Drekgod
Drekgod is een uitdrukking van diepe verachting voor een afgod(sbeeld). Zie bijvoorbeeld Lev. 26:30; Deut. 29:17; 1 Kon. 15:12; 21 : 26, 2 Kon. 17 : 12; 21 : 21; 23 : 24; Jer. 50 : 2, en vooral bij Ezechiël.
Het Hebreeuwse woord voor drekgoden is גלול of (verkort) גלל, gilloel, van het werkwoord galal = "rollen, wentelen, afwentelen, samenrollen". Het woord komt 48x voor in het Oude Testament.
De Statenvertaling heeft "drekgoden" (48x). De NBG51-vertaling heeft "afgoden" (43x), "afgodsbeelden" (2x), "afgoderij" (1x), "afgodendienst" (1x), "drekgoden" (1x).
De eigenlijke betekenis is drek-dingen, drekkigheden[1]. Het woord geeft te kennen de diepste verachting, waarin het onwezenlijke van de afgoden wordt uitgesproken naast de religieuze afschuw die zij wekken moeten. De verachting is dieper dan die wordt uitgedrukt door "gruwel" of "verfoeisel"[1].
Van koning Amon wordt gezegd:
2Kon 21:21 Want hij wandelde in al den weg, dien zijn vader gewandeld had, en hij diende de drekgoden, die zijn vader gediend had, en hij boog zich voor die neder. (SV)
De Herziene Statenvertaling heeft hier "stinkgoden", de Leidse vertaling en de Canisius-vertaling hebben "schandgoden", de NBG51-vertaling en de NBV2004-vertaling heeft "afgoden", de Naardense vertaling "godenbeelden".