Johannes de Klerck

Uit Christipedia

Johannes de Klerck (ook geschreven Klerk) was een wolkammer die in 1525 in de Franse stad Metz ter dood werd veroordeeld en op gruwelijke wijze omgebracht, omdat hij aldaar beelden die door het volk op afgodische wijze werden vereerd, had verbroken.

Johannes de Klerck werd geboren te Melden, in Oost-Vlaanderen. In 1513 werd hij in die stad gevangen genomen, omdat hij aan de deuren van de grote kerk aldaar enige artikelen aangeslagen had tegen de gezonden aflaatbrieven van de paus, waarin hij schreef dat de paus de antichrist was. Hierom werd het volgende vonnis over hem uitgesproken, namelijk, dat hij gedurende driedagen, op zekere tijden, met roeden zou gegeseld, en hem een schandteken aan het voorhoofd zou ingebrand worden.

Toen zijn moeder, die een oprechte en christelijke vrouw was — maar een man had die de waarheid haatte —, zag dat haar zoon gegeseld en gebrandmerkt was, bemoedigde zij hem, en riep op luide toon: “Zo moet Christus met zijn merktekens in u leven.”

Daarna reisde Johannes, gestraft en gebrandmerkt, naar Rosoay, in Brie, en vandaar naar Metz, in Lotharingen, waar hij enige tijd woonde, en zich met zijn ambacht het wolkammen bezig hield.

Op zekere avond voor de dag waarop men, even buiten de vesting van de stad, aan enige beelden in een kapel grote eer zou bewijzen, kwam Johannes, met een goddelijke ijver - zoals de uitkomst leerde - ontstoken, aan de plaats waar de volgende dag de beelden zouden worden aangebeden, en sloeg die aan stukken.

Toen nu de hogere 'geestelijken', priesters en monniken het volk met grote pracht en in processie daarheen leidden, en ontdekten dat hun beelden geschonden en verbroken waren, bewogen zij de gehele stad, om de dader van dit feit te zoeken, die dan ook zeer spoedig werd gevonden.

Behalve dat men reeds vermoeden op Johannes had, hadden sommigen hem in de vroege morgen de stad zien ingaan. Hij werd daarom gevangen genomen, beleed zijn daad terstond, en gaf voor het gehele volk de reden op waarom hij dat gedaan had.

Het volk ontstak daarover dermate in gramschap en woede jegens hem, dat men terstond verlangde, dat men hem een gruwelijke dood zou aandoen. Nadat hij de zuivere leer van de Zoon Gods, Jezus Christus, voor de rechters en het volk met kloekmoedigheid had beleden, werd zijn vonnis geveld. Daarop werd hij naar de plaats, Champasselle genaamd, gevoerd, waar hij zijn straf ontvangen zou.

Men liet hem een zeer wrede dood ondergaan. De beul hakte hem eerst de rechterhand af, daarna werd hem de neus met scherpe tangen afgeknepen, zo ook de armen, de borsten afgesneden, en van zijn hoofd cirkelsgewijze de huid afgestroopt en met vuur verschroeid. Bij dit wrede schouwspel was niemand tegenwoordig, die zich niet ten hoogste hierover ontzette, voornamelijk toen zij de onoverwinnelijke standvastigheid zagen, waarmee God Zijn dienaar versterkte, die onder de grootste en zwaarste pijnigingen de volgende woorden uit de Psalm 115:4v. op de lippen nam en uitsprak: ''Hun afgoden zijn zilver en goud, het werk van mensenhanden" enz.

Het leven, dat in dit ellendig lichaam nog over was, werd daarna spoedig door het vuur verteerd. Dit gebeurde op 29 juli in het jaar van onze Heer 1525.

Bron

Adrianus Haemstedius, Historie der martelaren; Die, om de getuigenis der evangelische waarheid, hun bloed gestort hebben, van Christus onze Zaligmaker af tot het jaar 1655 (Amsterdam: 1671. Herziene druk 1881), blz. 108-109. Tekst hiervan is, gebruik makend van de tekst op http://www.dewoesteweg.nl/kerkgeschiedenis/johannes-de-klerck-op-wrede-wijze-gemarteld-2/, onder wijziging verwerkt op 29 okt. 2023.