Kerkgeschiedenis der middeleeuwen: verschil tussen versies

k
Regel 42:
 
'''De Paulicianen.''' Evenals in het vorige tijdperk van de kerkgeschiedenis, zo openbaarde zich ook nu, en wel in de Oosterse kerk, de oude heidense invloed van het Gnosticisme, namelijk in de sekte van de Paulicianen. Deze leerden, evenals de Gnostieken, dat tegen­ over de goede God, de hemelse Vader, de demiurg of wereldschepper stond. Alleen wat geestelijk was, was goed, al het stoffelijke was zondig. Het Oude Testament werd als werk van de demiurg verworpen. Jezus' vleeswording werd natuurlijk geloochend. Later zijn de Paulicianen naar het zwaard gaan grijpen. Basilius, de Macedoniër, versloeg ze in 871. De sekte bleef echter in stilte voortbestaan.
 
'''Schisma van 1054.''' De verhouding tussen de Oosterse en Westerse kerk, reeds lang ongewenst, werd in de 11e eeuw zo ge­spannen, dat het in 1054 tot een gehele scheiding kwam tussen de Oosterse of Grieks-Katholieke kerk en de Westerse of Rooms-Katholieke kerk.
 
Er waren verschillende oorzaken voor deze scheiding:
 
* de ''volksaard'' in het Oosten en Westen was verschillend;
* de ''taal'' was verschillend (Grieks en Latijn);
* de ''naijver'' tussen het Oosten en Westen was groot;
* en tenslotte was er verschil op sommige punten van de leer, voornamelijk over de uitgang van de Heilige Geest. De Oostersen leerden, dat de Heilige Geest alleen uitgaat van de Vader en niet van de Zoon.
 
Na een langdurige strijd legden pauselijke legaten op 16 juli 1054 een excommunicatie-geschrift neer op het altaar van de Sophiakerk te Constantinopel. De patriarchen van Con­stantinopel met die van Alexandrië, Antiochië en Jeruzalem beantwoordden de excommunicatie.
 
'''Bisschoppen.''' Oorspronkelijk waren in de Christelijke Kerk alle opzieners ('bisschoppen') gelijk, doch langzamerhand werd aan de bisschoppen van de metropolen of moedersteden (Jeruzalem, Antiochië, Alexandrië, Rome en Constantinopel) een hoger gezag toegekend, totdat later de bisschoppen van Rome en Constantinopel elkaar het oppergezag over de Kerk betwistten.
Regel 72 ⟶ 61:
De bisschoppen, wier taak was om Gods Woord te onderzoeken en te onderwijzen, waren door eer­zucht dermate verblind, en beijverden zich zo zeer om wereldlijke eer en heerlijkheid te verkrijgen, dat de geestelijke belangen door hen niet geacht werden, want zij legden er zich meer op toe hun rijk, dan dat van Christus uit te breiden. Daardoor schoot het verderfelijk onkruid op, terwijl zij zich aan zorgeloosheid overgaven.
 
Omstreeks het jaar 1020, toen aan deze grove vleselijke tegenwoor­digheid in het Avondmaal bijna door ieder geloofd werd, zodat men meende, dat het brood en de wijn in het sacrament veranderden in het lichaam en bloed van Christus, was er in Frankrijk zekere Berengarius, die het tegendeel leerde en daartegen schreef. Door de tirannie en het geweld van de paus echter, werd hij gedwongen zijn standpunt te herroepen, terwijl Berengarius zich later zeer be­klaagde, dat hij, door vrees en zwakheid, de waar­heid verzaakt had.<ref>Adrianus Haemstedius, ''Historie der martelaren''; Die, om de getuigenis der evangelische waarheid, hun bloed gestort hebben van Christus onzen zaligmaker af tot het jaar 1655. (Rotterdam: D. Bolle, 1881) blz. 55-56. Tekst betreffende de avondmaalstrijd is onder wijziging verwerkt op 31 jan. 2021.   </ref>
 
