Kruis, kruisigen: verschil tussen versies

Uit Christipedia
Toegevoegde inhoud Verwijderde inhoud
kGeen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 3: Regel 3:
Ophangen was oudtijds alom in gebruik. Ophangen in de vorm van kruisigen schijnt van de Feniciërs en Karthagers te zijn overgegaan op de Romeinen en Grieken. De Romeinen pasten ze toe op rovers, oproerlingen, veroordeelde slaven, maar niet, enkele onwettige gevallen uitgezonderd, op Romeinse burgers. In 73 vóór Chr. bijvoorbeeld kwam een groot aantal slaven onder leiding van Spartacus in opstand tegen de Romeinse gezag. Ze werden uiteindelijk gevangen genomen en een duizelingwekkend getal van 6.000 van hen werd gekruisigd langs een 200 kilometer lange strook aan de Via Appia in Italië.
Ophangen was oudtijds alom in gebruik. Ophangen in de vorm van kruisigen schijnt van de Feniciërs en Karthagers te zijn overgegaan op de Romeinen en Grieken. De Romeinen pasten ze toe op rovers, oproerlingen, veroordeelde slaven, maar niet, enkele onwettige gevallen uitgezonderd, op Romeinse burgers. In 73 vóór Chr. bijvoorbeeld kwam een groot aantal slaven onder leiding van Spartacus in opstand tegen de Romeinse gezag. Ze werden uiteindelijk gevangen genomen en een duizelingwekkend getal van 6.000 van hen werd gekruisigd langs een 200 kilometer lange strook aan de Via Appia in Italië.


De Romeinen brachten de kruisiging  over naar de provincies, ook naar Palestina, waar de Makkabeeër Alexander Janneüs ze reeds ingevoerd had. De Joden brachten de kruisiging door middel van de Romeinen over Jezus Christus.<blockquote>''Joh 19:15 Zij dan riepen: Weg met Hem! Weg met Hem! Kruisig Hem! Pilatus zei tot hen: Moet ik uw koning kruisigen? De overpriesters antwoordden: Wij hebben geen koning dan de keizer. Toen leverde hij Hem aan hen over om gekruisigd te worden.'' ''Joh 19:16 Zij dan namen Jezus<nowiki>''</nowiki>'' ''Joh 19:17 en terwijl Hijzelf zijn kruis droeg, ging Hij uit naar de plaats die Schedel plaats heet, die in het Hebreeuws Golgotha heet,'' ''Joh 19:18 waar zij Hem kruisigden, en met Hem twee anderen, aan elke kant een, en Jezus in het midden.<nowiki>''</nowiki>'' ''Joh 19:19 Pilatus nu schreef ook een opschrift en zette dat op het kruis. En er was geschreven: Jezus de Nazoreeer, de koning der Joden.'' (TELOS)</blockquote>
De Romeinen brachten de kruisiging over naar de provincies, ook naar Palestina, waar de Makkabeeër Alexander Janneüs ze reeds ingevoerd had. De Joden eisten van de Romeinse overheid dat Jezus Christus gekruisigd zou worden.<blockquote>''Joh 19:15 Zij dan riepen: Weg met Hem! Weg met Hem! Kruisig Hem! Pilatus zei tot hen: Moet ik uw koning kruisigen? De overpriesters antwoordden: Wij hebben geen koning dan de keizer. Toen leverde hij Hem aan hen over om gekruisigd te worden.'' ''Joh 19:16 Zij dan namen Jezus<nowiki>''</nowiki>'' ''Joh 19:17 en terwijl Hijzelf zijn kruis droeg, ging Hij uit naar de plaats die Schedel plaats heet, die in het Hebreeuws Golgotha heet,'' ''Joh 19:18 waar zij Hem kruisigden, en met Hem twee anderen, aan elke kant een, en Jezus in het midden.<nowiki>''</nowiki>'' ''Joh 19:19 Pilatus nu schreef ook een opschrift en zette dat op het kruis. En er was geschreven: Jezus de Nazoreeer, de koning der Joden.'' (TELOS)</blockquote>
[[Bestand:Patibulum.jpg|miniatuur|382x382px|Dragend de dwarsbalk]]
[[Bestand:Patibulum.jpg|miniatuur|382x382px|Dragend de dwarsbalk]]
'''Woord'''. Het woord "kruis", afkomstig van het Lat. ''crux'' (Gr. ''stauros''), betekent oorspronkelijk in ’t algemeen een schand- of folterpaal. Deze kwamen in allerlei vormen voor. Soms werden de  veroordeelden gebonden aan een gewone paal, met de handen boven de hoofd aan elkaar genageld, dan weer werden zij op verschillende wijzen aan zo’n paal vastgehecht.
'''Woord'''. Het woord "kruis", afkomstig van het Lat. ''crux'' (Gr. ''stauros''), betekent oorspronkelijk in ’t algemeen een schand- of folterpaal. Deze kwamen in allerlei vormen voor. Soms werden de  veroordeelden gebonden aan een gewone paal, met de handen boven de hoofd aan elkaar genageld, dan weer werden zij op verschillende wijzen aan zo’n paal vastgehecht.

