Menora: verschil tussen versies

Toegevoegde inhoud Verwijderde inhoud
kGeen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 13: Regel 13:
<blockquote>''Ex 40:24 Hij zette ook den kandelaar in de tent der samenkomst, recht over de tafel, aan de zijde des tabernakels, zuidwaarts.'' ''Ex 40:25 En hij stak de lampen aan voor het aangezicht des HEEREN, gelijk als de HEERE aan Mozes geboden had.'' (SV)</blockquote>De menora was één stuk gedreven werk van zuiver '''goud '''(Ex. 37:17, 22). De kandelaar bestond uit een voetstuk met een schacht waaruit aan weerskanten drie takken (Statenvertaling: 'rieten') of armen ontsprongen (Ex. 37:18). Elke tak of arm had drie schaaltjes in de vorm van amandelbloemkelken. Elke kelk bestond uit knop en bloesem (Ex. 37:19). Aan de hoofdschacht zelf zaten vier bloemkelken in de vorm van amandelbloesem, met hun knoppen en bloesems (Ex. 37:20). Onder elk van de drie paren armen zat een knop. De kandelaar wordt dus als een bloeiende plant of boom voorgesteld. Uit de stam komen de takken met knoppen en bloesems. 
<blockquote>''Ex 40:24 Hij zette ook den kandelaar in de tent der samenkomst, recht over de tafel, aan de zijde des tabernakels, zuidwaarts.'' ''Ex 40:25 En hij stak de lampen aan voor het aangezicht des HEEREN, gelijk als de HEERE aan Mozes geboden had.'' (SV)</blockquote>De menora was één stuk gedreven werk van zuiver '''goud '''(Ex. 37:17, 22). De kandelaar bestond uit een voetstuk met een schacht waaruit aan weerskanten drie takken (Statenvertaling: 'rieten') of armen ontsprongen (Ex. 37:18). Elke tak of arm had drie schaaltjes in de vorm van amandelbloemkelken. Elke kelk bestond uit knop en bloesem (Ex. 37:19). Aan de hoofdschacht zelf zaten vier bloemkelken in de vorm van amandelbloesem, met hun knoppen en bloesems (Ex. 37:20). Onder elk van de drie paren armen zat een knop. De kandelaar wordt dus als een bloeiende plant of boom voorgesteld. Uit de stam komen de takken met knoppen en bloesems. 


'''Amandelboom.''' De kandelaar had de gestalte van een amandelboom, met zes takken en knoppen en „kelken als van amandelbloemen” of „schaaltjes (gelijk) amandelnoten" (Statenvertaling), zie Exod. 25:33-34; 37:19-20.
Bovenop de schacht en de armen staan zeven losse '''lampjes '''(Ex. 37:23) met hun oliepitjes naar voren gericht. 

'''Amandelboom.''' De kandelaar had de gestalte van een amandelboom, met zes takken en knoppen en „kelken als van amandelbloemen” of „schaaltjes (gelijk) amandelnoten" (Statenvertaling), zie Exod. 25:33-34; 37:19-20.


Het Hebreeuwse woord voor amandelboom hangt samen met het woord 'waken', misschien omdat de boom vroeg in het voorjaar bloeit. De kandelaar wekt zo drie denkbeelden: 1) plant/boom, 2) licht geven en 3) waakzaam zijn.
Het Hebreeuwse woord voor amandelboom hangt samen met het woord 'waken', misschien omdat de boom vroeg in het voorjaar bloeit. De kandelaar wekt zo drie denkbeelden: 1) plant/boom, 2) licht geven en 3) waakzaam zijn.
Regel 21: Regel 19:
In zijn gang naar het kruis vergeleek de Heer Jezus zich met 'het groene hout'. <blockquote>''Lu 23:31  Want als men dit doet met het groene hout, wat zal er met het dorre gebeuren?'' (Telos)</blockquote>In Rom. 6:5 zegt Paulus dat wij met Christus één plant''' '''zijn geworden, met Hem verenigd zijn. De armen van de kandelaar kwamen uit de schacht als takken uit een stam en waren er één geheel mee. 
In zijn gang naar het kruis vergeleek de Heer Jezus zich met 'het groene hout'. <blockquote>''Lu 23:31  Want als men dit doet met het groene hout, wat zal er met het dorre gebeuren?'' (Telos)</blockquote>In Rom. 6:5 zegt Paulus dat wij met Christus één plant''' '''zijn geworden, met Hem verenigd zijn. De armen van de kandelaar kwamen uit de schacht als takken uit een stam en waren er één geheel mee. 


