Sinear en de torenbouw van Babel

Versie door Willem de Visser (overleg | bijdragen) op 24 dec 2021 om 10:51 (Kleine aanpassing aan de tekst)

4066 v. Chr. – 3716 v. Chr.

Na de vloed leefde Noach nog 350 jaar (Gen. 9:28). Europa, had in die tijd een warm klimaat en verkeerde na de vloed in Mesozoïsche omstandigheden. Met de ark kreeg het mensdom een nieuwe kans. Na de vloed bleek echter reeds spoedig duidelijk dat de zonde niet uitgeroeid was. De Kaïnitische uitleving van de zonde is ogenschijnlijk met de vloed verdwenen, maar wel in kiem meegevoerd in de ark. Noach wist daarvan (Gen. 9:20-27). De nieuwe wereldbewoners bleken verdeeld in twee groepen. Opvallend dat de bijbel de naam van een zus van Tubal-Kaïn noemt, namelijk Naëma (Gen. 4:22). Dit kan er op duiden dat ze na de vloed nog een belangrijke rol heeft gespeeld. Het zal niet zonder betekenis zijn geweest dat Naëma in de Bijbel een plaats kreeg. Het vermoeden rijst, dat ze tot de schoonfamilie (schoonmoeder?) van Cham behoorde of als de vrouw van Cham in de ark de vloed heeft overleefd. Cham en de zijnen hebben nimmer kunnen verkroppen dat de God van Seth hun geslacht heeft uitgeroeid. In de kring van Cham en Naëma heerste een Godvijandige sfeer. Het moet Noach met zorg hebben vervuld. Toen Noach zich in een kwetsbare positie bevond, greep Cham (en waarschijnlijk vooral ook zijn zoon Kanaän) het moment aan om zijn verachting voor Noach en daarmee de God van Noach duidelijk te demonstreren. Door een onnozel en dom voorval kwam de kloof tussen de twee partijen duidelijk openbaar en barstte de bom. Evenboer 1) schetst aan de hand van wijd verspreide mythes, waarvan hij vermoedt dat ze gebaseerd zouden kunnen zijn op oude geschiedenissen, de geschiedenis van de mensheid van de zondvloed tot de torenbouw. Hij ontdekte dat ook oude Babylonische overleveringen spraken over twee groepen, die elkaar slecht verdroegen. Voor de vloed waren er twee geslachten van mensen. De goeden vormden het geslacht van Anunnaki (Kaïn). Dit ras bracht de godin Ishtar (Naëma ?) voort en de kwaden vormden het geslacht van de Igigi (Seth). De Igigi bestonden uit 10 ‘goden’ (de 10 stamvaders uit de lijn van Seth). Tot afschuw van Ishtar is het geslacht van Anunnaki door de vloed gedood. De aanhangers van Seth bleven voor hen de gezworen vijanden en werden minachtend afgebeeld als centauers (half mens, half paard). 1) Voorwerp van speciale verering bij de Kaïnieten was hun voorvader Lamech (Gen. 4:18-24). Waarschijnlijk verwijst de naam van Hercules, de geweldenaar, de leeuwendoder, naar hem. Als afstammeling van Cham, bleek Nimrod (Gen. 10:8-9), geheel in overeenstemming met deze Kaïnitische leefwereld van voor de vloed, iemand te zijn, die zich bovendien keerde tegen de God van Seth en Noach. De uitdrukking ‘voor het aangezicht des HEEREN’ moet uitgelegd worden als ‘zonder zich gelegen te laten aan de wil des HEEREN’ (Gen. 10:8-9). Typerend binnen die Kaïnitische cultuur is de verering van geweldenaars geweest. Geweldenaars, die door het bouwen van sterke steden zichzelf een machtscentrum schiepen, die enerzijds bescherming aan volgelingen kon bieden (zelfs, zo men dacht, tegen de hen vijandige God van Seth), anderzijds de bevolking gevangen hield binnen een totalitair, gewelddadig systeem.