Versie van 7 feb 2018 12:39

Kruisigen is de voltrekking van de doodstraf door middel van het ophangen en vastbinden en/of vastnagelen van de veroordeelde aan een kruis.

In 73 voor Christus kwam een groot aantal slaven onder leiding van Spartacus in opstand tegen de Romeinse gezag. Ze werden uiteindelijk gevangen genomen en een duizelingwekkend getal van 6.000 van hen werd gekruisigd langs een 200 kilometer lange strook aan de Via Appia in Italië.

Ophangen was oudtijds alom in gebruik. Ophangen in de vorm van kruisigen schijnt van de Feniciërs en Karthagers te zijn overgegaan op de Romeinen en Grieken. De Romeinen pasten ze toe op rovers, oproerlingen, veroordeelde slaven, maar niet, enkele onwettige gevallen uitgezonderd, op Romeinse burgers. In 73 vóór Chr. bijvoorbeeld kwam een groot aantal slaven onder leiding van Spartacus in opstand tegen de Romeinse gezag. Ze werden uiteindelijk gevangen genomen en een duizelingwekkend getal van 6.000 van hen werd gekruisigd langs een 200 kilometer lange strook aan de Via Appia in Italië.

De Romeinen brachten de kruisiging over naar de provincies, ook naar Palestina, waar de Makkabeeër Alexander Janneüs ze reeds ingevoerd had. De Joden eisten van de Romeinse overheid dat Jezus Christus gekruisigd zou worden.

Joh 19:15 Zij dan riepen: Weg met Hem! Weg met Hem! Kruisig Hem! Pilatus zei tot hen: Moet ik uw koning kruisigen? De overpriesters antwoordden: Wij hebben geen koning dan de keizer. Toen leverde hij Hem aan hen over om gekruisigd te worden. Joh 19:16 Zij dan namen Jezus'' Joh 19:17 en terwijl Hijzelf zijn kruis droeg, ging Hij uit naar de plaats die Schedel plaats heet, die in het Hebreeuws Golgotha heet, Joh 19:18 waar zij Hem kruisigden, en met Hem twee anderen, aan elke kant een, en Jezus in het midden.'' Joh 19:19 Pilatus nu schreef ook een opschrift en zette dat op het kruis. En er was geschreven: Jezus de Nazoreeer, de koning der Joden. (TELOS)

Dragend de dwarsbalk

Woord. Het woord "kruis", afkomstig van het Lat. crux (Gr. stauros), betekent oorspronkelijk in ’t algemeen een schand- of folterpaal. Deze kwamen in allerlei vormen voor. Soms werden de  veroordeelden gebonden aan een gewone paal, met de handen boven de hoofd aan elkaar genageld, dan weer werden zij op verschillende wijzen aan zo’n paal vastgehecht.