Bovenop de schacht en de armen staan zeven losse '''lampjes '''(Ex. 37:23) met hun oliepitjes naar voren gericht. De profeet Zacharia zag in een visioen een kandelaar met zeven lampen. Een engel verklaarde hem de betekenis van de zeven lampen: <blockquote>''Za 4:1- ... Die [zeven] zijn de ogen van de HEERE, die over heel de aarde trekken. (HSV)''</blockquote>In Zach. 3 wordt gesproken van een steen waarop zeven ogen zijn. <blockquote>''Zac 3:8  Luister toch, hogepriester Jozua, u en uw vrienden die vóór u zitten - zij zijn immers een wonderteken - want zie, Ik ga Mijn Knecht, de SPRUIT, doen komen. Zac 3:9  Want zie, wat betreft de steen die Ik voor Jozua neergelegd heb, op die ene steen zullen zeven ogen zijn. Zie, Ik zal [er] Zijn gravering [in] aanbrengen, spreekt de HEERE van de legermachten. Ik zal de ongerechtigheid van dit land op één dag wegnemen.'' (HSV)</blockquote>
Wat het '''licht '''en de '''waakzaamheid '''betreft, in de eerste plaats is God de bron van het licht en Hij waakt over zijn volk. In de tweede plaats hebben wij als Gods tegenwoordige priestervolk de opdracht om ons licht te laten schijnen en om waakzaam te zijn. Zowel de Heer als zijn leerlingen zijn lichten in de wereld. Zolang onze Heer in de wereld was, was Hij 'het licht van de wereld' (Joh. 9:5). En van zijn leerlingen zei Hij: 'U bent het licht der wereld' (Matth. 5:14). De kandelaar geeft echter geen licht in de wereld, maar in het heilige. Het gaat voor ons om de dienst als priesters waardoor wij het licht van God uitstralen in het heiligdom, in de gemeente van God. 


Voor de troon van God zijn, zo lezen we in het laatste Bijbelboek, zeven vurige fakkels: symbolen van de zeven Geesten van God. <blockquote>''Opb 1:4  Johannes aan de zeven gemeenten die in Asia zijn: genade zij u en vrede van Hem die is en die was en die komt, en van de zeven Geesten die voor zijn troon zijn,'' (Telos)</blockquote><blockquote>''Opb 4:5  En van de troon gingen bliksemstralen, stemmen en donderslagen uit; en zeven vurige fakkels brandden voor de troon; dit zijn de zeven Geesten van God.'' (Telos)</blockquote>In het boek Openbaring lezen we ook van het Lam (= Christus Jezus), dat zeven horens en zeven ogen heeft. Deze symboliseren de zeven Geesten van God. <blockquote>''Opb 5:6  En ik zag in het midden van de troon en van de vier levende wezens en in het midden van oudsten een Lam staan als geslacht; het had zeven horens en zeven ogen, welke zijn de zeven Geesten van God, uitgezonden over de hele aarde.'' (Telos)</blockquote>Wat het ''licht'' en de ''waakzaamheid'betreft, in de eerste plaats is God de bron van het licht en Hij waakt over zijn volk. In de tweede plaats hebben wij als Gods tegenwoordige priestervolk de opdracht om ons licht te laten schijnen en om waakzaam te zijn. Zowel de Heer als zijn leerlingen zijn lichten in de wereld. Zolang onze Heer in de wereld was, was Hij 'het licht van de wereld' (Joh. 9:5). En van zijn leerlingen zei Hij: 'U bent het licht der wereld' (Matth. 5:14). De kandelaar geeft echter geen licht in de wereld, maar in het heilige. Het gaat voor ons om de dienst als priesters waardoor wij het licht van God uitstralen in het heiligdom, in de gemeente van God. 


