Oprecht

Uit Christipedia


Oprecht betekent echt, welgemeend of niet-liegend. Oprechtheid is een deugd, Gode welgevallig.

Oprecht betekende in 1500: ‘recht overeind, deugdelijk, eerlijk’ van op + recht (niet gebogen). Eigenlijk is hij oprecht, die rechtop gaat, en zijn gelaat rechtop houdt, in plaats van dit, uit vrees voor ontdekking van enig spoor van valsheid, gekromd te houden, en voor zich neer te zien. Over de hemellingen zong Higt:

’t Gelaat staat helder en het voorhoofd zet geen rimpel,
De hemelduiven zijn oprecht, en zacht en simpel.[1]

Van Dale[2] onderscheidt drie betekenissen van ‘oprecht’:

  1. echt, waar, zuiver: oprechte vaderlanders; oprechte Rotterdamse peperkoek; een oprecht Engels mes
  2. ongeveinsd, welgemeend: waar werd oprechter trouw ter wereld ooit gevonden dan tussen man en vrouw? (Vondel); ik betuig u mijn oprechte dank; iem. oprecht liefhebben; oprecht dankbaar zijn
  3. (van personen) niet liegende. Synoniem: rechtschapen, eerlijk, serieus. Zij is altijd oprecht. Een oprecht gemoed. Oprecht voor de waarheid uitkomen. Oprecht met iemand omgaan: te goeder trouw,

Oprecht (betekenis 3) is hij, die de waarheid spreekt, wanneer hem iets gevraagd wordt.

Tegenover oprecht staan: onoprecht, achterbaks, huichelachtig, hypocriet, schijnheilig, stiekem, oneerlijk, onwaarachtig.

Verschil met openhartig. De oprechte is niet altijd openhartig. Openhartig is degene, die zonder iets te verzwijgen, zowel uit eigen beweging als desgevraagd zijn gedachten graag meedeelt. Terwijl de openhartige altijd oprecht is, is de oprechte niet altijd openhartig. Openhartig staat tegenover terughoudend, achterhoudend; oprecht tegenover leugenachtig, onwaar of vals. De openharige legt zijn hele hart graag voor een vertrowde vriend open, zonder zulks ook elders te doen, als dit onnodig is. Oprechtheid staat tegenover valsheid, maar niet tegenover stilzwijgendheid. Gepaste oprechtheid spreekt zo als zij denkt, maar zij uit geenszins al wat zij denkt.

Verschil met simpel. Is men oprecht en simpel (eenvoudig), dan men wel eens gebrek aan die voorzichtigheid, welke door Jezus tegelijk met de oprechtheid van de duiven werd aanbevolen, en hier op aarde vaak zo nodig is.

Mt 10:16 Zie, Ik zend u als schapen midden onder wolven, weest dan voorzichtig als de slangen en oprecht als de duiven. Mt 10:17 Past u echter op voor de mensen; want zij zullen u overleveren aan raadsvergaderingen en in hun synagogen zullen zij u geselen; Mt 10:18 en zowel voor stadhouders als koningen zult u geleid worden om Mij, tot een getuigenis voor hen en de volken. (TELOS)

Noach was een oprecht man: eerlijk, deugdzaam.

Ge 6:9  Dit [zijn] de geboorten van Noach. Noach was een rechtvaardig, oprecht man in zijn geslachten. Noach wandelde met God. (SV)

God gebood Abram oprecht te zijn:

Ge 17:1  Toen Abram negenennegentig jaar oud was, verscheen de HEERE aan Abram en zei tegen hem: Ik ben God, de Almachtige! Wandel voor Mijn aangezicht en wees oprecht. (HSV)

De NBG51-vertaling, de Nieuwe Bijbelvertaling (2004) en ook ander vertalingen hebben hier "onberispelijk". De Groot Nieuws Bijbel heeft "doe geen onrecht". Obbink heeft "wees rechtschapen". God kent de dagen der oprechten. Hun erfelijk bezit zal in eeuwigheid blijven.

Ps 37:16 [Teth]. Het weinige, dat de rechtvaardige heeft, is beter dan de overvloed veler goddelozen. Ps 37:17 Want de armen der goddelozen zullen verbroken worden; maar de HEERE ondersteunt de rechtvaardigen. Ps 37:18 [Jod]. De HEERE kent de dagen der oprechten; en hun erfenis zal in eeuwigheid blijven. Ps 37:19 Zij zullen niet beschaamd worden in den kwaden tijd, en in de dagen des hongers zullen zij verzadigd worden. (SV)

Bronnen

Van Dale's Groot woordenboek der Nederlandse taal (13e uitgave), digitale versie 1.0 Plus, jaar 2000; s.v. oprecht. Hiervan is enige tekst verwerkt.

Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908). Hiervan is enige tekst verwerkt.

Weiland & Landré, Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 3, bladzijde 70. Hiervan is enige tekst verwerkt.

Gerbrand Bruining, Nederduitsche synonymen (1836), band 1, bladzijde 350. Hiervan is enige tekst verwerkt.

Voetnoten

  1. Aangehaald in Gerbrand Bruining, Nederduitsche synoniemen (1836), band 1 bladzijde 350
  2. Van Dale's Groot Woordenboek der Nederlandse taal (13e uitgave, digitale versie 1.0 Plus, jaar 2000; s.v. oprecht