Opperzangmeester
Opperzangmeester is de benaming die de Statenvertaling gebruikt voor een Hebreeuwse uitdrukking die een (koor)dirigent schijnt aan te duiden. De opperzangmeester is de voorganger van de zangers en speellieden[1].
Zangmeester. Het woord 'zangmeester' kan in het Nederlands betekenen: 1. Leider van de koorzang. 2. Hij die bedreven is in zangkunst en muziek, (bekwaam) zanger; 3. zangleraar.[2]
'Opper' duidt in het Nederlands, in samenstelling met beroepsnamen en titels, de eerste in rang, de voornaamste van die naam aan[1]. Bijvoorbeeld opperbrandmeester, opperhofmaarschalk, opperstuurman, opperzeilmaker en dus ook opperzangmeester.
Ruim een derde van de 150 Psalmen in de Heilige Schrift heeft als opschift „Voor den opperzangmeester" (Statenvertaling). Voorbeeld:
Ps 57:1 Een gouden kleinood van David, voor den opperzangmeester, Altascheth; als hij voor Sauls aangezicht vlood in de spelonk. (SV)
Natsach (Hebr.)
Het Hebreeuwse woord is het werkwoord natsach. Het woord komt 65 keer voor in de Bijbel en betekent: uitmunten, helder zijn, toonaangevend zijn, voortduren, opziener zijn, bestendig zijn; (Niphal) bestendig (deelwoord); (Piel) als opzichter fungeren, het toezien hebben over[3]. Het Strongnummer is 05329. Het drukt meestal het denkbeeld van opzicht houden, leiding geven uit en niet zozeer het denkbeeld van zang of muziek. Vandaar, in een niet-muzikaal verband, 'opziener'.
2Kr 2:2 En Salomo telde zeventig duizend lastdragende mannen, en tachtig duizend mannen, die houwen zouden in het gebergte; mitsgaders drie duizend en zeshonderd opzieners over dezelve. (SV)
2Kr 34:13 Zij waren ook over de lastdragers, en de voortdrijvers van allen, die in enig werk arbeidden; want uit de Levieten waren schrijvers, en ambtlieden, en poortiers. (SV)
Ezr 3:9 Toen stond Jesua, zijn zonen en zijn broederen, en Kadmiel met zijn zonen, kinderen van Juda, als een man, om opzicht te hebben over degenen, die het werk deden aan het huis Gods, met de zonen van Henadad, hun zonen en hun broederen, de Levieten. (SV)
Het Hebreeuwse woord wordt in de Bijbel meestal in een muzikaal verband gebruikt. De Statenvertaling heeft 56x opperzangmeester, 2x opziener, 1x aandrijven, 1x altoosdurend, 1x de bestelde, 1x opzicht hebben, 1x opzicht nemen 1, den toon versterken, 1x voortdrijver.
De NBG51-vertaling heeft 56x koorleider, 3x toezicht houden, 2x opzichter, 1x aanstellen om leiding te geven, 1x ter begeleiding, 1x bestendig, 1x de leiding hebben.
De Engelse King James vertaalt 55x musician en 1x chief singer.
Andere bijbelvertalingen hebben in het aangehaalde vers 1 van psalm 57 „koorleider" (Herziene Statenvertaling, NBG51, Willibrordvertaling 1978, Naardense bijbel, Nieuwe Bijbelvertaling 2004), „muziekmeester", "leider van de muzikanten" (Willibrordvertaling 1995), „orkestmeester" (Leidse vertaling), „zangmeester", "voorzanger" (Groot Nieuws Bijbel), "koordirigent" (Het Boek), "om voor te zingen" (Nieuwe Luther Bijbel), "muziekbegeleiding" (Petrus Canisius-vertaling). Luther vertaalde 'vor zu singen' ('voor te zingen').
In elk geval heeft de aanduiding te maken met de leidinggevende functie van de zanger in de eredienst van de tempel en later van de synagoge.
Bron
A.M. Alblas, Hoe zong de opperzangmeester? in: Reformatorische Dagblad, 27 okt. 1989.
Voetnoten
- ↑ 1,0 1,1 Woordenboek der Nederlandsche Taal, geraadpleegd 23 nov. 2019.
- ↑ Woordenboek der Nederlandse Taal, geraadpleegd 23 nov. 2019.
- ↑ Hebreeuws-Nederlands Lexicon, onderdeel van de Online Bible, een uitgave van Importantia.