Bij de kandelaar hoorden '''snuiters '''en '''vuurbakjes'''. Ze spreken van het onderhoud, de correctie die steeds nodig is om het lichtschijnsel in stand te houden. In Opb. 2 en 3 zien we Christus in verband met de zeven gemeenten in Klein-Azië. Hij wandelt temidden van zeven gouden kandelaars (Opb. 2:1). Hij beoordeelt en verbetert de kandelaren, de zeven gemeenten. 
'''Snuiters en vuurbakjes.''' Bij de kandelaar hoorden snuiters en vuurbakjes. Ze spreken van het onderhoud, de correctie die steeds nodig is om het lichtschijnsel in stand te houden. In Opb. 2 en 3 zien we Christus in verband met de zeven gemeenten in Klein-Azië. Hij wandelt temidden van zeven gouden kandelaars (Opb. 2:1). Hij beoordeelt en verbetert de kandelaren, de zeven gemeenten. 


Om te kunnen branden worden de lampjes voorzien van zuivere '''olijfolie '''uit gestoten olijven. Olie is een zinnebeeld van de Heilige Geest. Alleen door de Geest geven wij licht. Dat licht heeft de maken van Christus, die het Licht is. Wanneer we ons licht laten schijnen, vertonen we iets van Christus 'voor het aangezicht van de HEER' (Ex. 27:21), zoals de maan het ontvangen zonlicht doorgeeft. In dat Christuslicht heeft God een welgevallen. 
'''Olijfolie.''' Om te kunnen branden worden de lampjes voorzien van zuivere olijfolie uit gestoten olijven. Olie is een zinnebeeld van de Heilige Geest. Alleen door de Geest geven wij licht. Dat licht heeft de maken van Christus, die het Licht is. Wanneer we ons licht laten schijnen, vertonen we iets van Christus 'voor het aangezicht van de HEER' (Ex. 27:21), zoals de maan het ontvangen zonlicht doorgeeft. In dat Christuslicht heeft God een welgevallen. 


'''Wanneer brandden''' de lampen? Ex. 27:20 zegt 'voortdurend', maar Ex. 27:21 zegt 'van de avond tot de ochtend'.  <blockquote>''Ex 27:20  Ú moet de Israëlieten gebieden dat zij zuivere olie, [uit] gestoten olijven, voor u [mee] nemen voor het licht, om voortdurend een lamp te laten branden.'' ''Ex 27:21 In de tent van ontmoeting, aan de buiten[kant] van het voorhangsel dat tegenover de getuigenis is, moeten Aäron en zijn zonen die verzorgen, van de avond tot de ochtend, voor het aangezicht van de HEERE. ''(HSV)</blockquote>En uit Ex. 30:7-8 blijkt dat de hogepriester Aäron 's morgens de lampen, die 's avonds gebrand hadden, in orde maakte en 's avonds aanstak. Zie ook Lev. 24:1-4 en 2 Kron. 13:11. God riep de jonge Samuël toen het nog nacht was, vóórdat 'de lamp van God' uitgedoofd was (1 Sam. 3:3). Overdag is er geen brandende lamp meer nodig, want dan komt er licht binnen door de gordijn van de ingang. Gedurende de nacht wil God het licht zien branden. 
'''Wanneer brandden''' de lampen? Ex. 27:20 zegt 'voortdurend', maar Ex. 27:21 zegt 'van de avond tot de ochtend'.  <blockquote>''Ex 27:20  Ú moet de Israëlieten gebieden dat zij zuivere olie, [uit] gestoten olijven, voor u [mee] nemen voor het licht, om voortdurend een lamp te laten branden.'' ''Ex 27:21 In de tent van ontmoeting, aan de buiten[kant] van het voorhangsel dat tegenover de getuigenis is, moeten Aäron en zijn zonen die verzorgen, van de avond tot de ochtend, voor het aangezicht van de HEERE. ''(HSV)</blockquote>En uit Ex. 30:7-8 blijkt dat de hogepriester Aäron 's morgens de lampen, die 's avonds gebrand hadden, in orde maakte en 's avonds aanstak. Zie ook Lev. 24:1-4 en 2 Kron. 13:11. God riep de jonge Samuël toen het nog nacht was, vóórdat 'de lamp van God' uitgedoofd was (1 Sam. 3:3). Overdag is er geen brandende lamp meer nodig, want dan komt er licht binnen door de gordijn van de ingang. Gedurende de nacht wil God het licht zien branden.