Sabbatsjaar
Het sabbatsjaar of sabbatjaar is het zevende of rustjaar bij de Israëlieten, het jaar dat de landerijen volgens de wet van Mozes braak moeten liggen en geen schulden geïnd mogen worden. Zie Exod. 23 : 11; Lev. 25: 1-7; Deut. 15: 1-9; 31 : 10.
Synoniemen: braakjaar, vrijjaar.
Over de sabbatdag, de zevende dag van de week, zie art. Sabbat.
Het sabbatsjaar wordt de Israëlieten geboden in onder andere Lev. 25:1.
Le 25:1 De HEERE sprak tot Mozes bij de berg Sinaï: Le 25:2 Spreek tot de Israëlieten, en zeg tegen hen: Wanneer u gekomen bent in het land dat Ik u geven zal, dan moet het land rust krijgen, een sabbat voor de HEERE. Le 25:3 Zes jaar mag u uw akker bezaaien, zes jaar mag u uw wijngaard snoeien en de opbrengst ervan inzamelen. Le 25:4 Maar in het zevende jaar moet het voor het land sabbat zijn, een periode van volledige rust, een sabbat voor de HEERE. Uw akker mag u niet bezaaien en uw wijngaard mag u niet snoeien. Le 25:5 Wat er na uw [laatste] oogst [nog] opkomt, mag u niet oogsten, en de druiven van uw ongesnoeide wijnstok mag u niet plukken. Het is een jaar van volkomen rust voor het land. Le 25:6 [De opbrengst van] de sabbat van het land zal voor u als voedsel dienen: voor u en uw slaaf en uw slavin, uw dagloner en uw bijwoner, die bij u als vreemdeling verblijven. Le 25:7 Ook voor uw vee en voor de [wilde] dieren die in uw land [leven], mag heel de opbrengst ervan als voedsel dienen. (HSV)
Zoals de Israëliet telkens rust moest houden, zo mocht ook het door hem bebouwde land niet onophoudelijk arbeiden, maar moest zijn rust hebben, om zijn Heer en Schepper te huldigen, „het moest zijn rust voor de Heer rusten". Telkens in het zevende jaar moesten daarom de Israëlieten de akkers en wijnbergen onbebouwd laten.
Hetgeen vanzelf opkwam (Lev. 25 : 5v.; Jes. 37: 30), van uitgevallen korrels of aan onbesneden wijnstokken (Nazireeërs), mocht iedereen plukken.
Deze rust kwam dus niet slechts de landbouwers, hun knechten en hun vee, maar inzonderheid de armen en vreemdelingen in het land ten goede; ook de schuldenaars, want daar men in dit jaar geen opbrengst van zijn akker had, mochten ook de schulden niet ingevorderd worden (Deut. 15: 9; 31 : 10). De Romeinen scholden in dit jaar de Joden de belastingen kwijt.
Zo’n braakjaar, dat in de zevende maand met het Loofhuttenfeest begon, was voor de akkers daarom bovenal weldadig, omdat zij doorgaans niet bemest werden.
Wat was de bedoeling van het sabbatsjaar? De betekenis is in 't algemeen vooreerst geen landbouwkundige, maar een godsdienstige, een theokratische. Het was een rustjaar van het land voor Jahweh. Hiermee was niet zozeer bedoeld, het volk tot goed agrarisch landbeheer op te leiden of de aanbouw van magazijnen te bevorderen, de wet beoogde volgens Hermann Zeller[1] bovenal, geloof en liefde in de harten te planten.
Zolang de gehoorzaamheid aan Gods geboden en het geloof aan zijn belofte in het volk leefde, mochten zij zich in het zesde jaar over een bijzonder rijken zegen verblijden (Lev. 25: 18 vv.). Bij afnemend geloof en toenemende bevolking, vooral toen zich een groot deel van het volk op handel en nijverheid begon toe te leggen, zal de strenge handhaving van het sabbatjaar moeilijker zijn geworden ; er kwamen daarom ook voortdurend in menig opzicht overtredingen van deze wet voor, waarop Neh. 9 : 17 heenwijst, gelijk ook de wetten van het jubeljaar werden overtreden (1 Kon. 21 : 2; Jes. 5: 8). Na de Babylonische ballingschap werd het sabbatjaar in elk geval weer streng gevierd (Neh. 10: 31). In 1 Makk. 6 : 49vv. wordt een hongersnood vermeld, die in het sabbatjaar heeft plaats gevonden.
Waarmee heeft zich het volk bezig gehouden? Want een jaar lang zich te onthouden van alle lichamelijke arbeid, is toch zeker een door God niet bedoelde lediggang. Volgens Dent. 31 : 10-13, vgl, Neh. 8: 1 vv., moest op het Loofhuttenfeest van het sabbatjaar de wet aan het gehele volk en bovenal aan de kinderen voorgelezen en uitgelegd worden; het moest tevens een jaar zijn, waarin zij het verbond vernieuwden, — zo is dan wellicht dit jaar aan het onderwijs van de jeugd gewijd geweest. Bovendien kon men de tijd met de bouw en het herstel van huizen, vervaardiging van landbouwgereedschappen, jacht, enz, doorbrengen.
Voorafschaduwing
De wet van Mozes „heeft een schaduw van de toekomstige goederen" (Hebr. 10:1). Het sabbatsjaar en het jubeljaar spreken beide, zij het onder verschillend opzicht, symbolisch van het toekomstige vrederijk van de Heer Jezus Christus, dat, naar veler verwachting, in het zevende millennium na de scheppingsweek zal vallen. Het verschil tussen beide schaduwen van het vrederijk is dat het sabbatsjaar vooruitziet op de rust (vgl. Hebr. 4:9) en het jubeljaar op het herstel (Hand. 3:21) en de vrijheid (Rom. 8:21) die zullen komen.
'Sabbatical'
In het Nederlands heeft ‘sabbatsjaar’ naar het Amerikaans-Engelse sabbatical year, een tweede betekenis gekregen: een (jaar) verlof voor studie of om eens iets anders te doen. Synoniem: 'sabbatical'.
Bron
H. Zeller, Bijbelsch Woordenboek voor het Christelijke volk. Tweede deel K - Z. ('s Gravenhage: M.J. Visser, 1872) s.v. Sabbatjaar. Tekst hieruit is op 16 aug. 2013 verwerkt.
Voetnoot
- ↑ H. Zeller, Bijbelsch Woordenboek voor het Christelijke volk. Tweede deel K - Z. ('s Gravenhage: M.J. Visser, 1872) s.v. Sabbatjaar.