Teleologie: verschil tussen versies

11.250 bytes toegevoegd ,  3 jaar geleden
k
 
(2 tussenliggende versies door dezelfde gebruiker niet weergegeven)
Regel 36:
 
== Plaats van het orde-beginsel ==
Waar huist het metafiekemetafysieke ordebeginsel? Omtrent dit ordebeginsel is slechts een drievoudige veronderstelling mogelijk. Dit werkelijk buiten onze verbeelding en ons verstand bestaand ordebeginsel is:
 
* óf uitsluitend in de wereldse dingen (uitsluitend ''immanente'' teleologie),
** alles is stof (''materialistisch monisme'')
** alles is God (''pantheïstisch monisme'')
* ófwel uitsluitend daar buiten (''ultra-teleologie'')
* ófwel in en buiten de dingen (''dualistische teleologie'').
 
Dus, ’t zit er in of het zit er buiten, of het zit er binnen én er buiten.
 
'''Monisten.''' Volgens de immanente teleologie zit het metafysiek ordebeginsel louter in de dingen; er is geen geen buitenwereldse oorzaak van de dingen. Zulke denkers heten monisten (van het Griekse woord ''monos,'' één, alleen).
 
Wanneer men het ordebeginsel, dat in de dingen zelf is, nader beschouwt, blijkt allerduidelijkst, dat het de orde in de wereld niet voldoende verklaart. Daar er nu natuurlijk een voldoende grond voor de wereldorde zijn moet, en het ordebeginsel, dat zich in de dingen zelf bevindt, blijkbaar deze voldoende grond niet is, volgt vanzelf, dat er noodzakelijk een buitenwerelds ordebeginsel moet bestaan.
 
De monisten worden weer onderscheiden in materialistische monisten, die leren dat alles stof is, en pantheïstische (van Grieks ''pan'', alles, en ''Theos'', God), die leren dat alles God is. De pantheïstische monisten zeggen: „God en de wereld zijn één: er is maar één volstrekte wereldgrond, welke Een-al of Heel-al is, de alom vattende zelfstandigheid, volstrekte Geest, wereldwil of wereld-daad. Daartegen kan men opwerpen dat er blijkbaar vele en onderscheiden dingen zijn en dat het denkbeeld van een Een-al of Heel-al vlakweg tegen onze ervaring ingaat. Daarop antwoorden de pantheïstische monisten dat die veelheid, welke wij waarnemen, maar verschijningsvormen, ontwikkelingstadia van het ene Absolute zijn; want dat in de grond alles één is. Het diepste beginsel der wereldorde zit dus volgens hen uitsluitend in de wereld zelf en is er niet van onderscheiden. Hierop kan men antwoorden dat zulk een opvatting ingaat tegen hetgeen wij duidelijk met ons verstand inzien. Zoals wij de dingen kennen, zijn ze wel degelijk veelvuldig en niet één. Die eenheid kan men alleen volhouden, als men de werkelijke, objectieve waarde van onze kennis loochent en al hetgeen wij waarnemen, herleidt tot louter gewaarwordingsaandoeningen, zuiver subjectieve begrippen zonder reële betekenis. Dit is een subjectivistisch standpunt aangaande de oorsprong en waarde van onze kennis (zie [[Kennis]]).
 
Bovendien lijdt het stelsel der pantheïsten aan tegenstrijdigheid; want het neemt aan, dat de grond der orde het éne Alwezen, een absoluut wezen is, en tegelijk neemt het aan, dat dit ene Al-wezen niet volstrekt, niet absoluut maar betrekkelijk en veranderlijk is, daar het zich naar de wet van zijn eigen wezenheid ontwikkelt.
 
'''Ultra-teleologie.''' Volgens deze theorie zit het beginsel van de orde uitsluitend buiten de dingen van deze wereld. Hiertegen kan men opmerken dat de veelheid der afzonderlijke op zich zelf staande dingen, in verandering, werking en samenwerking, ten dele althans bestierd wordt door ieders aard of wet en door onderlinge natuurlijke en concrete verhoudingen. De levende wezens schijnen een levensbeginsel te hebben. De psychische werkingen duiden op een zelfstandig beginsel, de ziel.
 
'''Dualisten.''' Er schiet niets anders over dan dat metafysieke ordebeginsel èn er in èn er buiten zit, of juister gezegd, dat er één in en één er buiten is; want het spreekt van zelf dat het ordebeginsel in de dingen niet van dezelfde natuur kan zijn als hetgeen er buiten is; anders zouden we het wel met één beginsel afkunnen.
 
Juist omdat het ordebeginsel, dat in de dingen is, van zo’n natuur is, dat het de orde der wereldse dingen niet voldoende verklaart, gaan we er nog een buiten zoeken. Er wordt een dubbel beginsel vereist.
 
