Judas Iskariot
Judas Iskariot (overleden circa 29-33) was een van Jezus' twaalf leerlingen en degene die Jezus heeft overgeleverd aan de Joodse autoriteiten, waarna Jezus veroordeeld en gekruisigd werd.
Judas Iskariot moet onderscheiden worden van Judas zoon van Jakobus (Handelingen 1:13).
Naam. De naam 'Judas' is de Griekse benaming voor de Hebreeuwse naam 'Juda' of 'Jehuda(h)'. In het Hebreeuws is zijn naam: יהודה איש־קריות , Yəhûḏāh ʾΚ-qəriyyôt. ‘Iskariot’ betekent ‘man van Kariot (Keriot)’. Kariot (Keriot) is een plaatsje in de buurt van Hebron in het zuiden van Judea. Waarschijnlijk wordt met de naam ‘Iskariot’ aangeduid dat Judas uit Kariot (Keriot) afkomstig was.
Zijn vader. Judas was een zoon van Simon. "... Judas Iskariot, de zoon van Simon..." (Joh. 6:71).
Uit Judea. Van de twaalf apostelen was Judas de enige uit Judea: de overige elf kwamen evenals Jezus uit Galilea, zij het dat Jezus te Bethlehem Judea geboren is en in Galilea is opgegroeid.
Kasbeheerder en gelddief. Van de Twaalf was aan Judas het beheer toevertrouwd over de geldmiddelen (kas) van het gezelschap, van welk vertrouwen hij echter misbruik maakte. Uit de kas nam hij geregeld inkomsten weg (Johannes 12:6). Hij was dus een dief. Zijn geldgierigheid bracht hem tot oneerlijkheid, en werd eindelijk een van de oorzaken, die hem het schandelijkst verraad deden plegen.
Overlevering van Jezus. Op zeker ogenblik besloot hij Jezus over te leveren aan de Joodse autoriteiten. Jezus wist te voren wat Judas zou doen.
Joh 6:70 Jezus antwoordde hun: Heb Ik niet u, de twaalf uitverkoren? En een van u is een duivel. Joh 6:71 Hij nu sprak van Judas Iskariot, de zoon van Simon; want die zou Hem overleveren, een van de twaalf. (TELOS)
De woorden 'een van u is een duivel' duiden Judas bedekt aan.
Met de overpriesters en de hoofdlieden van de tempel in Jeruzalem kwam Judas overeen om Jezus aan hen over te leveren en daarvoor een gelegenheid te zoeken die zo min mogelijk ophef zou veroorzaken. Hij wees de Joodse overheden de plaats aan, waar Jezus zich gewoonlijk ophield, en bood in het gevangen nemen van zijn Heer de behulpzame hand.
Voor zijn ‘dienst’ zou hij een beloning van dertig sikkels of 'zilverlingen' krijgen, het bedrag dat een slaaf in die tijd opbracht en evenveel als een eenvoudige arbeider in vier maanden verdiende. Deze dingen maakten Judas onrein.
Joh 13:10 ... En u bent rein, maar niet allen. Joh 13:11 Want Hij wist wie Hem zou overleveren; daarom zei Hij: U bent niet allen rein. (Telos)
Mr 7:21 Want van binnen uit het hart van de mensen gaan naar buiten de kwade overleggingen, hoererijen, Mr 7:22 diefstallen, moorden, overspel, hebzucht, boosheden, bedrog, losbandigheid, een boos oog, lastering, hoogmoed, onverstand; Mr 7:23 al deze boze dingen komen van binnen uit voort en verontreinigen de mens. (Telos)
De gelegenheid voor het verraad kwam de nacht voor Pesach (Pascha). Tijdens de avondmaaltijd met de leerlingen, 'het laatste avondmaal' genoemd, had Jezus gezegd: "één van u zal Mij verraden". Daarna voer de satan in Judas. En Jezus spoorde Judas aan te doen wat hij van plan was te doen.
Joh 13:27 En na het stuk brood, toen voer de satan in hem. Jezus dan zei tot hem: Wat je doet, doe dat snel. Joh 13:28 Maar niemand van hen die aanlagen, wist waartoe Hij hem dit zei. Joh 13:29 Want sommigen meenden, omdat Judas de beurs had, dat Jezus tot hem zei: Koop wat wij nodig hebben voor het feest; of dat hij iets aan de armen moest geven. Joh 13:30 Nadat hij dan het stuk brood had genomen, ging hij terstond naar buiten. En het was nacht. (TELOS)
Judas vertrok om zijn snode plan uit te voeren. Nadat Judas van de maaltijd vertrokken was, had Jezus onder meer tot Zijn Vader gezegd:
Joh 17:12 Toen Ik bij hen was, bewaarde Ik hen in uw naam. Hen die U Mij hebt gegeven, heb Ik bewaakt en niemand van hen is verloren gegaan dan de zoon van het verderf, opdat de Schrift vervuld werd. (TELOS)
Na de maaltijd ging Jezus met zijn leerlingen naar buiten. Hij nam Petrus, Johannes en Jacobus mee naar een plek op de Olijfberg om daar te bidden. Nadat Jezus ernstig gebeden had, vertelde hij de drie leerlingen dat hij nabij was die Hem zou overleveren. Daarop verscheen een grote menigte met Judas, die Jezus ter begroeting kuste, waarna gewapende lieden Hem arresteerden. Dit leidde uiteindelijk tot Jezus' kruisiging.
