Jezus Christus/Zijn openbaar optreden

Uit Christipedia
Jezus Christus > Zijn openbaar optreden

Jezus Christus/Zijn openbaar optreden

'voor Christus'

Palestina behoorde tot de Romeinse provincie Syrië, bestuurd door een Romeinse legaat. Bestuurstechnisch gezien wat moeilijk gebied. Allerlei partijen bestreden elkaar om eigen doelstellingen te verwezenlijken. Zelfs het Joodse koningshuis van de Hasmoneeën/Makkabeeën was onderling verdeeld. Daarnaast waren er de Romeinse bestuurders, opstandige Galileeërs, farizeeërs, sadduceeërs, zeloten, Herodianen, priesters en schriftgeleerden, Samaritanen en velen die gecharmeerd waren voor de Romeins-Hellenistische (Griekse) cultuur. Guerrillabendes van zeloten en Galileeërs maakten van Judea een onrustig gebied. De tijd werd rijp om het Romeins gezag meer op orde te hebben. De Edomiet Herodes was een bekwaam bestuurder. Hij werd in het jaar 40 v.Chr. door Rome tot koning over Judea aangesteld. Hij moest wel eerst orde op zaken stellen. Daarvoor was hij stadhouder van Galilea en gehoorzaamheid verschuldigd aan Hyrcanus II (uit het Joodse koningshuis van de Hasmoneeën/Makkabeeën) die lange tijd over het volk van Israël regeerde. Na een vrij lange periode van verwarring en strijd (Hyrcanus werd zelfs door de Parthen gevangen weggevoerd, maar later vrij gelaten) zag Herodes kans (hij reisde daarvoor naar Rome) om de gunst van de Romeinen te verwerven. Hij belegerde vervolgens van 40 tot 37 Jeruzalem en werd koning over Israel.

-37 Herodes, zoon van Antipater, koning over Israël. Bij zijn vrouw, Doris, had Herodes een zoon, Antipater. Hij huwde in dit jaar 37 met Mariamme, kleindochter van Hyrcanus, Joodse prinses en afkomstig uit het Joods koningsgeslacht. Door haar toedoen werd haar zestienjarige broer Aristobulus III hogepriester. Er werden aan het hof van Herodes gemene spelletjes gespeeld, vooral door toedoen van een zus van Herodes, Salome. Hoewel Mariamme zijn lievelingsvrouw was, bleef men er op bedacht, dat zij gebruikt kon worden als pion van het Hasmonese koningshuis.

-36 Om die reden werd Aristobulus III, broer van Mariamme, omgebracht.

-31 Octavianus versloeg Antonius en werd vervolgens keizer te Rome.

-30 De oude Hyrcanus II (81 jr oud) gedood wegens samenzwering tegen Herodes.

-27 Octavianus neemt de titel van 'Augustus' aan.

-ca26 Herodus was wreed en gehaat en liet op verdenking van samenzwering zijn eigen vrouw, Mariamme, ombrengen. Ook daarin speelde Salome, de zus van Herodes, een gemene rol. Alexander en Aristobulus waren twee zoons van Mariamme. De nieuwe echtgenote van Herodes heette eveneens Mariamme en staat bekend als Mariamme II. Herodes had meerdere vrouwen, o.a. Malthake uit Samaria en Kleopatra van Jeruzalem. Verspreid over Judea lagen vestingen of burchten, waarin Herodes zich kon terugtrekken, ook dicht bij Nazareth in Sepphoris en ongeveer 5 km verwijderd van Bethlehem had hij een burcht. Nazareth zelf was Joods, maar lag duidelijk in een omgeving, die vreemd was aan de synagoge.

-18 Om toch nog enige gunst onder het volk te verkrijgen liet Herodes het tempelcomplex verfraaien. De bouw kostte veel tijd (Joh. 2:20).

-7 Salome, zus van Herodes, beschuldigde de twee zoons van Mariamme I, Alexander en Aristobulus, van samenzwering tegen Herodes. Zij werden gedood, samen met ongeveer 300 (vnl) officieren. In hetzelfde jaar werden ook een paar duizend farizeeërs gevangen gehouden, omdat zij weigerden een eed van trouw af te leggen aan de keizer en dus ook aan Herodes. Velen (zo niet allen) onder hen waren er van overtuigd dat ieder moment de Messias zou verschijnen. In principe wilden zij alleen de te verwachten Messias trouw bewijzen. Het gevolg was dat velen werden gedood. 2)

Levensgevaarlijk om in deze wereld van achterdocht nazaten te zijn van het koningshuis van David en zijn zoons Salomo en Nathan! Misschien verstandig om geen ruchtbaarheid daaraan te geven en op een stille plek (Nazareth) in het noorden van het land te wonen.

