Laurentius van Rome
Laurentius van Rome of Laurens (ca, 225 - 258) was een diaken in Rome die om zijn geloof in de Heer Jezus de marteldood onderging tijdens de achtste staatsvervolging onder de keizers Valerianus I (keizer 253 - 260 n.C.) en Gallienus (keizer 256 - 258 n.C.).
Over zijn leven is nauwelijks iets bekend. Hij is ongeveer in het jaar 225 geboren in Huesca (Spanje) en oefende in Rome het ambt van diaken uit tot zijn dood op (vermoedelijk) 10 augustus 258. Hij had naast de kerkelijk administratieve taken ook het beheer over de giften die binnenkomen voor de behoeftigen. Een jaar voor Laurentius' dood ontneemt keizer Valerianus I de christenen niet alleen het recht van vergadering, maar sluit hij hun gebouwen van vergaderen en verbiedt ze de eigen begraafplaatsen te gebruiken. In 258 draagt paus Sixtus II toch het misoffer op in de catacomben van Pretextatus, wat tegen de wet van de keizer ingaat. Sixtus wordt verraden en op 6 augustus samen met vier van de zeven diakens ter dood gebracht.
Toen de opziener van Rome, Sixtus II, ter gerechtsplaats wordt geleid, volgt hem zijn diaken Laurentius, die weeklagend uitroept: „Waarheen gaat u, o Vader, zonder uw diaken” En gene antwoordde: „Mijn zoon, ik verlaat u niet; u staat een zwaarder strijd te wachten; na drie dagen zult u mij volgen.”
De diaken Laurentius wordt wel gevangengenomen, maar niet meteen ter dood gebracht. Keizer Valerianus eist van hem dat hij eerst alle rijkdommen van de Kerk, de kostbare gouden en zilveren vaten en ook de heilige boeken die onder zijn hoede zijn gesteld, aan hem overhandigt. De vorst heeft namelijk veel geld nodig om het grote rijk te verdedigen tegen aanvallen van Germanen en andere vreemde volkeren, en ook de keizerlijke eredienst kost veel geld. Omdat keizer Valerianus weet dat Laurentius de arme christenen weldadigheid bewijst, concludeert hij dat de diaken veel geld en goederen tot zijn beschikking moet hebben.
Laurentius belooft dat hij de schatten na drie dagen zal tonen. Hij besteedt zijn tijd nuttig door alles wat er is aan de armen uit te delen. Als hij met lege handen, maar met een grote groep arme mensen terugkeert bij zijn rechters verklaart hij, wijzend op de stoet van mensen: "Zie daar de schatten van de Kerk." Men gelooft hem niet. Daarop wordt hij gegeseld. Maar ook dat maakt hem niet loslippig. Hij wordt veroordeelt tot de vuurdood. Op een halfgloeiend rooster werd hij gekluisterd en langzaam geblakerd. Onder de vreselijke marteling straalt het gelaat van de heilige als van een hemels licht, en toen hij op de een zijde lang genoeg gelegen had, verzocht hij aan zijn beulen hem om te draaien, opdat ook de andere zijde geroosterd werd. „Want - zegt Augustinus - sterker was het vuur van de liefde, dat in zijn binnenste gloeide, dan dat wat hem uitwendig verteerde.” Volgens een legende zou hij toen gezegd hebben: "Ik ben al gaar, keer mij om en eet me op." Mogelijk is hij tijdens deze foltering, drie dagen na de dood van Sixtus II, gestorven, maar waarschijnlijker is het dat hij ten slotte onthoofd is. De relikwie van zijn hoofd dat nog los bewaard wordt, wijst daarop.
Hij is vermoord in de tempel van Antoninus en Faustina op het Forum Romanum is. Ten tijde van de bloei van het christendom is de tempel later als kerk toegewezen en naar Laurentius vernoemd.
Bronnen
H.M.H. Bartels, Geschiedenis der Katholieke Kerk (Venloo: G. Mosmans senior, 1926) blz. 43. Enige tekst hiervan is onder wijziging verwerkt op 17 maart 2019.
Laurentius van Rome, nl.wikipedia.org. Tekst van dit artikel is onder wijziging verwerkt op 17 maart 2019.