Peter Spengler

Uit Christipedia

Peter Spengler was een vrome en geleerde pastoor in Schlatt, een dorp in de Duitse streek Breisgau, die om het evangelie van Jezus Christus, om zijn Lutheranisme, verdronken werd in het jaar 1526.

Nadat in Duitsland de Boerenoorlog (1524-1525) gestild was, werd de een na de ander gegrepen en gevangen gezet, zodat de onschuldigen dikwijls met de kwaaddoe­ners, en de eenvoudigen met de bozen, zonder onderscheid, datgene moesten lijden wat de oproermakers verdiend hadden. Dit oproerig gespuis gaf zich voor Evangelisch uit, zodat alle godvruchtigen en Evangelischen, om hunnent wil, bij alle mensen ver­acht en als boosdoeners gehaat werden.

Onder deze godvruchtigen was Peter Spengler, een geleerd pastoor te Schlatt, in Breisgau - een streek in Baden-Württemberg, tussen de Rijn en het Zwarte Woud - gevangen, die de boeren ernstig had bestraft, omdat zij tegen hun overheden opstonden. Omdat hij het zuivere evangelie van Jezus Christus predikte, was hij gevangen genomen. Des nachts werd hij door de soldaten gegrepen, en wreed behan­deld, daar zij hem de handen op de rug bonden, en zijn voeten met een dik touw vast maakten, en wel in de tegenwoordigheid van zijn vrouw en kinderen, terwijl zij hem, onder bespotting en be­schimping, te paard wegvoerden naar de stad Freiburg.

Toen hij geruime tijd in een duistere gevangenis vertoefd had, en daar op de wreedste wijze werd behandeld, met pijnigingen van de geheime en andere leden van zijn lichaam, veroordeelden zij hem tenslotte ter dood. Doch hoe vlijtig zij ook onderzochten, konden zij geen oorzaak voor de dood vinden, en hem niet van oproer, tweedracht of andere daden overtuigen. Maar omdat hij het gebod van God gevolgd en een vrouw getrouwd had, ten einde niet door het ple­gen van ontucht uit het rijk van God uitgesloten te worden, veroordeelden zij hem tot de verdrinkingsdood: hij moest in het water geworpen worden en verdrinken.

Toen hij door den scherprechter naar de plaats, waar hij sterven zou, werd uitgeleid, sprak hij ieder die hem kwam vertroosten, zeer minzaam toe. Doch de monniken en priesters, die het hem, terwijl hij bad en tegen de verschrikkingen van de dood kampte, zeer lastig maakten, met hun verzoek van aan hen te biechten en andere beuzelingen, waarmee zij hem van het juiste inzicht van de woorden van Christus wilden afbrengen, verzocht hij bij herhaling dat zij zouden zwijgen, terwijl hij met een liefelijke stem zei, dat hij iedere dag aan Jezus Christus, de Heere van de hemel en van de aarde gebiecht had, en ook, zonder twijfel, vergeving van de zonden van Hem had ontvangen. "Hem," zei hij, "zal ik heden een aangename offerande worden, ik heb in deze zaak, waarom ik veroordeeld word, niets gedaan wat mijn Heer en God mishaagt. De Heer heeft mij een gerust geweten gegeven; zij die dorsten om onschuldig bloed te vergieten, mogen wel toe­zien wat zij beginnen, Wien zij verstoren en toornig maken, Die alle harten rechtvaardig oordeelt, want Hij zegt: 'Mij is de wraak, Ik zal het vergelden'. Dit zwakke lichaam zal ik toch binnenkort moe­ten afleggen; want ik weet dat ik sterfelijk ben, en tot vergankelijkheid geboren. Ja, vroeger heb ik al wel mijn laatste dag begeerd, en gewenst om ontbonden te worden en met Christus te zijn. Wel ben ik waardig verdriet te lijden om mijn grote zonden wil; maar Christus is mijn Zaligmaker; Hij heeft voor mij het kruis gedragen, en is voor mij aan het kruis gestorven. Nu wil ik ook roemen in het kruis van onze Heer Jezus Christus."

Zulke woorden konden sommigen niet verdragen, en zij bevalen de scherprechter, dat hij hem in het water zou werpen, en wel van de plaats waar hij geboeid zat om gedood te worden.

Toen hij in het water lag, bewoog hij zich geruime tijd. Tenslotte werd de rivier door zijn bloed gekleurd, tot een zeker teken dat het rechtvaardige bloed op die dag was uitgestort. Alle aanwezigen verwonderden zich erover, met een verdrietig hart en aldoor zuchtend, zonder te spreken, omdat iedereen in die tijd wreed en tiranniek werd behandeld.

Dit gebeurde in het jaar 1526[1], volgens anderen[2] in 1525.

Meer informatie

C. L. Hermann Fick, Die Märtyrer der Evangelisch-Lutherischen Kirche. Erster Band (1854), blz. 9-12

Martyrs 3: Peter Spengler ("Who knew?"), op BackToLuther.blogspot.com.

Bronnen

Adrianus Haemstedius, Historie der martelaren; Die, om de getuigenis der evangelische waarheid, hun bloed gestort hebben, van Christus onze Zaligmaker af tot het jaar 1655 (Amsterdam: 1671. Herziene druk 1881), blz. 140. De geschiedenis van Spengler is onder wijziging verwerkt op 14 april 2024.

Martyrs 3: Peter Spengler ("Who knew?"), op BackToLuther.blogspot.com. De afbeelding is vandaar genomen.

Voetnoten

  1. C. L. Hermann Fick, Die Märtyrer der Evangelisch-Lutherischen Kirche. Erster Band (1854), blz. 12
  2. Haemstedius, aangehaald werk.