een mensenkind, [dat] hooi worden zal? (CP<ref name=":0" />)
'''De mens, die sterven zal? en voor een mensenkind, [dat] hooi worden zal?''' Zie ook vers 8.
 
== Jes. 51:13 ==
Jes 51:13  En vergeet den HEERE, Die u gemaakt heeft, Die de hemelen heeft uitgebreid, en de aarde gegrond heeft, en vreest geduriglijk den gansen dag, vanwege de grimmigheid des benauwers, wanneer hij zich bereidt om te verderven? Waar is dan de grimmigheid des benauwers? (SV)
'''De aarde gegrond heeft.''' Zie vers 16.
 
== Jes. 51:14 ==
Jes 51:14  De omzwevende gevangene zal haastelijk los gelaten worden; en hij zal in den kuil niet sterven, en zijn brood zal [hem] niet ontbreken. (SV)
'''De omzwevende gevangene zal haastelijk los gelaten worden.''' Zie vers 11.
 
== Jes. 51:16 ==
Jes 51:16  En Ik leg Mijn woorden in uw mond, en bedek u onder de schaduw Mijner hand; om den hemel te planten, en om de aarde te gronden, en om te zeggen tot Sion: Gij zijt Mijn volk. (SV)
'''Om de aarde te gronden.''' Zie vers 13.
 
== Jes. 51:17 ==
Jes 51:17  Waak op, waak op, sta op, Jeruzalem! gij, die gedronken hebt van de hand des HEEREN den beker Zijner grimmigheid; den droesem van den beker der zwijmeling hebt gij gedronken, [ja], uitgezogen. (SV)
'''Waak op, waak op, sta op, Jeruzalem!''' Zie ook 52:1.
 
Jes 52:1 Waak op, waak op, trek uw sterkte aan, o Sion! trek uw sierlijke klederen aan, o Jeruzalem, gij heilige stad? want in u zal voortaan geen onbesnedene noch onreine meer komen. (SV)
 
== Jes. 51:19 ==
Jes 51:19  Deze twee dingen zijn u wedervaren, wie heeft medelijden met u? Er is verwoesting, en verbreking, en honger, en zwaard, [door] wie zal Ik u troosten? (CP<ref name=":0" />)
'''Door wie zal Ik u troosten?''' Zie vers 3.
 
== Bron ==