Tefilin
Tefilin, tefillien (afgeleid van tefiela, gebed) of tefillen (Nederlands-Jiddisch/Asjkenazische uitspraak), Phylacteria of Phylakteriën, zijn de gebedsriemen in het rabbijnse jodendom. Op doordeweekse dagen worden ze gedragen bij het ochtendgebed (sjachariet). Dit gebruik vindt zijn oorsprong in een letterlijk verstaan van het Schriftwoord over het voorhoofdspansel èn de Rabbijnse overlevering.
De gebedsriemen bestaan uit een hoofdstel (Hebreeuws tefillien shel rosh) en een gedeelte om de arm en hand (Hebreeuws tefillien shel jad).
Aan de riemen zijn doosjes bevestigd. De zwarte lederen doosjes (Hebreeuws bajit, huis; meervoud batim, huizen) bevatten op perkament geschreven teksten uit de boeken van Mozes:
- Exodus 13:1-10;
- Exodus 13:11-16;
- Deuteronomium 6: 4-9
- Deuteronomium 11: 13-21
Het ene doosje draagt men met behulp van een leren riem op het voorhoofd. De andere riem wordt zeven maal om de arm gewikkeld en dan om de hand geslagen. Op deze manier vormt de riem de letter Sjin uit het Hebreeuwse alfabet. Deze verwijst naar het begrip Sjaddai, de almacht van God. Mensen die rechtshandig zijn dragen de voor de hand bestemde tefilin aan de linkerarm, linkshandigen aan de rechterarm. Volgens de Rabbijnse traditie dragen alleen mannen ouder dan 13 jaar gebedsriemen. In sommige liberale gemeenten zijn er ook vrouwen die dat doen.
De gewoonte van Rabbanitische joden heeft haar oorsprong te danken aan de Schriftplaatsen die spreken van een voorhoofdband. De verdere ontwikkeling van het gebruik in het Rabbijnse jodendom is gebaseerd op mondelinge overlevering en beschreven in de Talmoed.
De Karaïtische Joden, die alleen aan de Heilige Schrift vasthouden en de menselijke overlevering geen gezag toekennen, vatten de Schriftwoorden die spreken van een voorhoofdband als beeldspraak op.
Meer informatie
Art. Voorhoofdsband
Bron
Art. Tefilin op Wikipedia.nl. Tekst hiervan is op 19 jan, 2015 verwerkt.