Amon
Amon (= "vakman") is in de Bijbel de naam van drie verschillende mannen. De bekendste is Amon koning van Juda.
De Hebreeuwse naam is אמון, Amoon. De eigennaam betekent "vakman", "meester werkman"[1] of "werkmeester". Het Strongnummer is 0526. De Griekse naam is Αμων, Amoon. De Hebreeuwse naam komt 17x voor in het Oude Testament en verwijst naar de volgende mannen:
1. zoon en opvolger van Manasse, koning van Juda. Zijn moeder was Mesullemet uit de Judese stad Jotba. Over hem lezen wij in 2 Kon. 21:19-25 en 2 Kron. 33:20-25.
- DOORVERWIJZING Sjabloon:Stamboom Koningshuis van David
Reeds op zijn 16e[2] kreeg hij een zoon, Josia, van Jedida. Amon was 22 jaar oud toen koning werd en regeerde slechts twee jaren (2 Kron. 33:21), van 642 tot 640[3] vóór Chr. Hij was, gelijk zijn vader Manasse was geweest, een groot afgodendienaar. Na twee jaren werd hij door zijn eigen knechten gedood (2 Kron. 34:25). Zijn zoon Josia volgde hem op.
2. bevelhebber (overste) van de stad Samaria, ten tijde van koning Achab; 2 Kron. 18:25.
3. nakomeling van een dienaar van koning Salomo; dezelfde als Ami.
Bron
P.J. Gouda Quint, Woordenboek des Bijbels, inzonderheid ten gebruike bij de Statenvertaling. Haarlem: De erven F. Bohn, 1866. Tekst van het lemma 'Amon' is op 28 dec. 2017 verwerkt.
Voetnoten
- ↑ Hebreeuws-Nederlands Lexicon; op basis van Strong-coderingen. Onderdeel van de Online Bible, een uitgave van Importantia. Het is gebaseerd op het Engelstalige Online Bible Hebrew-Englisch Lexicon van Larry Pierce.
- ↑ Vergelijk 2 Kron. 33:21 en 2 Kron. 34:1. 24 - 8 = 16.
- ↑ Volgens Bijbels ontstaansmodel; tijdbalk Masoreten (Stichting De Oude Wereld, 2009). 643 — 641 heeft P.J. Gouda Quint, Woordenboek des Bijbels, inzonderheid ten gebruike bij de Statenvertaling. (: De erven F. Bohn, 1866) s.v. Amon.
- ↑ De jaartallen zijn meerendeels ontleend aan Bijbels ontstaansmodel; tijdbalk Masoreten (Stichting De Oude Wereld, 2009).