Rots: verschil tussen versies

Toegevoegde inhoud Verwijderde inhoud
Regel 41: Regel 41:
Tot Petrus zei de Heer Jezus: 'jij bent Petrus en op deze rots zal ik mijn gemeente bouwen' (Matth. 16:18). <blockquote>''Mt 16:15 Hij zei tot hen: U echter, Wie zegt u dat Ik ben? Mt 16:16 Simon Petrus nu antwoordde en zei: U bent de Christus, de Zoon van de levende God. Mt 16:17 Jezus nu antwoordde en zei tot hem: Gelukkig ben jij, Simon, Bar-jona, want vlees en bloed heeft je dat niet geopenbaard, maar mijn Vader die in de hemelen is. Mt 16:18 En ook Ik zeg je dat jij <u>Petrus</u> bent, en op deze <u>rots</u> zal Ik mijn gemeente bouwen, en de poorten van de hades zullen haar niet overweldigen. Mt 16:19 Ik zal je de sleutels van het koninkrijk der hemelen geven, en alles wat jij zult binden op de aarde, zal gebonden zijn in de hemelen, en alles wat jij zult ontbinden op de aarde, zal ontbonden zijn in de hemelen. Mt 16:20 Toen verbood Hij zijn discipelen, dat zij iemand zouden zeggen dat Hij de Christus was. (Telos)''</blockquote>Men gaat met het bestrijden van de Roomse dwalingen te ver, wanneer men zegt, dat Christus daarmee zichzelf en niet Petrus zou hebben bedoeld. Jezus noemt hier duidelijk Petrus de rots, op wie Hij zijn gemeente bouwen zal, door wiens moedige werkzaamheid Hij haar gronden wil. Dit is echter niet de persoon van Petrus, nog minder zijn vermeende opvolgers (de Roomse pausen), maar de blijmoedig belijdende Petrus en daarom zeggen de oud-Lutherse theologen kort: het is de belijdenis van Petrus. De grondsteen der kerk is haar belijdenis van Christus. En daar Petrus deze belijdenis het eerst en met grote vreugde uitsprak, heeft hem de Heer als werktuig van de stichting der kerk verklaard en gebruikt, zoals wij dit uit de Handelingen der Apostelen zien. Maar ditzelfde bock toont, dat hij daarom niet ook later haar ''bestuurder'' zou moeten zijn. Veeleer treedt hij later kennelijk op den achtergrond en de hoofdwerkzaamheid voor de heidenen gaat over op Paulus en die voor de Joden op Jakobus. Van een ondergeschiktheid aan Petrus, gelijk zijn gewaande opvolger beweert, in nergens enige sprake.
Tot Petrus zei de Heer Jezus: 'jij bent Petrus en op deze rots zal ik mijn gemeente bouwen' (Matth. 16:18). <blockquote>''Mt 16:15 Hij zei tot hen: U echter, Wie zegt u dat Ik ben? Mt 16:16 Simon Petrus nu antwoordde en zei: U bent de Christus, de Zoon van de levende God. Mt 16:17 Jezus nu antwoordde en zei tot hem: Gelukkig ben jij, Simon, Bar-jona, want vlees en bloed heeft je dat niet geopenbaard, maar mijn Vader die in de hemelen is. Mt 16:18 En ook Ik zeg je dat jij <u>Petrus</u> bent, en op deze <u>rots</u> zal Ik mijn gemeente bouwen, en de poorten van de hades zullen haar niet overweldigen. Mt 16:19 Ik zal je de sleutels van het koninkrijk der hemelen geven, en alles wat jij zult binden op de aarde, zal gebonden zijn in de hemelen, en alles wat jij zult ontbinden op de aarde, zal ontbonden zijn in de hemelen. Mt 16:20 Toen verbood Hij zijn discipelen, dat zij iemand zouden zeggen dat Hij de Christus was. (Telos)''</blockquote>Men gaat met het bestrijden van de Roomse dwalingen te ver, wanneer men zegt, dat Christus daarmee zichzelf en niet Petrus zou hebben bedoeld. Jezus noemt hier duidelijk Petrus de rots, op wie Hij zijn gemeente bouwen zal, door wiens moedige werkzaamheid Hij haar gronden wil. Dit is echter niet de persoon van Petrus, nog minder zijn vermeende opvolgers (de Roomse pausen), maar de blijmoedig belijdende Petrus en daarom zeggen de oud-Lutherse theologen kort: het is de belijdenis van Petrus. De grondsteen der kerk is haar belijdenis van Christus. En daar Petrus deze belijdenis het eerst en met grote vreugde uitsprak, heeft hem de Heer als werktuig van de stichting der kerk verklaard en gebruikt, zoals wij dit uit de Handelingen der Apostelen zien. Maar ditzelfde bock toont, dat hij daarom niet ook later haar ''bestuurder'' zou moeten zijn. Veeleer treedt hij later kennelijk op den achtergrond en de hoofdwerkzaamheid voor de heidenen gaat over op Paulus en die voor de Joden op Jakobus. Van een ondergeschiktheid aan Petrus, gelijk zijn gewaande opvolger beweert, in nergens enige sprake.


== Bron ==
== Bronnen ==
H. Zeller, ''Bijbelsch Woordenboek voor het Christelijke volk.'' Tweede deel K - Z. ('s Gravenhage: M.J. Visser, 1872) s.v. Rots. De tekst van dit lemma is op 10 sept. 2016 verwerkt.
H. Zeller, ''Bijbelsch Woordenboek voor het Christelijke volk.'' Tweede deel K - Z. ('s Gravenhage: M.J. Visser, 1872) s.v. Rots. De tekst van dit lemma is op 10 sept. 2016 verwerkt.


''Bijbels Theologische Encyclopedie'', uitgave 2008.
''Bijbels Theologische Encyclopedie'', uitgave 2008.


== Voetnoot ==
== Voetnoot ==