Onderstaand overzichtje van gebeurtenissen met afgeronde datums moet gezien worden als bij benadering. Desondanks is het in het geheel niet de vraag of de genoemde gebeurtenissen werkelijk plaats hadden. Het zijn zondermeer geschiedkundige harde feiten. Echter, een exacte datering is niet goed mogelijk, is ook niet het belangrijkste. Van wezenlijk belang is het geloof dat Jezus Gods' Zoon is en de zondeschuld op Zich genomen heeft voor een ieder die in Hem, Zijn opstanding en wederkomst gelooft. Dit geloof is de basis van onze zaligheid. De gelovige getuigt van de waarachtigheid van alles (met name de prediking van Jezus en Zijn gelijkenissen) wat de Heilige Schrift openbaart met betrekking tot de gebeurtenissen die tijdens Zijn openbaar optreden plaats hadden, samen met de duizenden getuigen, die er bij waren toen de hieronder genoemde gebeurtenissen plaats hadden.

Geboorte van Johannes de Doper en de Heere Jezus

Niet alleen de Heilige Schrift, maar ook de ongewijde geschiedenis levert met betrekking tot de datering van Jezus' geboorte enige aanvullende informatie. IJkpunten zijn de dood van Herodes (begin april van het jaar 4 v. Chr.), de opmerking in Lukas dat Jezus ongeveer 30 jaar oud was toen Hij Zich liet dopen (Luk. 3:23) en regeerperioden van vorsten uit die tijd. De Syrische gouverneur of stadhouder Publius Sulpicius Quirinius (Syrenius) was twee termijnen gouverneur; van 6 tot 4 'voor Christus' en van 6 tot 9 'na Christus'. Jezus zal daarom waarschijnlijk niet geboren zijn in de jaren 3 of 2 'voor Christus'. Omdat de dood van Herodes met enige zekerheid vastgesteld is (jaar 4, 'voor Chr.' voor het Pascha, ca begin april), blijft het jaar 5 'voor Christus' als geboortejaar van Jezus het meest voor de hand liggend. 3)

-6 (apr) Aankondiging door de engel Gabriël aan Zacharias in de tempel van de geboorte van Jezus, voor Wie zijn zoon, die Johannes zal heten, de voorloper mag zijn. Een grote menigte was op het tempelplein getuige van de verschijning van een engel, maar konden niet horen wat de engel zei tegen Zacharias (Luk. 1:5-25; Luk.1:10-11; Mal. 3:1).

-6 (okt) Ongeveer zes maanden later verscheen de engel Gabriël aan Maria te Nazareth. Nazareth was een uitgesproken Joods stadje, gelegen in een half heidense regio, noordelijk van de vlakte van Jisreël, dicht bij de kust van de Middellandse Zee (Syrisch gebied). Dichtbij lag een stad met veel bedrijvigheid, Sepphoris. Daar had Herodes een burcht voor zich laten bouwen. Maria mag de Christus voortbrengen. Zij werd daardoor het symbool van de oudtestamentische kerk, waaruit de zaligmaker voortkwam, misschien ook van de kerk van alle tijden (Openb. 12:1-2). We weten het natuurlijk niet, maar het zou kunnen zijn, dat, toen God zo'n groot Werk begon, Hij 'Zijn Ster' heeft laten schitteren in het verre Oosten. Maria bezocht Elizabeth, de vrouw van Zacharias en bleef nog drie maanden bij hen (Luk. 1:26-80).

-5 (Jan) Misschien heeft Maria bij hen ook de geboorte van Johannes meegemaakt.

-5 (juli) Tussen de aankondiging aan Zacharias en de geboorte van Jezus moeten ongeveer 15 maanden hebben gelegen. Als gevolg van een bevel van keizer Augustus vertrokken Jozef en Maria naar Bethlehem, waar Jezus werd geboren. Cyrenius (Quirinius) was toen legaat over Syrië. Syrië (Syro-Phenicië) bestond uit een lange kuststrook, beginnend dicht bij Nazareth tot ver naar het noorden. Cyrenius was verantwoordelijk voor een goede uitvoering van het bevel om beschreven te worden (volkstelling en belastingregristratie). De Syrische stadhouder had toen veel macht.

(juli? van het jaar -5?) Jezus geboren te Bethlehem (Micha 5:1)

Jezus geboren te Bethlehem, in de nabijheid van het paleis van Herodes. Het was er, naar de mens gesproken, niet echt veilig.

Acht dagen na de geboorte vond de besnijdenis plaats (Matth. 5:17).

Na de geboorte van Jezus begon voor Maria een periode van 41 dagen van onreinheid. Zij mocht om die reden niet in de tempel komen.

De herders (Luk. 2:1-20). Zij werden de eerste evangeliepredikers.

-5 (aug/sept) Kort daarna gingen Jozef en Maria naar de tempel te Jeruzalem om overeenkomstig de wet hun eerstgeboren zoon te lossen en voor Maria een reinigingsoffer te brengen. Daar ontmoetten zij Simeon en Anna. (Luk. 2:21-38)

-5 (sept/okt) Spoedig daarna kwamen de wijzen uit het Oosten met het direct gevolg dat Jozef en Maria met hun kind Jezus moesten vluchten naar Egypte. Gevolgd door een moord op jonge kinderen in Bethlehem (Matth. 2:1-18).

