Gibeonieten: verschil tussen versies

2 bytes toegevoegd ,  7 jaar geleden
k
geen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 7:
Drie steden van de Gibeonieten werden aan Benjamin, één stad aan Juda gegeven (Joz. 18: 14, 25). Gibeon zelf werd een priesterstad (Joz. 21: 27). Gedurende lange tijd, terwijl de [[ark van het verbond]] al in Jeruzalem was, stond de tabernakel in Gibeon, alwaar geofferd werd (1 Kron. 16: 39 . 21: 29).
 
Aan Salomo viel aldaar op de prachtige hoogte een verschijning van de Heer ten deel (2 Kron. 1; 1 Kon. 3: 4). Ongeveer 400 jaren na Jozua liet [[Saul]] in zijn ontijdige ijver, de Gibeonieten, die als vreedzame, vrome lieden onder Israël leefden (2 Sam. 21: 2 v.) nog uitroeien. Hunne vervolging (vers 5) moet gedurende een lange tijd zijn voortgezet en Sauls familie had naar de getuigenis van de Heer die schuld ook op zich geladen (2 Sam. 21 : 1). Toen de Heer — waarschijnlijk bij het begin van de regering van [[David]], toen de zaak nog pas gebeurd en ook Saul nog onbegraven was (verzen 12, 14) — deze schuld door een hongersnood bezocht, waren wel de nog overgebleven Gibeonieten, vrij van eigenbaat of wraakzucht, bereid om iedere bestraffing van de schuldigen kwijt te schelden (vers 5), maar namen zij toch op Davids verzoek zulk een voldoening aan, als met de wet (Num. 35 : 31, 33) overeenkwam. Door deze handeling der Gibeonieten werd het David mogelijk, met de uitoefening van de strengste rechtvaardigheid en tevens ter wille van Jonathan, die leden van Sauls familie met zachtheid te behandelen, die de meeste aanspraak hadden op de troon (2 Sam. 21: 5-14).
 
Toen de Heer — waarschijnlijk bij het begin van de regering van [[David]], toen de zaak nog pas gebeurd en ook Saul nog onbegraven was (verzen 12, 14) — deze schuld door een hongersnood bezocht, waren wel de nog overgebleven Gibeonieten, vrij van eigenbaat of wraakzucht, bereid om iedere bestraffing van de schuldigen kwijt te schelden (vers 5), maar namen zij toch op Davids verzoek zulk een voldoening aan, als met de wet (Num. 35 : 31, 33) overeenkwam. Door deze handeling der Gibeonieten werd het David mogelijk, met de uitoefening van de strengste rechtvaardigheid en tevens ter wille van Jonathan, die leden van Sauls familie met zachtheid te behandelen, die de meeste aanspraak hadden op de troon (2 Sam. 21: 5-14).
 
Van dezen tijd af verdwijnen de Gibeonieten als zodanig uit de geschiedenis en werden onder de [[Nethinim]], de tempeldienaren, begrepen.