Pinehas: verschil tussen versies

516 bytes toegevoegd ,  7 jaar geleden
geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 11:
[[Bestand:Pinehas doorsteekt Zimri David-Martin 1700.jpg|gecentreerd|miniatuur|1024x1024px|''Afbeelding: Pinehas doorsteekt Zimri in diens slaapvertrek. In de verte dansen Israëlitische mannen met Moabitische vrouwen rond een beeld van Baäl-Peor en wordt er geofferd. Daarvóór worden Israëlitische mannen opgehangen. In werkelijkheid waren ze vermoedelijk al gedood vóórdat ze werden opgehangen. Op de voorgrond doodt Pinehas met een speer een Israëlitische man die hoereert met een Moabitische vrouw. Hierdoor stilde Pinehas Gods toorn en hield de plaag op, die 24.000 Israëlieten het  leven kostte (zie de dode lichamen op de grond.'' ]]
 
Ter beloning voor zijn gedrag werd hem door God een ‘verbond van vrede’ gegeven, en de opvolging in de priesterlijke bediening en het bezit van het erfelijk priesterschap in zijn geslacht verzekerd.<blockquote>''Nu 25:12 Zeg daarom: Zie, Ik geef hem Mijn verbond van vrede: Nu 25:13 hij, en zijn nageslacht na hem, zullen het verbond van het eeuwige priesterschap hebben, omdat hij zich voor zijn God heeft ingezet en verzoening voor de Israëlieten heeft gedaan.'' (HSV)</blockquote>Krachtens deze belofte is hij zijn vader Eleazar als hogepriester opgevolgd, toen deze ongeveer gelijktijdig met Jozua was gestorven. Zijn zoon, die na hem deze waardigheid bekleedde, heette Abisua (1 Kron. 6:4, 50).
 
Pinehas raadpleegde Jahweh voor de strafexpeditie van Israël tegen de stad [[Gibea]]. <blockquote>''Ri 20:27 En de Israëlieten raadpleegden de HEERE, want in die dagen bevond zich daar de ark van het verbond van God. Ri 20:28 En Pinehas, de zoon van Eleazar, de zoon van Aäron, stond in die dagen voor Zijn aangezicht en zei: Zal ik nog eens ten strijde trekken tegen mijn broeder, de Benjaminieten, of zal ik ervan afzien? En de HEERE zei: Trek op, want morgen zal Ik hem in uw hand geven. (HSV)''</blockquote>Zijn zoon, die na hem deze waardigheid bekleedde, heette Abisua (1 Kron. 6:4, 50).
 
== Bronnen ==