k
→Joz. 9:12
k (→Joz. 9:17) |
k (→Joz. 9:12) |
||
Regel 44:
Joz 9:12 Dit ons brood hebben wij warm tot onzen teerkost uit onze huizen genomen, ten dage, toen wij uittogen om tot ulieden te reizen; maar ziet, nu is het droog, en het is beschimmeld; Joz 9:13 En deze lederen wijnzakken, die wij gevuld hebben, waren nieuw, maar ziet, zij zijn gescheurd; en deze onze klederen, en onze schoenen zijn oud geworden, vanwege deze zeer lange reis. (SV)
De woordenstroom is ten einde en de laatste geste — de laatste; eerst moeten de woorden hun invloed hebben geoefend, dan eerst komen de „bewijzen" van hun lange reis! — is een wijzen op de versleten kleren en sandalen, op de gescheurde wijnzakken en op het uitgedroogde, kruimelige brood. Die bewijzen toch wel de waarheid van hun woord: „uit een zéér ver land zijn uw knechten gekomen". Daarbij rekenen ze erop, dat deze bewijzen, gesteund door hun woordenstroom, Jozua en de zijnen zullen doen vergeten, dat de eerste helft van de vraag (vers 8) onbeantwoord is gebleven. De mannen hebben niet gezegd wie ze toch eigenlijk wel zijn. Het onmiddellijk bij hun aankomst opgeworpen bezwaar: „Misschien woont u dicht bij ons; hoe kan ik dan een verbond met U sluiten?" had dus door Jozua en de zijnen onverzwakt moeten zijn gehandhaafd. In ieder geval hadden ze de Heere moeten vragen wat ze in dezen hadden te doen. Maar daarvoor hebben de woorden van die vreemdelingen een te diepe indruk op hen gemaakt. Daarvoor heeft de lof, hun God toegezwaaid, te veel hun nationale trots gevleid. Daarvoor is in hun denken aan politieke en militaire overwegingen een te grote plaats ingeruimd.
[[Bestand:Gibeonieten bij Jozua.jpg|geen|miniatuur|1024x1024px|''Joz 9:12 Dit brood van ons hebben wij warm als voedsel voor onderweg uit onze huizen meegenomen op de dag dat wij vertrokken om naar u toe te gaan. Maar zie, nu is het droog en kruimelig. (HSV)'']]
== Joz. 9:14 ==
|