Luz
Luz was een stad in het land Kanaän, gelegen tussen Jebus (Jeruzalem) en Sichem. Daar verscheen God aan Jakob, waarna Jakob de plek Bethel noemde. De betekenis van de naam “Luz” is onzeker, misschien “amandelboom”.
Ge 48:3 Daarna zei Jakob tegen Jozef: God, de Almachtige, is aan mij verschenen in Luz, in het land Kanaän, en Hij heeft mij gezegend. Ge 48:4 Hij heeft tegen mij gezegd: Zie, Ik zal u vruchtbaar maken, u talrijk maken, en u tot een menigte van volken maken; en Ik zal dit land aan uw nageslacht na u geven als eeuwig bezit. (HSV)
Bethel en Luz worden vereenzelvigd én onderscheiden.
Ge 28:18 De volgende morgen vroeg nam Jakob de steen die hij onder zijn hoofd gelegd had, stelde die tot een opgerichte steen en goot er olie bovenop. Ge 28:19 En hij noemde die plaats Betel, maar tevoren was de naam der stad Luz. (NBG51)
In het boek Jozua worden Bethel en Luz onderscheiden.
Joz 16:1 Daarna kwam het lot uit op de nakomelingen van Jozef: [de grens] loopt vanaf de Jordaan bij Jericho, ten oosten van het water van Jericho, van Jericho omhoog naar de woestijn, door het bergland van Bethel. Joz 16:2 Vanaf Bethel komt hij uit bij Luz, en gaat [vervolgens] langs het gebied van de Arkiet, langs Ataroth. (SV)
De verklaring voor de vereenzelviging en het onderscheid is waarschijnlijk dat Luz de naam is van de stad en Bethel de naam van de plaats nabij de stad waar Jacob het hemels gezicht had en een altaar bouwde. De naam van de plek ging later over op de stad.
Bij de verovering van de stad door de nakomelingen van Jozef werd een gezin gespaard. Dit trok daarna naar het land der Hethieten, waar ze een tweede Luz stichtten.
Ri 1:22 En het huis van Jozef trok ook op naar Bethel. En de HEERE was met hen. Ri 1:23 Verder stuurde het huis van Jozef verkenners naar Bethel. De naam van deze stad was vroeger Luz. Ri 1:24 Toen de wachters een man de stad uit zagen komen, zeiden zij tegen hem: Laat ons de ingang van de stad toch zien, dan zullen wij u goedertierenheid bewijzen. Ri 1:25 Toen hij hun de ingang van de stad had laten zien, sloegen zij de stad met de scherpte van het zwaard. Maar de man en zijn hele gezin lieten zij gaan. Ri 1:26 Daarop ging de man naar het land van de Hethieten, bouwde [er] een stad en gaf die de naam Luz. Dit is haar naam tot op deze dag. (HSV)