Dwarsbalk. Aan deze paal was bevestigd een dwarsbalk (patibulum), waaraan de armen werden vastgebonden, of een stuk hout in de vorm van een vork (furca), waarin men hals en nek van de veroordeelde klemde, waarbij hij naar de gerechtsplaats gevoerd of met zweepslagen zo lang voortgedreven was dat de dood volgde. De Heer Jezus droeg de dwarsbalk naar de strafplaats. Een volledig kruis kon 100 kg wegen en zou te zwaar zijn voor een veroordeelde.

Vormen. Het kruis in de gedaante van een paal en dwarsbalk, waaraan Jezus stierf, kon in verschillende vormen voorkomen, zoals men het dan ook op verschillende wijzen heeft voorgesteld. Deze vormen heten: crux decussata (X), crux omissa (T) en crux immissa (†).

Crux Immissa

Men heeft gedacht aan een kruis in de gedaante van een X (crux decussata), genoemd het Andreaskruis, waarbij twee rechte balken onder een scherpe hoek aan elkaar gehecht werden.

De tweede vorm (crux omissa) was die van onze letter T, waarbij aan de top van de langere staak een kortere dwarsbalk aangebracht was.

De derde vorm (crux immissa) is die van het kruis, dat wij gewoonljk het Romeinse noemen, en waarbij een langere staak op enige afstand van de top een kortere dwarsbalk droeg (†).

Dat onze Zaligmaker niet werd gekruisigd aan een schuin kruis, wordt algemeen toegestemd, en hebben ook de oudste christenen niet beweerd, niettegenstaande de figuur X als de Griekse  beginletter van de naam Christus daartoe aanleiding kon geven. 

Ten aanzien van de beide andere vormen (crux omissa en crux immissa) lopen de gevoelens uiteen. Voor de mening dat de Heer Jezus zal gehecht zijn aan een kruis, dat de vorm had van een T pleiten, dat de Kerkvaders in de Griekse letter T het kruis terugvinden, en dat de figuur T de vorm is van het kruis in de Romeinse catacomben. 

De meeste gronden spreken echter voor de derden vorm, de crux immissa, die op schilderijen het meest te zien is. Vooreerst kunnen wij ons alleen dan een redelijke voorstelling maken van het opschrift, dat volgens al de Evangeliën boven het hoofd van de Heiland hing. Ten andere pleit voor deze vorm de omstandigheid, dat de Kerkvaders het kruis vergelijken met een mastboom, met een mens met uitgestrekte armen, de biddende Mozes, het Romeinse vexillum (een veldteken in het Romeinse leger). Ten derde dat lreneus, het zitblokje of steunpunt (zie beneden) meegerekend, uitdrukkeljk van vijf einden van het kruis spreekt. En tenslotte dat deze vorm in Jezus' tijd weliswaar niet de enige maar toch de meest gebruikelijke was.

Vroeger werd het kruis opgericht op de strafplaats (gewoonljk een bij de stad, aan de weg gelegen heuvel), voordat de veroordeelde aankwam, maar later moest hij het zelf daarheen dragen (vgl. Matth. 10:38; 16:24).

Joh 19:16 Zij dan namen Jezus Joh 19:17 en terwijl Hijzelf zijn kruis droeg, ging Hij uit naar de plaats die Schedel plaats heet, die in het Hebreeuws Golgotha heet,'' Joh 19:18 waar zij Hem kruisigden,…. (TELOS)''

De behandeling, waaraan de veroordeelde onderworpen werd voordat hij aan het kruis werd genageld, was bij de Romeinen niet altijd gelijk.

De Karthager Hanno werd eerst gegeseld, daarna werden hem de ogen uitgestoken en armen en benen gebroken, en toen hij reeds gestorven was, werd hij aan het kruis genageld[1].  Caesar liet gevangen genomen zeerovers wurgen, voordat zij aangenageld werden[2].