-4 (begin april) Herodes overleden te Jericho en begraven in de vesting Herodium (zuidoost van Bethlehem). Kort voor zijn dood liet hij zijn oudste zoon, Antipater, ombrengen.

-4 Zonen van Herodes reisden naar Rome (zoals ook hun vader deed) om het koningschap te vragen. Grote onrust in Israel, omdat het volk niet opnieuw een Herodiaan op de troon wilde hebben. Een afvaardiging vertrok eveneens naar Rome om hun wens met betrekking tot de opvolging van Herodes kenbaar te maken (Luk. 19:12-14). Judas de Galileeër begon een opstand tegen het Romeinse gezag te Sepphoris in de omgeving van Nazareth. Nazareth werd oorlogsgebied. Varus, legaat van Syrië, komt het Romeins gezag herstellen en verslaat het Galilese leger. Ongeveer 2000 gevangenen werden opgehangen aan beide zijden van een karavaanweg. De residentie van Herodus in Sepphoris werd zelfs geplunderd. 2)

Palestina tijdens Jezus' omwandeling
Palestina tijdens Jezus' omwandeling

Toch kregen drie zonen van Herodes het koningschap (Archelaüs, Herodes Antipas en Philippus).

(1) Archelaüs (zoon van Malthake) werd ethnarch ('regeerder van het volk' , het volk noemde hem koning) van Judea, Samaria en Idumea (Edom) tot 6 n. Chr.. Hij stond bekend als wreed.

(2) Herodes Antipas (zoon van Malthake) werd tetrarch ('viervorst', koning van een wat lagere rang) van Galilea en Perea tot 39 na Chr.). Hij leefde met Herodias, de vrouw van zijn halfbroer Herodes Philippus (niet dezelfde als de hieronder genoemde Philippus. Herodus Philippus was een door Herodes de Grote onterfde zoon van Mariamme II). (Luk. 3:19-20; Matth. 14:1-12; Luk. 23:8).

(3) Philippus (zoon van Kleopatra) tetrarch van Iturea en Trachonitis tot 34 n. Chr., bij de bronnen van de Jordaan in het noorden. Hij was gehuwd met Salome, de dochter van Herodias. Hij staat bekend als een goede koning.

Van een vierde 'viervorst' is het niet zeker of hij een zoon van Herodes de Grote was. Hij heette Lysanias. Hij regeerde over het noordelijk gelegen Abilene.

-4/3 Terugkeer van Jozef en Maria met hun kind Jezus uit Egypte. Zij begrepen dat Archelaüs wreedaardig was en vestigden zich daarom niet in Judea, maar in Nazareth (Matth. 2:22-23).

0 ? Het jaar 0 bestaat niet. Na -1 komt het jaar +1.

'na Christus'

6 Annas hogepriester, benoemd door de Romeinen (tot 15). Archelaüs werd afgezet als vorst en verbannen. Judea werd vervolgens een Romeinse provincie en kwam onder direct gezag van Rome, bestuurd door een stadhouder die de Romeinse titel droeg van Procurator. Coponius werd de eerst stadhouder.

8 De twaalfjarige Jezus lerend in de tempel (Luk. 2:41-52). Als twaalfjarige mocht Jezus Zich een 'zoon der wet' noemen. (Het bleek niet mogelijk te zijn om datum en jaar van Jezus' geboorte exact vast te stellen. Aangenomen dat juli van het jaar 5 'voor Christus' de waarheid daarover misschien dicht benadert, gaan we er nu van uit dat in juli van het jaar 8 Jezus 12 jaar werd.)

9 Marcus Ambivius stadhouder van Judea.

11 Tiberius, stiefzoon van Augustus, mederegent van Augustus.

12 Annius Rufus stadhouder van Judea.

13 Tiberius keizer te Rome.

14 Dood van keizer Augustus (19 aug).

15 Afzetting van Annas als hogepriester. Ismaël, zoon van Phiabi hogepriester. Valerius Gratus stadhouder van Judea.

16 Eleazar, zoon van Annas, hogepriester.

17 Simon, zoon van Kamithos, hogepriester

18 Jozef Kajafas hogepriester.

26 (Verwijzend naar de gemaakte opmerking bij het jaar 8 met betrekking tot datum en jaar van Jezus' geboorte, gaan we er van uit dat Jezus in juli van het jaar 26 dertig jaar oud werd.)

26/27 Johannes de Doper

(eind 26, begin 27) Pontius Pilatus vijfde stadhouder van Judea, tot 36. Op 1 okt van het jaar 26 begon het 15e regeringsjaar van keizer Tiberius, gerekend vanaf het jaar 11 (Luk.3:1). Lysanias was viervorst over Abilene. De afgezette hogepriester Annas leefde nog. Tijdens het 15e regeringsjaar van Tiberias kwam het woord Gods tot Johannes, de zoon van Zacharias. Johannes (de Doper) predikte in de omgeving van de Jordaan ( te Beth Abara, tegenover Jericho aan de andere kant van de Jordaan In Perea, het land van Herodes Antipas, dichtbij de Dode Zee) de doop der bekering tot vergeving der zonden (Jes. 40:1-5; Matth. 3:1-12; Luk. 3:1-18). Men denkt dat toen het Sabbathjaar gevierd werd. Later zou Jezus te Nazareth het Jubeljaar aankondigen.