''Dualisten'' onderscheiden de oorzaak van de wereld van de wereld zelf. ''Theïstische'' dualisten zijn zij, die aan die wereldoorzaak bewustheid en dienovereenkomstig persoonlijkheid toeschrijven. Zij zeggen: er is een wereld en een God; God en wereld zijn twee.
 
== Dualistische teleologie ==
Regel 96 ⟶ 113:
 
Er blijft dus niets anders over, dan dat het ordebeginsel er of helemaal in, of èn er in èn er buiten is. De strijd loopt dus, voor wie ook in het metafysische nog enig realisme heeft overgehouden, tussen pantheïstisch monisme en theïstisch dualisme.
 
== Het natuurlijke ordebeginsel ==
Het ordebeginsel in de dingen is niets anders dan de natuur der dingen. En wat is die natuur? Voor zover wij de natuur der dingen kennen, is ze voor ieder afzonderlijk bestaand ding niets anders, dan de vereniging van een bepaald aantal eigenschappen. Die eigenschappen alle tezamen in één geheel verenigd maken het wezen of de natuur van ieder afzonderlijk ding uit, waardoor het in hoedanigheid of kwalitatief van andere dingen onderscheiden is. Die natuur der dingen verklaart hun werkingen. Ze werken zó, omdat ze zó zijn.
 
De natuur der dingen verklaart derhalve zonder twijfel onmiddellijk, althans ten dele, de ordelijkheid van het natuurgebeuren. Althans ten dele, want daar wij de natuur der dingen slechts ten dele kennen, weten we niet, in hoever ze een onmiddellijke grond voor de orde bieden. Het kan dus best zijn, dat ze zelfs geen onmiddellijke voldoende grond bieden voor de wereldorde, m.a.w. dat daartoe ook nog de werking van bovennatuurlijke verstandelijke machten nodig is. De vraag is dus of de natuur der dingen die ordelijkheid volledig verklaart. Dat wil zeggen, verklaart ze die ordelijkheid zo, dat er in betrekking tot die ordelijkheid (teleologisch) niets te vragen overblijft?
 
In genen dele, aangezien de natuur der dingen zelf verklaring nodig heeft; want behalve dat in de bijzondere natuur van ieder ding eigenschappen te onderscheiden zijn, die een louter bijkomstig, veranderlijk en wisselvallig karakter dragen, en andere eigenschappen, die tot het wezen van het ding behoren, eigenschappen m.a.w., die zolang de zelfstandigheid van het ding blijft wat ze is, niet ontbreken kunnen noch anders kunnen zijn dan ze zijn, dragen zelfs die zogenaamde noodzakelijke eigenschappen geen absoluut karakter.
 
Want de feitelijke bepalingen der bestaande zelfstandige wezenheden zijn, absoluut gesproken, zelf iets betrekkelijks en veranderlijks. Volstrekt gesproken konden ze anders zijn dan ze zijn. Zegt men dus: de wereldorde wordt teweeggebracht door de natuur der dingen, dan komst aanstonds de vraag: Waarom is de natuur der dingen zo?
 
Daar nu die natuur der dingen, hetzij men ze op zich zelf, hetzij men ze in hun samenhang beschouwt, zelf iets betrekkelijks is, kan ze onmogelijk haar eigen verklaring zijn. In het betrekkelijke, het wisselvallige immers, verklaart niets zich zelf. De diepste grond der orde kan dus onmogelijk in de dingen zelf zitten.
 
Omdat er nochtans een voldoende ordegrond zijn moet, volgt met noodzakelijkheid, dat hij buiten de wereldse dingen is; met andere woorden, dat er een buitenwereldse oorzaak der wereldorde bestaat.
 
== Het bovennatuurlijke ordebeginsel ==
Dat bovennatuurlijke of „buitenwereldse” ordebeginsel moet men echter goed verstaan. Zulks wil niet zeggen, dat die oorzaak afgescheiden of verwijderd is van de wereld, zodat zij er plaatselijk boven of buiten is. Met dat buitenwereldse” is alleen gezegd, dat zij kwalitatief of door natuur, wezen of hoedanigheid van alle dingen der wereld onderscheiden is. Ziedaar de reden van het dualisme, m.a.w. van het aannemen van een dubbel beginsel van de wereldorde.
 
Hoedanig is die buitenwereldse orde-oorzaak? De wereldorde wordt onmiddellijk door onbewust doelmatig-handelende oorzaak teweeggebracht. Maar een onbewust-doelmatig handelende oorzaak, ook al ligt de ordelijkheid in haar natuur (zoals in het instinctieve dierlijk leven), heeft onder het opzicht van haar ordelijkheid altijd nadere verklaring nodig; want juist de onbewustheid houdt in, dat zij uit zich alleen de handelingen zelf niet ordende; zij omvat dus altijd afhankelijkheid en daarmede voorwaardelijkheid en betrekkelijkheid. Zolang dus de noodzakelijke buitenwereldse oorzaak als onbewust-doelmatig handelend wordt gedacht, is zij zeker niet de volstrekt voldoende oorzaak, zonder welke het bestaan wereldorde onbestaanbaar is.
 