En zoals wij uit de Evangeliën weten, werd onze Heiland eerst aan een paal of zuil gebonden en gegeseld, daarna geboeid naar de strafplaats gevoerd, waarbij de veroordeelde in de regel blootgesteld was aan de mishandeling der soldaten, en misschien om de hals een bord droeg, waarop zijn misdrijf stond geschreven, tenzij het voor hem uitgedragen of de reden van zijn terechtstelling voor hem uitgeroepen werd. 

Bedwelmende drank. Het gebruik om de veroordeelde op de gerichtsplaats een bedwelmende drank te geven (Matth. 27:34, vgl. Ps. 69:22; Marc. 15:23) kenden de Romeinen, voor zover wij weten, niet, en schijnt een speciaal Joodse gewoonte te zijn geweest, die men vond voorgeschreven in Spr. 31:6v.

Spr 31:6 Geeft bedwelmende drank aan wie te gronde gaat, en wijn aan wie bitter bedroefd zijn;
(NBG51)''

Ontkleding. Het ontkleden van de veroordeelde was regel. Een muurtekening in het keizerlijk paleis te Rome stelt de gekruisigde voor in een korte tunica, maar hoogst waarschijnlijk werd de ongelukkige geheel ontkleed, en droeg hij, uit welvoeglijkheid, niets anders dan een schort om de lendenen.

Dat de veroordeelde aan het op de grond liggende kruis werd genageld, was een uitzondering: in de regel werd het kruis eerst opgericht, en wel laag bij de grond, daar de wilde dieren de gekruisigde konden aanvallen, en een (korte) hysopstengel lang genoeg was om een spons met azijn aan de lippen van Jezus te brengen (Joh. 19:29).

Joh 19:29 Er stond een vat vol zure wijn, en zij vulden een spons met zure wijn, omlegden die met hysop en brachten die aan zijn mond. (TELOS)''

Opschrift. Wanneer het kruis stond, werd het opschrift (Lat. titulus) eraan gehecht, dat de naam en het misdrijf van de veroordeelde vermeldde. Over het opschrift boven het hoofd van de Koning der Joden:

Joh 19:19 Pilatus nu schreef ook een opschrift en zette dat op het kruis. En er was geschreven: Jezus de Nazoreeer, de koning der Joden. Joh 19:20 Dit opschrift dan lazen velen van de Joden, omdat de plaats waar Jezus werd gekruisigd, dichtbij de stad was, en het was geschreven in het Hebreeuws, het Latijn en het Grieks. Joh 19:21 De overpriesters van de Joden dan zeiden tot Pilatus: Schrijf niet: De koning der Joden, maar dat Deze gezegd heeft: Ik ben de koning der Joden. Joh 19:22 Pilatus antwoordde: Wat ik heb geschreven, heb ik geschreven. (TELOS)

De vermelde naam was "Jezus de Nazoreeër", de vermelde misdaad "de koning der Joden". Verhoging. Voorts werd de veroordeelde met behulp van touwen en ladders aan het kruis ”verhoogd", op een aan het midden van de paal aangebracht zitblok (sedile) geplaatst, en vastgebonden met touwen, welke, om het voorovervallen van het lichaam te voorkomen, ook om de borst liepen.

Opheffen van het kruis. Schilderij van James Tissot, 1894. 

Voetplankje? Dat de voeten zouden gerust hebben op een plankje, zoals de latere Christelijke kunst wil (zie bijv. hierboven het schilderij van James Tissot), is niet juist; het voetplankje is niets dan een artistieke ruil voor het om esthetische redenen weggelaten zitblok.

Handen en voeten. Terwijl de Egyptenaren de handen en voeten alleen vastbonden, plachten de Romeinen de handen en waarschjjnlijk ook de voeten met grote, sterke nagels aan het hout te bevestigen. Wel is waar bestaat er verschil over de doornageling van de voeten van de Heer, daar een Romeins dichter alleen van het vastspijkeren der handen spreekt, en bij de vermeende vondst van het kruis door Helena, de moeder van Constantijn de Grote slechts twee nagels te voorschijn kwamen, maar hiertegen is ingebracht dat de Kerkvaders de Gr. vertaling van Ps. 22, 19 ,,zij hebben mijn handen en voeten doorboord" op de kruisiging van Jezus toepassen, en dat de Romeinse blijspeldichter Plautus een slaaf, die een ander in de plaats van zichzelf wil zien kruisigen, woorden in de mond legt, waaruit blijk dat de armen en de voeten werden vastgehecht[3]. Of de voeten te samen of afzonderlijk werden vastgenageld, is onbekend.