27 Jezus naar de Jordaan (ca januari)

Jezus kwam vanuit Galilea naar de Jordaan om Zich te laten dopen door Johannes (Matth. 3:13-17; Joh. 1:29-34). Hij en Johannes de Doper waren toen ongeveer 30 jaar oud (Luk. 3:23). Jezus was een half jaar jonger. Een prediker mocht in Israël niet jonger dan 30 jaar zijn. De doop geschiedde kort voor het komende Paasfeest (Joh. 2:13).

Jezus in de woestijn

Verzoeking van Jezus in de woestijn (Matth. 4:1-11; Luk. 4:1-13).

(ca februari) Het lijkt of de evangelist Johannes van een bepaalde week enkele gebeurtenissen beschrijft.

(donderdag) Er kwam een afvaardiging van priesters en levieten bij Johannes de Doper. Johannes getuigde toen van Jezus (Joh. 1:19-34).

Jezus weer bij de Jordaan

(vrijdag) De volgende dag zag Johannes de Doper te Beth-Abara Jezus (teruggekeerd uit de woestijn) en zei tegen twee van zijn discipelen 'Ziet, het Lam Gods!'. (Joh. 1:35-37).

(zaterdag, sabbath) De eerste discipelen (Joh. 1:35-51)

Jezus naar Galilea

(zondag, na de sabbath) Op weg naar Galilea. Ontmoeting met Filippus (Joh. 1:44-45).

Tussen de zondag en de woensdag ontmoette Filippus Nathanaël (Joh. 1:46-52).

(woensdag) De bruiloft te Kana (Joh. 2:1-11). Bruiloften werden meestal op woensdag gehouden.

Kana en Nazareth liggen aan de noordkant van de vlakte van Jisreël niet ver van elkaar. Kapernaüm ligt aan noord-west kant van de Zee van Tiberias (Meer van Galilea), wat verderop.

Jezus vertrok naar Kapernaüm (Joh. 2:12). Zijn moeder, broers en discipelen waren er al of zijn meegegaan. Uit Mark. 6:3 blijkt dat (gehuwde?) zusters van Jezus mogelijk in Nazareth woonden. Over Jozef wordt niets meer vernomen en is waarschijnlijk reeds overleden.

27 Jezus te Jeruzalem (ca april tot ca oktober)

Jezus vertrok naar voor Hem het eerste Paschafeest te Jeruzalem en bleef dan tot in november in het gebied Judea (Joh. 3:22).

Hij verdreef de kopers en verkopers uit de tempel (Joh. 2:13-25).

Het gesprek met Nicodemus (Joh. 3:1-21).

Er wordt ons overigens weinig geopenbaard vanuit de Heilige Schrift over hetgeen Jezus in deze tijd te Judea gepredikt en gedaan had. Uiteraard zegt ons het gesprek van Jezus met Nicodemus al veel.

Johannes de Doper was meer naar het noorden gegaan en doopte te Enon bij Salim bij de Jordaan in het zuidelijkste punt van Galilea (evenals Perea het rijk van Herodes Antipas). (Joh. 3:22-24)

Jezus predikte in Judea en gaf Zijn discipelen de opdracht in Zijn Naam te dopen (Joh. 4:2). Dit riep bij enkele discipelen van Johannes vragen op. Johannes de Doper reageerde daarop met een getuigenis (Joh. 3:22-36). Johannes verkreeg in Galilea grote bekendheid.

Jezus naar Galilea (ca oktober)

Jezus vertrok via Samaria naar Galilea. Vier maanden voor de gerste-oogst in ca april (Joh. 4:35).

In Samaria ontmoette Hij een vrouw bij de Jakobsbron (Joh. 4:1-42). Aan haar openbaarde Christus Zich als de beloofde Messias (Joh. 4:25-26).

Twee dagen later was Hij in Galilea (Joh. 4:43).

27 Jezus in Galilea (tot april van het jaar 28)

Herodes bewoonde afwisselend twee burchten. Bij voorkeur verbleef hij lange perioden in zijn burcht te Machaerus, gelegen in de woestijn van Perea, oostelijk van de Dode Zee. De andere burcht lag bij de Zee van Tiberias in Tiberias, in het noorden. Waarschijnlijk was Johannes vanuit Salim weer naar het zuiden gegaan en in contact gekomen met de burcht van Herodes te Machaerus. Herodus hoorde hem graag.

De genezing van de zoon van de koninklijke hoveling (Joh. 4:43-54)

Jezus in de synagoge te Nazareth. De aankondiging van het komende Jubeljaar aan de hand van Jes. 61:1 en Jes. 62:7 (Matth. 13:54-58; Mark. 6:1-6; Luk. 4:14-31). Toen Hij de aanwezige schare er op wees dat Hij de verwachte Messias was, door Wie een Jubeljaar kon worden gevierd, sloeg de eerbiedige stemming om in een bedreigende boosaardigheid. In feite zei Jezus, dat met Hem het Koninkrijk der Hemelen was aangevangen.