Wil men dus een voldoende verklaring voor de wereldorde, dan is men vanzelf genoodzaakt, die buitenwereldse oorzaak als een verstandelijke en overleggende te erkennen. Hoe meer wij de onbewuste dingen zelf zien handelen, en hoe heerlijker orde-resultaten wij door hun werkingen zien bereiken, des te sterker dringt de noodzakelijkheid van een bewuste oorzaak, m.a.w. van een verstandelijke en overleggende oorzaak zich aan onze geest op. Deze oorzaak moet noodzakelijk een bewuste oorzaak wezen. Een voldoende grond, een voldoende verklaring voor de wereldorde vinden wij alleen in een bewuste oorzaak.
 
Theïstische dualisten antwoorden: wij erkennen als diepste beginsel van de wereldorde een God. Zij vatten het bovenwereldse overleg of 'beleid' niet als menselijk overleg op. Niet ieder verstandelijk overleg voldoet aan de eisen van een volstrekt-voldoende oorzaak, met name zeker niet, als men het anthropomofistisch denkt. Want het menselijk overleg, ook in zijn volmaakst denkbare vorm, is en blijft betrekkelijk, voorwaardelijk en afhankelijk. Dat bovenwereldse overleg wordt alleen maar analogisch zo genoemd, maar ’t is iets eindeloos verheveners.
 
Hoedanig het onmisbaar wereldbeleid dan in zich is, valt moeilijk te zeggen, juist omdat het in ieder geval bovenmenselijk is. Toch kunnen we o.a. dit bevestigen, dat het, om in zich de volstrekt-voldoende grond van de orde-werkelijkheid te zijn, vrij moet wezen van alle voorwaardelijkheid, van alle afhankelijkheid van gegevens, prikkels of welke nevenoorzaken ook, en daardoor van alle beperking in kennis en macht. M.a.w. een oneindig wijze en machtige is de enige en alleen mogelijke volstrekt-voldoende oorzaak van de werkelijke orde.
 
De voornaamste, zo niet de enige, opwerping is, hoe met een oneindig wijze oorzaak, die het wereldgebeuren heeft geregeld, ’s werelds onvolmaaktheid te rijmen is. Deze opwerping heeft eigenlijk niet veel om het lijf. ’t Springt immers al dadelijk in het oog, dat een eindige orde niet de absolute volmaaktheid kan bezitten. Vervolgens weten wij te weinig van het wereldplan om in een hele massa dingen met zekerheid te kunnen zeggen of ze werkelijk ondoelmatig zijn. Op de derde plaats komt de ondoelmatigheid, die men in vele dingen meent te zien, heel dikwijls voort uit te eenzijdige beschouwing, omdat men nl. vergeet, dat in de ons bekende eindige orde geen ding voor zich alleen bestaat; en heel willekeurig een of ander bijzonder wezen of bijzondere orde van wezens als uitsluitend doel der orde stelt. Ten vierde zou men, toegegeven dat er tal van ondoelmatige en onvolmaakte dingen bestaan, om over de al of niet-doelmatigheid der orde in haar geheel te kunnen oordelen, eerst moeten aantonen, dat een orde, waarin zulke ondoelmatigheden en gebrekkigheden voorkomen, niet beantwoorden kan aan het doel, dat een oneindige wijsheid zich met het scheppen ervan voorstelde; m. a. w. dat een oneindige wijsheid absoluut geen reden zou kunnen hebben, om juist zo'n orde in het leven te roepen.
 
Daar we dit nu niet kunnen aantonen, en bovendien van het eigenlijke doel der wereldorde al bitter weinig afweten en het gehele wereldplan in de verste verte niet kunnen overzien, dus ook, gesteld dat we het doel in alle details kenden, niet zouden weten in hoever het bereikt wordt, — zijn we toch wel allerminst bevoegd, om over de ons bekende wereldorde, om hetgeen ons daarin onvolmaakt voorkomt, het oordeel te vellen: dat ze een oneindige wijsheid onwaardig is. De opwerping, aan de onvolmaaktheid der wereld ontleend, blijkt dus verre van gevaarlijk.
 
== Bron ==
Th. F. Bensdorp, ''Apologetica''. Verzameld en ingeleid door M. Stoks. Derde deel. Amsterdam: N.V. de R.K. Boek-Centrale, 1922. Enige tekst van blz. 85-103109 is onder wijziging verwerkt in mei 2021. De tekst van deze bladzijden bevat ook delen uit een rede van prof. Beysens over de dualistische teleologie als wijsgerige theorie.
 
== Voetnoot ==