Lijden. De kruisiging was de smartelijkste vorm van doodstraf, die men zich denken kan. De ontstoken wonden veroorzaakten een koorts die het hart beknelde en de ademhaling bemoeilijkte. Daarbij was de lijder blootgesteld aan een ondraaglijke dorst, aan de stralen van een brandende zon, en zo hing hij uren achtereen onbeweeglijk uitgestrekt, totdat de dood een einde maakte aan zijn diep smartelijk lijden.

Sterven. In de regel stierf hij door verstikking. Voorafgaand verstijfden de ledematen en kwam er een steeds sterker wordende aandrang van het bloed naar het hoofd en hart, welke met een zware drukking der hersenen en een gevoel van naamlozen angst gepaard ging. Toch hielden velen het 12 tot 24 uren uit; zelfs lezen wij van een kruislijden van verscheidene (10) dagen, zodat de ongelukkige eerst stierf van honger en tengevolge van de aanvallen der roofdieren.

De Heer Jezus stierf betrekkelijk spoedig, na zes uren. Hij legde Zijn leven Zelf af, Hij gaf zijn geest aan God over met de woorden:

Lu 23:46 En Jezus riep met luider stem de woorden: Vader, in uw handen beveel Ik mijn geest. En toen Hij dit gezegd had, stierf Hij. (TELOS)

Men kan niet stellen dat Hij waarschijnlijk aan een hartbreuk stierf[4]. Zijn sterven lijkt meer een vrijwillige overgave, dan het gevolg van het falen van een vitaal orgaan.

Steek. De steek met de lans was een buitengewone maatregel, ofschoon Origenes beweert, dat de dood van de gekruisigde soms door een lanssteek onder de oksel verhaast werd. Het uitgestorte bloed en water wijzen er medisch gezien op dat de dood is ingetreden.

Wacht. De wacht bij het kruis was nodig om de bloedverwanten of vrienden van de gekruisigde te beletten deze nog levend af te nemen; oorspronkelijk moest zij ook zorg dragen, dat de lijken niet afgenomen en begraven, maar de gieren en honden ten proof werden. Sedert de regering van Augustus werd deze harde bepaling verzacht en stond men de vrienden en bloedverwanten toe, het lijk af te nemen en te begraven, zoals in verband met Deut. 21:23 ook ten aanzien van Jezus gebeurde (Marc. 15:43; Joh. 19: 31, 38).

Symbool. In de geschriften van de Apostelen is het kruis een symbool zowel van smaad en vloek (Hebr. 13:13; 1 Cor. 1:23; Gal. 3:13) als van heil en triomf (1 Cor. 2:2; Gal. 6:14).

1Co 2:2 Want ik had mij voorgenomen niets onder u te weten dan Jezus Christus, en Die gekruisigd. (TELOS)

Bron

Voor de eerste versie van dit artikel is gebruikt gemaakt van tekst uit: Ed. Rhiem, C.H. van Rhijn (red.), Bijbelsch woordenboek voor ontwikkelde lezers der Heilige Schriften, s.v. Kruis, kruisigen. Utrecht: Kemink & Zoon, z.j.

Voetnoten

  1. Justin. 50, 21, 4.
  2. Suet. Jul. Caes. c. 74
  3. Plautus, Mostellaria, II, 1, 13
  4. De hypothese van een hartbreuk wordt genoemd in Ed. Rhiem, C.H. van Rhijn (red.), Bijbelsch woordenboek voor ontwikkelde lezers der Heilige Schriften, s.v. Kruis, kruisigen. Utrecht: Kemink & Zoon, z.j.