De wonderbare visvangst (Matth. 4:17-22; Mark. 1:16-20; Luk. 5:1-11)

Een bezetene genezen in Kapernaüm (Mark. 1:21-28)

ca 28 Genezing van de schoonmoeder van Petrus (Matth. 8:14-15; Luk. 4:38-41)

Genezing van een melaatse (Matth. 8:2-4; Mark. 1:40-45; Luk. 5:12-16)

De geraakte in Kapernaüm (Matth. 9:1-8; Mark. 2:1-12; Luk. 5:17-26)

Mattheus geroepen (Matth. 9:1-13; Mark. 2:13-17; Luk. 5:27-32)

Jezus onderbrak zijn verblijf in Galilea door een bezoek aan Jeruzalem in verband met het komende Paschafeest.

28 (april) Jezus te Jeruzalem

Het (tweede) Paschafeest, door Jezus gevierd te Jeruzalem.

Op dit feest genas Hij een lamme, met als gevolg een discussie over de Sabbath (Joh. 5:1-15).

Hij vertrok na een rede te hebben gehouden voor de farizeeën over 'de Zoon en de Vader' (Joh. 5:16-47). In deze rede vermeldde Hij kernachtig Zijn Heilsboodschap (Joh. 5:24).

Daarna ging Hij weer terug naar Galilea. Hij proefde de dodelijke haat van de farizeeën. Zijn 'ure' was echter nog niet gekomen.

Jezus weer naar Galilea

Nadat Johannes de Doper Herodes had aangeproken over zijn relatie met Heriodias en andere zaken die niet tot Gods eer waren, werd hij gevangen gezet. Het is niet duidelijk wanneer dat was. Opvallend dat ook tijdens zijn gevangenschap Herodes Johannes graag hoorde.

Er volgde een periode van een jaar tot het Paasfeest in het jaar 29. Door het vele werk van onze Heiland werd Hij algemeen bekend. Duizenden gingen Hem volgen. Daarbij kwam ook nog de intense arbeid die Hij aan de dag legde in Galilea, dit jaar.

De farizeeën achtervolgden Jezus met hun dodelijke haat. Ze probeerden Hem in een kwaad daglicht te brengen bij het volk door Hem aan te vallen met betrekking tot de Sabbathsrust.

Opm. (Naast de hierondergenoemde teksten verwijst de Bijbel dikwijls naar overeenkomstige tekstgedeelten bij de andere evangeliën. Deze verwijzingen worden nu veelal achterwege gelaten.)

(tweede Sabbath na Pascha, maar inmiddels dus in Galilea) In het korenveld (Luk. 6:1-5).

(daarna) De genezing in een synagoge (Luk. 6:6-11)

Verkiezing van twaalf apostelen (Luk. 6:12-16). Jezus maakte daarmee het getal van twaalf discipelen vol.

Daarna trok Hij met zijn discipelen en een grote schare achter zich naar de vlakte van Jisreël. Daar hield Hij zijn bekende 'bergrede' (Luk. 6:17-49).

(in Kapernaüm) De hoofdman van honderd vroeg hulp voor zijn zeer zieke knecht (Luk. 7:1-10).

(in Naïn de volgende dag) Een jongeling te Naïn uit de dood opgewekt! (luk. 7:11-17). God heeft Zijn volk bezocht!

Johannes de Doper verviel in grote twijfelmoedigheid omtrent Jezus (Matth. 11:1-19; Luk. 7:18-28). Hij zond een paar discipelen van hem naar Jezus om antwoord op zijn vraag te krijgen. Tegelijk kreeg Jezus te horen dat Johannes de Doper in de gevangenis zat (Matth. 14:1-4; Luk. 3:19-20). Jezus verdedigde Johannes de Doper tegen beschuldiging van ongeloof (Matth. 11:7-19; Luk. 7:24-35).

De maaltijd bij Simon de farizeeër en de zondige vrouw (Luk. 7:36-50)

Drie vrouwen met name genoemd, die Jezus volgden en dienstbaar waren; Maria Magdalena, Johanna en Susanna (Luk. 8:1-3).

(Kapernaüm) 'Een koninkrijk tegen zichzelf verdeeld'. Daarom kan niemand zeggen van Jezus, dat Hij de Heere is, dan door de Heilige Geest en niet door ingeven van de Satan (Luk. 11:14-26).

Het teken van Jona (Luk. 11:29-32).

Maria, de moeder van Jezus en andere fanilieleden, zochten Jezus op, omdat ze bang waren dat Jezus 'zwaar overspannen en buiten zinnen' was geworden. Ze wilden Hem halen en beschermen (Mark. 3:20-21 en 31-35).

(okt/nov ?) Storm op zee met een slapende Jezus aan boord ((Mark. 4:35-41).