Mt 26:46 Staat op, laten wij gaan; zie, hij die Mij overlevert is nabij. Mt 26:47 En terwijl Hij nog sprak, zie Judas, een van de twaalf, kwam en met hem een grote menigte met zwaarden en stokken, van de overpriesters en oudsten van het volk vandaan. Mt 26:48 Nu had hij die Hem overleverde, hun een teken gegeven en gezegd: Die ik zal kussen, Die is het; grijpt Hem! Mt 26:49 En terstond ging hij naar Jezus toe en zei: Gegroet, Rabbi! En hij kuste Hem innig. Mt 26:50 Jezus echter zei tot hem: Vriend, waarvoor ben je hier? Toen gingen zij naar Hem toe, sloegen de handen aan Jezus en grepen Hem. (TELOS)
Opvallend is dat Jezus hem aanspreekt met 'vriend' en naar zijn beweegreden vroeg. De Heer sprak tot het hart en geweten van zijn verloren leerling. God wil niet dat iemand verloren gaat (2 Petr. 3:9).
Spijt. Nadat Jezus was veroordeeld kreeg Judas grote spijt over zijn daad.
Mt 27:3 Toen kreeg Judas, die Hem had overgeleverd, berouw, toen hij zag dat Hij was veroordeeld, en bracht de dertig zilverlingen aan de overpriesters en oudsten terug Mt 27:4 en zei: Ik heb gezondigd door onschuldig bloed over te leveren! Zij echter zeiden: Wat gaat ons dat aan? Dat is uw zaak. Mt 27:5 En na de zilverlingen in het tempelhuis geworpen te hebben vertrok hij en ging weg en hing zich op. Mt 27:6 De overpriesters nu namen de zilverlingen en zeiden: Het is niet geoorloofd ze in de offerkist te werpen, omdat het bloedgeld is. Mt 27:7 Nadat zij nu hadden beraadslaagd, kochten zij daarmee de akker van de pottenbakker als een begraafplaats voor de vreemdelingen. Mt 27:8 Daarom wordt die akker bloedakker genoemd, tot op heden. Mt 27:9 Toen is vervuld wat gesproken is door de profeet Jeremia, die zei: ‘En zij namen de dertig zilverlingen, de waarde van de Gewaardeerde, waarop die van de zonen Israels Hem gewaardeerd hadden, Mt 27:10 en gaven die voor de akker van de pottenbakker, zoals de Heer mij had opgedragen’. (TELOS)
De bloedige wending, welke de zaak nam, deed Judas vertwijfelen. In de hevigste wanhoop ging hij met het bloedgeld naar de hoofden van het volk, om Jezus te rechtvaardigen en de gewonnen prijs terug te geven. Het was te laat. Zijn berouw wekte slechts spot. Toen sloeg de verrader de hand aan eigen leven. Hij had een vreselijk uiteinde. De koord, waarmede hij zich poogde te verwurgen, brak, zodat hij voorover op de scherpe punt van een rots neerviel en zijn ingewanden werden uitgestort.
Bloedakker. De overpriesters wilden het 'bloedgeld' niet in de offerkist doen omdat de joodse wet dat verbood en gebruikten het daarom om een akker te kopen die zou dienen als begraafplaats voor vreemdelingen (Matteüs 27:7). De akker werd al gauw 'Akeldama' ('bloedgrond' of 'bloedakker') genoemd, omdat deze betaald was van 'bloedgeld'.
Plaatsvervanger. De opengevallen plaats van Judas werd ingevuld door Mattias, die door loting werd aangewezen als plaatsvervanger (Hand. 1:15-26).
Nederlandse uitdrukkingen. Om zijn verraad en overlevering wordt zijn naam vaak gebruikt in uitdrukkingen die verraad aanduiden zoals 'een judas' of 'judaskus'.
Judas' beweegredenen
Dat geldgierigheid de enige drijfveer tot zijn snode handelwijze geweest is, is niet waarschijnlijk. Het is denkbaar dat Judas ook een politiek motief had. Het land van Israël was door de Romeinen ingelijfd als een van de oostelijke provincies van het Romeinse Rijk en velen verwachtten vurig de komst van de beloofde Messias, die hen, zoals ze hoopten, van de overheersing en onderdrukking zou bevrijden. Mogelijk was Judas in dit opzicht teleurgesteld in Jezus en werd het hem steeds duidelijker dat de Meester niet de militante messiaanse verzetsheld en toekomstige koning was waar velen in het begin op hoopten. Misschien meende Judas dat Jezus zijn mogelijkheden verkwanselde.
Misschien meende hij, dat Jezus, in het nauw gebracht, zonder langer te aarzelen, openlijk als Messias en koning der Joden zou optreden, zodat dan ook voor Judas wel een winstgevende betrekking te vinden zou zijn.
Tevens is het mogelijk, dat hij te Bethanië, ten huize van Simon de melaatse, zo diep in zijn eigenliefde gekwetst werd, dat hij op wraak bedacht was.
Of misschien wilde hij zich uit de apostelkring verwijderen, en door Jezus over te leveren elke terugtred en elke poging tot verzoening onmogelijk maken, terwijl hij oordeelde, dat Jezus zich door een wonder wel verlossen kon.
Hoe dit ook zij, bij alles speelden geldzucht en de ingeving van satan een belangrijke rol.
Bronnen
Art. Judas Iskariot, Wikipedia.nl. Tekst hiervan is op 7 okt. 2013 verwerkt.
P.J. Gouda Quint, Woordenboek des Bijbels, inzonderheid ten gebruike bij de Statenvertaling. Haarlem: De erven F. Bohn, 1866. Tekst van het lemma ‘Judas’, punt 4, is op 7 okt. 2013 verwerkt.