'''Westerse kerk en staatkundige verdeeldheid.''' De kerk in het Westen was wel veel krachtiger dan de kerk in het Oosten, maar zij leed onder de verdeeldheid, die er bestond op staatkundig gebied. De kerk in het Westen was wel zeer uitgebreid. De West-Gothen, die in Spanje woonden, waren voor het Christendom gewonnen. Evenzo de Franken met hun koning Clovis. Deze liet zich in 496 dopen. Ook in Ierland en Schotland was het Christendom al in de 5e eeuw verbreid. Daar ontstond de Iro-Schotse kerk, die van de Katholieke kerk in enkele zaken verschilde (zij stond het huwelijk aan de priesters toe, had een andere wijze van dopen, nl. eenmaal onderdompelen, erkende het oppergezag van den Roomse bisschop niet, enz.) Door de staatkundige verdeeldheid dreigde de eenheid der Westerse kerk verloren te gaan.
Tijdtafel van gebeurtenissen:
 
'''Uitbreiding in het Noorden.''' <u>Bonifatius</u>. De man die krachtig gearbeid heeft om de macht van de paus te bevestigen en daardoor de eenheid der Westerse kerk te behouden, was [[Bonifatius]] (ca. 675-754). Bonifatius was een monnik uit Engeland, die op het vaste land van Europa met ijver het Evangelie gepredikt heeft. Eerst scheen zijn werk vruchteloos. Hij arbeidde in Thüringen en in Friesland naast Willebrord, doch schijnbaar zonder vrucht. Nadat hij voor paus Gregorius II een eed had afgelegd, dat hij altijd in het belang van de Roomse stoel zou arbeiden en nadat Karel Martel hem aanbevelingsbrieven gegeven had, ging hij naar Hessen. Daar begon zijn eigenlijke arbeid. De omverwerping van de donder-eik te Geismar was de profetie van de val van het Heidendom in die streken. In 732 werd hij aartsbisschop van Duitsland. Groot was het aantal heidenen, dat tot het Christendom bekeerd werd. In 754 droeg hij de bisschoppelijke waardigheid over aan een van zijn leerlingen en toen ging hij weer naar de Friezen. In 755 werd hij te Murmerwoude bij Dokkum vermoord.
 
<u>Andere evangelisten.</u> Behalve Bonifatius hebben tal van andere mannen in Nederland en elders in Europa met voorbeeldige ijver het Evangelie gepredikt. Allereerst valt te noemen [[Willebrod|Willebrord]], die ook uit Engeland afkom­stig was. Deze arbeidde lange tijd onder de Friezen. Hij had Utrecht tot hoofdzetel en vandaar uit arbeidde hij tot zelfs op Deens grondgebied. Toen hij in 739 op 81-jarigen leeftijd te Echternach stierf, was de bekering van de Friezen een voldongen feit.
 
In de Zuidelijke Nederlanden werkten Amandus (in 647 bis­schop te Maastricht), Eligius en Levinus. Voorts arbeidden Adelbert en Engelmund in Kennemerland; Warenfried in de Betuwe; Wulfranc in Noord-Holland; [[Lebuïnus]] in Overijsel en [[Ludger]] in Groningen.
 
De eerste poging om onder de Saksers te arbeiden, werd ge­waagd door twee Angelsaksische monniken (7e eeuw), de ''Twee Ewalden'' genaamd, maar deze poging bleef zonder gevolg. De Saksers zijn door Karel de Grote (regeerde 768-814) met het zwaard tot het Christendom gebracht. In Denemarken predikte Ansgar (leefde 801-865), 'de apostel van het Noorden' genoemd.
 
'''De kerk en de Islam.''' Breidde de kerk door al deze arbeid zich in het Noorden uit, in het Zuiden werd haar groei belemmerd door den Islam. Niet alleen de Oosterse kerk ondervond de invloed van de Islam, ook de Westerse kerk ging er onder gebukt. De Mo­hammedanen voerden in Spanje heerschappij, nadat zij de West-Goten verslagen hadden (711). Nu werd de kerk in Spanje evenzeer benauwd als de kerk in het Oosten. Er werd in de kerk veel afval van het geloof gezien, vooral omdat vele jonge­ren de scholen van de Moren bezochten; en van degenen, die ge­trouw bleven, vielen er sommigen als martelaren voor hun geloof. Toen echter de Mohammedanen waagden om verder door te dringen, werden ze door Karel Martel in 782 bij Poitiers geheel verslagen. Door dit feit werd het Christendom in Europa menselijker wijs gesproken gered.
 