Aan land gekomen bij de Gadarenen, ontmoetten zij twee bezetenen, van wie één waarschijnlijk het woord voerde (Matth. 8:28-34; Mark. 5:1-20; Luk. 8:26-39).

ca 29 (Kapernaüm) De bloedvloeiende vrouw en het dochtertje van Jaïrus (Mark.5:21-43)

(Nazareth) Jezus komt in Zijn vaderland, Nazareth, maar is daar niet welkom, hoe pijnlijk! (Mark. 6:1-6).

De discipelen werden daarna door Jezus uitgezonden (Matth. 10, Mark. 6:7-13).

Jezus vernam dat Johannes de Doper is gedood. Het nieuws dat Jezus alom bekend werd, bereikte nu ook het paleis van Herodes (Markus 6:14-29).

De apostelen komen terug bij Jezus (Luk. 9:10-11).

Vooral vanwege het verdrietig bericht over Johannes, wilde Jezus een rustige plaats opzoeken met hen en wilde daarom overvaren naar de oever aan de overzijde. Ze werden gezien bij het vertrek en aan de overkant van het meer opgewacht door een grote menigte (Mark. 6:30-34).

Een wonderbare spijziging (Mark. 6:35-44).

Jezus wilde op een stille plek op een heuvel alleen zijn, om te bidden. Zijn discipelen gingen in hun boot het water op en werden overvallen door een hevige stormwind. Dit was voor hen niet de eerste keer, echter, zij hadden nu Jezus niet aan boord (Mark. 6:45-56).

(te Kapernaüm) Het volk geloofde in de komst van de Messias. Algemeen waren de verwachtingen ongekend hoog gestemd. Nu Jezus zulke onmogelijk geachte dingen deed, werd Hij gezien als de Grote Verlosser, Die het koninkrijk van David weer zal oprichten. Jezus was in hun ogen Degeen die Zich zal wreken over de dood van Johannes de Doper en de Romeinen zal verjagen. Er was onder hen in het geheel geen plaats voor een lijdende Borg (Joh. 6:40). Vooral na een preek van Jezus in de synagoge te Kapernaüm, werd duidelijk dat Jezus niet aan hun hoog gespannen verwachtingen zou voldoen (Joh. 6:22-66). Velen hebben toen Jezus de rug toegekeerd.

Belijdenis van Petrus (Joh. 6:66:71; Matth.16:13-20).

Twistgesprek met de farizeeën en schriftgeleerden (Matth. 15:1-20).

29 (april) Het voor Jezus derde Paasfeest, werd door Jezus gehouden in Galilea.

(vertrek van Jezus in de richting van Tyrus en Sidon, naar de kust) De kananese vrouw (Matth. 15:21-28)

Jezus weer terug naar het Meer van Galilea

(ca mei tot oktober) Jezus in Dekapolis en Iturea

Jezus vertrok naar het omliggende land van Galilea (Decapolis, Iturea met Caecarea Filippi).

Het uur van Jezus' dood, was nog niet gekomen. Uit alles blijkt dat Jezus de loop der ontwikkeling daar naar toe Zelf in de hand had. Judea werd voor Hem te gevaarlijk. De farizeeën hadden veel kwaad gerucht over Hem verspreid bij de stadhouder. Ook Herodes zocht de dood van Jezus. Jezus trok nu naar het gebied oostelijk van het Meer van Galilea (Zee van Tiberias), buiten bereik van Herodes en Pilatus. Over Dekapolis en Iturea (aan de oostkant van het Meer van Galilea) was Philippus vorst.

Daar aangekomen genas Jezus een doofstomme (Mark. 7:31-37; Matth. 15:29-31)

Massaal kwam de bevolking naar Jezus. Velen werden genezen. Het volk verheerlijkte de God Israëls (Matth. 15:31).

Een tweede wonderbare spijziging (Matth. 15:29-39; Mark. 8:1-9).

(even in Galilea) Jezus vertrok daarna naar de overkant van het meer en kwam in Magdala, de woonplaats van Maria Magdalena.

Hij kwam al spoedig in aanraking met Farizeeën en Sadduceeën, die Hem om een teken vroegen. Hij wees hen op het teken van Jona (Matth. 16:1-12).

(weer in Iturea) In Bethsaïda genas Jezus een blinde (Mark. 8:22-26).

(Op de weg die naar Caesarea Filippi liep) Onderweg vroeg Hij aan zijn discipelen wat de mensen van Hem dachten. De belijdenis van Petrus. (Matth. 16:13-20; Mark. 8:27-30)

Jezus sprak (onderweg naar Caesarea Filippi) voor het eerst duidelijk over Zijn aanstaand lijden (Matth. 16:21; Mark. 8:31). Het was nog een lang stuk te gaan richting het noorden naar Caesarea Philippi. Zover is Jezus met Zijn discipelen waarschijnlijk niet gegaan.

(6 dagen daarna) De verheerlijking op de berg (Matth. 17:1-13; Mark. 9:2-13; Luk. 9:28-36).

De maanzieke jongen (Luk. 9:37:42).

Opnieuw sprak Jezus over Zijn komend lijden. (Luk. 9:43-45).

Opnieuw kort in Galilea

Twistgesprek over wie de meeste is (Luk. 9:46-48).