In het voorgaande valt het op dat ook het ongeloof en de miskenning zoals blijkt uit buitenbijbelse bronnen soms de waarachtigheid van de Godsopenbaring ongewild bevestigen kan.

3716 v. Chr. – ca 3400 v. Chr.

Waarschijnlijk kort na Noachs dood gebeurde er geologisch en daardoor ook klimatologisch iets heel ingrijpends. Geologisch gezien brak wereldwijd het tijdperk aan van de tertiaire cataclysmen. De Afrikaanse plaat schurkte tegen Europa aan en de Alpiene gebergten, zoals de Pyreneeën, de Alpen, de Karpaten, het Atlasgebergte in Afrika en het Zagrosgebergte in Iran gingen zich vormen. Diepe troggen in een vroegere zijtak van de tegenwoordige Middellandse Zee hadden zich gevuld met sediment en werden door de tegendruk vanuit de aarde naar boven gestuwd. Aardlagen schoven over elkaar en bereikten grote hoogten. Dat moet een enorme impact hebben gehad op de omgeving. Dat de aardmantel in heftige beroering was, blijkt ook bijvoorbeeld uit de zuidwestelijke 'krul' waarin de Alpen eindigen. Daar waar het aardoppervlak zich gaat plooien, ontstaat in de omgeving soms een duidelijk extensiebekken, een strak getrokken, laag liggend laagland. Onze Noordzee, eerst land, werd in feite zo'n extensiebekken en vulde zich met water. Andere uitgestrekte gebieden in Europa veranderden in moerassig land.

Geologische / archeologische tijdperken[1]
    • CENOZOÏCUM (66,0 milj. - heden)
      • K w a r t a i r: (2,588 milj. - heden)
        • Holoceen (11.700 jr. - heden)
          Chronozones van het Holoceen:
          • Subatlanticum (2.400 - heden)
          • Subboreaal (5.660 - 2.400 jr)
          • Atlanticum (9.220 - 5.660)
          • Boreaal (10.640 - 9.220 jr)
          • Preboreaal (11.650 - 10.640 jr)
        • Ander indeling van het Holoceen:
          • Historische tijd
          • IJzertijd
          • Bronstijd
          • Neolithicum of Nieuwe Steentijd
            • Koper(steen)tijd
              (Chalcolithicum)(5500 - 3300 v.C.)[2]
              • Laatchalcolithicum
              • Middenchalcolithicum
              • Vroegchalcolithicum
            • Laatneolithicum
            • Keramisch (of midden-)neolithicum
            • Prekeramisch (of vroeg-)neolithicum
          • Mesolithicum, Epipaleoliticum of Middensteentijd
        • Pleistoceen (2,5 milj. - 12.000 jr.)
      • T e r t i a i r (66,0 - 2,588 milj.)
        • Neogeen: (23,03 - 2,588 milj.)
          • Plioceen (5,333 - 2,588 milj.)
          • Mioceen (23,03 - 5,333 milj.)
        • Paleogeen: (66,0 - 23,03 milj.)
          • Oligoceen (33,9 - 23,03 milj.)
          • Eoceen (56,0 - 33,9 milj.)
          • Paleoceen (66,0 - 56,0 milj.)
    • MESOZOÏCUM (252,2 - 66,0 milj.)
      • Krijt (145 - 66 milj.)
      • Jura (201,3 - 145 milj.)
      • Trias (252,2 - 201,3 milj.)
    • PALEOZOÏCUM (541 - 252,2 milj.)
    • NEOPROTEROZOÏCUM (1000 - 541 milj.)
    • MESOPROTEROZOÏCUM (1600 - 1000 milj.)
    • PALEOPROTEROZOÏCUM (2500 - 1600 milj.)