'''Schisma van 1054.''' De verhouding tussen de Oosterse en Westerse kerk, reeds lang ongewenst, werd in de 11e eeuw zo ge­spannen, dat het in 1054 tot een gehele scheiding kwam tussen de Oosterse of Grieks-Katholieke kerk en de Westerse of Rooms-Katholieke kerk.
 
Er waren verschillende oorzaken voor deze scheiding:
 
* de ''volksaard'' in het Oosten en Westen was verschillend;
* de ''taal'' was verschillend (Grieks en Latijn);
* de ''naijver'' tussen het Oosten en Westen was groot;
* en tenslotte was er verschil op sommige punten van de leer, voornamelijk over de uitgang van de Heilige Geest. De Oostersen leerden, dat de Heilige Geest alleen uitgaat van de Vader en niet van de Zoon.
 
Na een langdurige strijd legden pauselijke legaten op 16 juli 1054 een excommunicatie-geschrift neer op het altaar van de Sophiakerk te Constantinopel. De patriarchen van Con­stantinopel met die van Alexandrië, Antiochië en Jeruzalem beantwoordden de excommunicatie.
 
'''Tijdtafel''' van gebeurtenissen:
 
596. Paus Gregorius stuurt 40 missionarissen, met aan het hoofd Augustisnus, naar de Angelsaksers in Zuid-Engeland.
Regel 96 ⟶ 108:
692. Zesde oecumenische concilie te Constantinopel.
 
711. De Saracenen (Mohammedanen) verslaan de West-Gothen en veroveren Spanje.
 
716. Bonifatius naar de Friezen.
Regel 114 ⟶ 126:
730. Leo's tweede edict tegen de beelden.
 
732. Bonifatius wordt aartsbisschop gewordenvan Duitsland. — Slag bij Poitiers: Karel Martel bezorgt de Arabieren een nederlaag en verhindert hen zodoende vanuit Spanje verder Europa binnen te dringen.
 
739. Willibrord gestorven.
Regel 124 ⟶ 136:
754. Paus Stephanus II gaat naar het Frankenland en vraagt koning Pepijn om hulp tegen de Langobarden. Hij benoemt hem tot 'beschermheer van Rome'.
 
755. Bonifatius gestorvenvermoord in Murmerwoude bij Dokkum in Friesland.
 
768-814. [[Karel de Grote]], koning der Franken.
Regel 138 ⟶ 150:
778. De Saksische stamvorsten Widukind en Alboïn roepen opnieuw op tot verzet tegen de Franken. Ze vernielen kerken en boerderijen. — In Spanje worden de Franken door de Arabieren verslagen.
 
782. Saksen binden opnieuw de strijd aan tegen de Franken. Daarop laat Karel 4 tot 5 duizend Saksen terechtstellen. — Karel Martel verslaat de uit Spanje oprukkende Mohammedanen bij Poitiers.
 
785. De Saksische stamvorst Widukind laat zich dopen.
Regel 483 ⟶ 495:
 
== Bronnen ==
J. H. Landwehr,  ''HandboekKort deroverzicht Kerkgeschiedenis''.van Vierde delenkerkgeschiedenis. Kampen'': J.H. Kok, 1922,3e 2eherz. druk 1922. Tekst hieruit is verwerkt op 10 juli 20155 en 526 dec. 2021.
 
J.H. Landwehr, ''Handboek der Kerkgeschiedenis''. Vier delen. Kampen: J.H. Kok, 1922, 2e druk. Tekst hieruit is verwerkt op 10 juli 2015
 
H.P. Hoffmann, G.A.N. Andries, D.A.M. Timmermans, J.B. Uytterhoeven, ''De geschiedenis van het christendom voor jonge mensen verhaald en getekend'' (Orbis en Orion Uitgevers N.V., 1982), deel 4: ''De tijd van de volksverhuizingen''.