Een onbekende wierp in Jezus' naam duivelen uit (Luk. 9:49-50).

Jezus werd door zijn broeders aangespoord vroegtijdig naar Jeruzalem te gaan in verband met het aanstaande loofhuttenfeest in oktober (Joh. 7:1-9).

In december zou het feest van de vernieuwing van de tempel zijn (Joh. 10:22).

(september/oktober) Jezus naar Jeruzalem

Jezus trekt door Samaria

Daar werd Hij niet herkend als de Jezus die door velen bij Zijn vorig bezoek werd geloofd. Men dacht nu dat Hij een gewone Israëliet was op weg naar Jeruzalem. Ze hadden een afkeer van Joden. Jezus had zeventig volgelingen van Hem heengezonden om te prediken. Deze volgelingen werden niet ontvangen (Luk. 9:51-56).

Jezus zond even later opnieuw zeventig volgelingen uit (Luk. 10:1-20).

Bij het wegzenden van hen vervloekte Jezus de steden van Galilea (Matth. 11:20-24; Luk. 10:13-16).

De zeventig volgelingen keerden met blijdschap terug. Jezus gevoelde dat de evangelieboodschap de boze zal overwinnen. Hij zag namelijk de satan als een bliksem uit de hemel vallen en ziet de blijde boodschap van zijn discipelen als een gevolg daarvan. Hij verheugde zich (Luk. 10:17-24).

(oktober tot december) Jezus in Jeruzalem

(oktober) Het loofhuttenfeest begon volgens Flavius Josephus in Jeruzalem met een opstand tegen de Romeinse overheersing. Deze opstand werd door Pontius Pilatus met geweld en vele doden beëindigd. De rebellen waren vooral afkomstig uit Galilea. Het moet daardoor zeer onrustig zijn geweest daar in Jeruzalem (Luk. 13:1-5). 1) Het feest duurde 7 dagen. Waarschijnlijk openbaarde Jezus Zich voornamelijk aan het eind van het feest (Joh. 7:37; Joh. 7:10-53). Omdat Jezus niet de raad van zijn broers opvolgde en later verscheen, kon Hij niet beschuldigd worden van betrokkenheid bij het oproer. De voor- en vooral vele tegenstanders voerden heftige discussies over Jezus. Nicodemus maande de tegenstanders tot voorzichtigheid in hun oordeel en maakte zich 'verdacht' (Joh. 7:47-53).

Na het feest wilden farizeeën Jezus verzoeken door Hem te verleiden tot een uitspraak die aanleiding zou moeten geven tot beschuldiging van wetsovertreding. Zij gebruikten daarvoor een overspelige vrouw (Joh. 8:1-11).

Jezus sprak een menigte toe (Joh. 8:12-29).

Een blindgeborene genezen (Joh. 9).

Kort na het Loofhuttenfeest kwam het feest van de Tempelwijding (Joh. 10:22-42).

Jezus aan huis bij Martha en Maria. Ze woonden dicht bij Jeruzalem en de Olijfberg (Luk. 10:38-42).

29/30 (december 29/ januari 30 ?) Naar Perea

Jezus ging naar Bethabara over de Jordaan, de plaats waar Johannes de Doper predikte en doopte (Joh. 10:40-42).

Een van de discipelen vroeg Jezus hoe te bidden. Jezus gaf als voorbeeld het 'Onze Vader'. Dit had Hij ook eenmaal eerder gedaan.(Luk. 11:1-4).

Twee keer werd Jezus genodigd tot de maaltijd bij een farizeeër (Luk. 11:37-54; Luk. 14:1-14).

Te Bethabara genas Jezus een 'samengebogen' vrouw (Luk. 13:10-17).

Jezus kreeg bericht dat Lazarus ziek was (Joh. 11)

In Judea

(januari of februari) In Bethanië. De opwekking van Lazarus (Joh. 11)

De farizeeën besloten tot Jezus' dood (Joh. 11:47-57).

in het land van Efraïm (februari, maart)

Het land van Efraïm ligt in het noorden van Judea, dicht bij Samaria. Daar verbleef Jezus korte tijd.

(maart) Tot dicht bij Galilea

Al trekkend naar het noorden tot dicht bij Galilea ontmoette Hij tien melaatsen (Luk. 17:11-19).

30 Jezus naar Jeruzalem.

Dit in verband met het aanstaande Paasfeest

Hij maakte de vrij lange reis naar Jeruzalem door het gebied oostelijk van de Jordaan, om bij Bethabara de Jordaan over te steken naar Jericho en Jeruzalem.

Onder de vele anderen, die eveneens naar het Paasfeest te Jeruzalem gingen, liepen ook farizeeën. Onderweg wilden zij Jezus in een val lokken met de vraag of het geoorloofd is een vrouw een scheidbrief te geven om welke reden dan ook (Matth. 19:2-12).

Jezus zegende de kinderen en daarmee tevens het moederschap (Matth. 19:13-15).

De rijke jongeling (Matth. 19:16-30).

Jezus kondigde opnieuw zijn lijden aan (Matth. 20:17-19).

