Orgaandonorschap
Bruikbare organen
Organen zijn slechts bruikbaar wanneer er nog leven in is; de bloedsomloop, en de stofwisseling nog intact moet zijn. Welk medisch doodscriterium men ook kiest, men kan niet afwachten tot alle leven weggevloeid is, omdat dan voor bepaalde delen de ontbinding reeds ingezet is.
Om aan geschikte organen te kunnen komen zal men deze dus moeten halen uit een lichaam dat, ofwel nog in zijn geheel, ofwel wat betreft de organen nog levend is. Voor vitale organen houdt dit in dat wegnemen de dood ten gevolge heeft.
Wat zegt de Bijbel
Gij zult niet doodslaan. (Ex.20:13)
En voorwaar, Ik zal uw bloed, het bloed uwer zielen eisen; van de hand van alle gedierte zal Ik het eisen, ook van de hand des mensen, van de hand eens iegelijken zijns broeders zal Ik de ziel des mensen eisen. Wie des mensen bloed vergiet, zijn bloed zal door de mens vergoten worden; want God heeft de mens naar Zijn beeld gemaakt. (Gen.9:5 SV)
Eenvoudig in te zien is dat: 'uw bloed eisen' het verbod op zelfdoding, en 'van de hand van de mens' het verbod op moord en doodslag inhoudt. De toevoeging 'uit de hand van iemands broeder', vergt wat meer nadenken. Deze woorden belichamen het doden door een broeder, dat wil zeggen door iemand die je genegen is. Tegenwoordig zal men zeggen: euthanasie (=goede dood) uit liefde of medelijden, of verwijderen van levende organen uit een stervende om een ander te helpen.
Het dode lichaam is geen afval
Zonder diep in te gaan op deze moeilijke tekst kan wel het volgende geconcludeerd worden: er woedt in de geestelijke wereld een strijd om het lichaam. Het hoeft ons als gelovige dan ook niet te verbazen dat er verwarring heerst over het juiste handelen met onze organen na onze dood. De vele tegenstrijdige meningen, ook onder gelovigen, vinden hun oorsprong in de strijd in de geestelijke wereld.
De minachting voor het lichaam komt van de satan.
Daarom heeft God hen in hun hartstochten overgegeven aan onreinheid, zodat bij hen het lichaam onteerd wordt. (Rom. 1: 24)
De boze krijgt van God toestemming het lichaam te onteren bij mensen die menselijk over God gaan denken en hun eigen inzicht volgen.
Weet gij niet, dat uw lichaam een tempel is van de Heilige Geest, die in u woont, die gij van God ontvangen hebt, en dat gij niet van uzelf zijt? Want gij zijt gekocht en betaald. Verheerlijkt dan God met uw lichaam. (1 Kor.6:19,20)
In de Bijbel is het lichaam niet slechts een omhulsel van de ziel, waarmee men naar believen kan handelen. God is Schepper van de hele mens. En die mens bestaat uit geest, ziel en lichaam. Het lichaam is geen bijkomstigheid, maar het is een "tempel van de Heilige Geest Door ongelimiteerde transplantatie wordt slechts de mens geëerd. Wij zijn rentmeesters van ons lichaam
Weet gij niet, dat uw lichamen leden van Christus zijn? (1 Kor.6:15)
En Hij de God des vredes, heilige u geheel en al, en geheel uw geest, ziel en lichaam moge bij de komst van onze Here Jezus Christus blijken in allen dele onberispelijk bewaard te zijn. (1 Thess.5:23)
Het lichaam is niet een waardeloos omhulsel, waar we mee kunnen doen wat we willen, maar het is een onderdeel van het lichaam van Christus. Door transplantatie stellen we onze leden ter beschikking van anderen. Ook over ons lichaam zullen we verantwoording af moeten leggen. De ziel van een mens, (zijn persoon met gevoel, wil en verstand), is via het lichaam in contact met de stoffelijke wereld om zich heen, en via de geest in contact met de onzichtbare wereld. Bij de komst van de Here Jezus gaat het om de hele mens. Vanuit die gedachte zal men als gelovige handelen met zijn lichaam wat betreft bijvoorbeeld: het aan de vernietiging prijsgeven bij de crematie, of het aan de sloop overgeven, bij orgaandonorschap. Een grens voor transplantatie
De ziel die zondigt, die zal sterven. (Ezech.18:4)
Een dode kan niet meer beslissen. De beslissing over organen van een dode wordt genomen door een levende. De levende wordt aansprakelijk gesteld en ter verantwoording geroepen. Iemand die tijdens zijn leven een beslissing neemt voor het handelen met zijn lichaam na de dood, zal dat bijbels moeten verantwoorden.
Op grond van het bovenstaande lijkt wat betreft transplantatie de grens te liggen bij het in leven zijn van de donor. Alleen die organen mogen getransplanteerd worden welke een levend persoon bewust en vrijwillig kan afstaan, en daarbij normaal kan doorleven. Na het sterven van de donor kan en mag niet meer beslist worden over zijn organen.
De consequenties
Het trekken van deze grens heeft voor een gelovige uiteraard de consequentie dat men ook zelf geen organen van een dode zal accepteren. Door deze grens te trekken voorkomt men tevens de dilemma's die kunnen rijzen bij het accepteren van organen van geaborteerde foetussen, gedode criminelen, om hun organen gedode personen enz. En vermijdt men de morele belasting van de nabestaanden, de ethische problemen die ontstaan bij het dood verklaren van een patiënt, of het kunstmatig in stand houden van ademhaling en bloedsomloop, enz