Magog

Versie door Kees Langeveld (overleg | bijdragen) op 26 mrt 2018 om 17:58 (Nieuwe pagina aangemaakt met ''''Magog''' was een zoon van Jafeth en een kleinzoon van Noach. De landstreek waar Magogs nagekomelingen, de Magogieten, woonden heette eveneens Magog. “Magog...')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

Magog was een zoon van Jafeth en een kleinzoon van Noach. De landstreek waar Magogs nagekomelingen, de Magogieten, woonden heette eveneens Magog. “Magog” betekent letterlijk "van Gog”. In het land van Magog was Gog regent. De profeet Ezechiël moest tegen Gog profeteren (Eze. 38-39).

Eze 38:2 Mensenkind! zet uw aangezicht tegen Gog, het land van Magog, den hoofdvorst van Mesech en Tubal; en profeteer tegen hem (SV)

Dat Magog een zoon van Jafeth was, blijkt onder meer uit dit vers: 

Ge 10:2 De zonen van Jafeth [zijn]: Gomer, en Magog, en Madai, en Javan, en Tubal, en Mesech, en Thiras.

Nakomelingen van Jafeth en hun vermoedelijke plaatsen van vestiging

Volgens Ezechiël woonde Gog in het land van Magog "in het uiterste noorden" (Ezechiël 38:15, 39:2), gezien vanuit het land Israël.

Onder 'Magog' heeft men van ouds Scythië verstaan, de bergachtige gebieden rond de Zwarte Zee en de Kaspische Zee. Volgens de Joodse geschiedschrijver Flavius Josephus (Ant. 1.6.1) en de bijbelvertaler Hieronymus was Magog een algemene aanduiding voor de Scythen. Josephus schrijft dat de Magogieten door de Grieken als Scythen worden aangeduid. 

God zal eens een vuur zenden in Magog, het land van Gog, die in de toekomst Israël zal binnenvallen.

Eze 39:6 En Ik zal een vuur zenden in Magog, en onder degenen, die in de eilanden zeker wonen; en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben. (SV)