De moeder (Salomé) van Jakobus en Johannes (Matth. 20:20-28).

In Jeruzalem en omgeving

De laatste week

donderdag

Aankomst te Jericho. Overnachting bij Zacheüs, de tollenaar (Luk. 19:1-10).

vrijdag

(toen zij Jericho verlieten) De twee blinden (Matth.20:29-34).

Zes dagen voor het Pascha in Bethanië bij Martha, Maria en Lazarus (Joh. 12:1-11).

zaterdag

Bij hen had Jezus de Sabbath doorgebracht.

zondag

Jezus trok naar Jeruzalem (Luk. 19:28). De intocht (Matth. 21:1-11; Mark. 11:1-11; Luk. 19:29-44; Joh. 12:12-19). Jezus ging weer terug naar Bethanië.

maandag

De vijgeboom verdord (Matth. 21:18-22; Mark. 11:13-14 en 20-26).

De tempelreiniging (Matth. 21:12-17; Joh.2:13-25).

dinsdag

Belasting betalen? (Matth. 22:15-22)

De opstanding (Matth. 22:23-33).

Het grote gebod (Matth. 22:34-40).

De Zoon van David (Matth. 22:41-46)

Jezus' oordeel over de farizeeën en schriftgeleerden (Matth. 23).

De Grieken kwamen met een vraag naar Filippus (Joh.12:20-36).

De wederkomst (Matth. 24; Mark. 13; Luk. 21:5-36).

woensdag

(in Bethanië) Jezus voorzegt Zijn discipelen dat Hij na twee dagen overgeleverd en gekruisigd zal worden (Matth. 26:1-5).

De maaltijd bij Simon de farizeeër, de zalving door Maria en het verraad van Judas (Matth. 26:6-16; Mark. 14:1-11;).

donderdag

De eerste dag der ongehevelde (ongezuurde) broden (Matth. 26:17).

Het laatste Pascha van Jezus met Zijn discipelen, gehouden op een geheime plaats (Mark. 14:12-16).

De maaltijd. De voetwassing. Tijdens de maaltijd werd Judas aangewezen als de verrader. De instelling van het Heilig Avondmaal (Matth. 26:17-35; Mark. 14:1-31; Luk. 22:7-38: Joh.13).

Wat Jezus zei tegen zijn discipelen tijdens de paasmaaltijd (Joh. 14, 15 en 16).

Het hogepriesterlijk gebed (Joh.17).

de nacht van donderdag op vrijdag

In Gethsémané en gevangenneming van Jezus. Dit alles gebeurde in stilte. De farizeeën hoopten op een stevige rel, zodat zij Jezus bij de Romeinse overheid konden beschuldigen van oproer (Matth. 26:31-75; Mark.14:27-50; Luk. 22:31-62; Joh.18:1-11).

De jongeling. Markus? (Mark. 14:51-52)

vrijdag heel vroeg in de morgen

Jezus werd geleid naar het huis van Annas. Van het vooronderzoek kwam niets terecht, omdat Jezus niet antwoordde op de gestelde vragen (Joh. 18:13 en 18:19-23).

Jezus voor het Sanhedrin (Matth. 26:57-68; Mark. 14:53-65; Luk. 22:63-71).

Verloochening van Petrus (waarschijnlijk tijdens het verhoor door het Sanhedrin) (Matth.26:69-75).

Om vervolgens het vonnis te bekrachtigen, werd een korte tweede zitting gehouden (Matth. 27:1; Mark. 15:1; Luk. 22:66).

Vervolgens op deze vrijdag 7 april van het jaar 30

Jezus voor Pilatus (Matth. 27:11-14; Mark. 15:1-5; Luk. 23:1-6; Joh.18:28-38).

Jezus voor Herodes (Luk. 23:7-11).

Jezus weer voor Pilatus (Matth. 27:15-32; Mark.15:6-20; Luk. 23:13-25; Joh.18:39-40; Joh.19:1-16).

Jezus' kruisiging en begrafenis (Matth. 27:27-60; Mark.15:16-47; Luk. 23:26-56; Joh.19:17-42).

(Waartoe al dit lijden van onze Heer en Heiland, Jezus Christus, nodig was? Door zijn lijden is verlossing van eeuwige straf voor een doemwaardige zondaar mogelijk geworden, door het geloof in Hem, Zijn opstanding en Zijn wederkomst. Het formulier om het Heilig Avondmaal te houden zegt ons dat de toor n van God tegen de zonde zo groot is, dat Hij die (eer Hij ze ongestraft liet blijven) aan Zijn lieve Zoon Jezus Christus met de bittere en smadelijke dood van het kruis gestraft heeft.)

zondag, drie dagdelen van twaalf uur na het overlijden van Jezus – Zijn opstanding

Bronnen:

1) Dr. J.H. Bavinck 'Geschiedenis der Godsopenbaring (Het Nieuwe Testament)' (Kampen 1955)

2) Gerhard Kroll 'Auf den Spuren Jesu' (Leipzig 1970)

3) Paul Lawrence 'De Wereld van de Bijbel' (Kampen 2007)