De nakomelingen van Noach werden geconfronteerd met enorme natuurkrachten in de vorm van aardbevingen, vulkanisme, tsunami's en een verstoord klimaat. Dit maakte voor hen de voedselvoorziening heel onzeker. Rivieren en beken ontvingen geen water meer of verlegden hun bedding. Het moet deze gemeenschappelijke ervaring zijn geweest, waardoor men massaal op drift geraakte. Vluchtend voor al het geweld, trof men elkaar in de vlakte van Sinear (Gen. 11:2). Waarschijnlijk meende men daar te vinden waarnaar men zocht, veiligheid en voedsel. Het is mogelijk niet tot een botsing gekomen met families die reeds in de regio woonden. De oorspronkelijke bewoners zijn de dragers geweest van de vroegchalcolithische cultuur van Hassuna. In feite leefden zij in de overgangsfase naar het vroegchalcolithicum. Het kan ook zijn dat Noach en de zijnen reeds dragers waren van een chalcolitische cultuur. Sinear lag in het noordoosten van de Arabische plaat. Mogelijk was dit deel van de aardkorst redelijk stabiel.

Onder leiding van een sterke leider bundelde men de krachten (Gen. 11:3-4). Hij wordt genoemd in Gen. 10:8-10. Het bleek Nimrod, een zoon van Cush, een zoon van Cham te zijn. Hij werd gezien als een held, als iemand bij wie men zich veilig voelde. Hij was een aanbidder was van Nammu (Naëma?), de godin van de grote waterdiepten, en van de slang. De macht van Nimrod zou uitlopen op pure opstand tegen de God van Noach (Gen. 10:9). In 1Kron. 1:10 wordt van hem gezegd dat hij geweldig begon te zijn op de aarde. In Sinear stichtte hij de steden Babel, Erech, Accad en Kalné. De aartsvaders Arfachsad, Assur, Kenan en Selah waren tijdgenoten van hem. Ook Assur trok met de zijnen later naar Sinear. Assur en Arfachsad waren zoons van Sem. Assur werd de stamvader van de Chaldeeën.

Vertellingen uit de Bijbel doen het nog al eens voorkomen, dat letterlijk alle mensen naar de vlakte van Sinear trokken. De Bijbel zegt dat niet duidelijk. Eerder geeft de Bijbel aan, dat het vooral de nakomelingen van Cham zijn geweest en dat Assur zich later bij hen heeft gevoegd. Een hypothese zou kunnen zijn dat de mensen van Hassuna zelf nakomelingen van Cham zijn geweest. Ook de kanttekeningen van de Statenvertaling wijzen daar op.

Ongetwijfeld bevonden zich in die tijd in Europa kleine gemeenschappen die voornamelijk van de jacht leefden. Europa zal dun bevolkt zijn geweest. Men rekent hen tot de 'Heidelberg-mensen' of de 'Homo erectus-mensen'. Hun cultuur rekent men tot het vroegpaleolithicum. Bekend zijn de gevonden schedels te Swanscombe (Eng.) en te Steinheim (Dld.). De schedels hadden normale moderne kenmerken. Zij leefden daar nog voor de komst van de mensen met neanderthaler kenmerken.

Zie ook

Tweestromenland | Nimrod | Babylon.

Bronnen

1) Tjarko Evenboer, De wereldwijde vloed (Hoornaar, 2012)

2) W. de Visser, Herschreven Geschiedenis. Bijdrage aan de vorming van een Bijbels paradigma (Zoetermeer, 2010)

3) Bärbel Auffermann en Jörg Orschiedt, Neanderthalers in Europa (Leuven, 2003)

4) Dora Jane Hamblin, De eerste steden. Uit de serie Ontstaan der mensheid (uitg. Time/Life, 1975)

Voetnoot

  1. Bron: https://nl.wikipedia.org/wiki/Geologische_tijdschaal
  2. Sommigen plaatsen de kopertijd na de nieuwe steentijd als een overgangsfase naar de bronstijd.