Teman (landstreek): verschil tussen versies

Toegevoegde inhoud Verwijderde inhoud
 
Regel 9: Regel 9:


== Toekomst ==
== Toekomst ==
In de toekomst zal God komen van Teman, ten opzichte van Israël uit het Zuiden of Zuid-Oosten. Hij zal komen ten gerichte, om met toorn de heidenen te 'dorsen', en ter verlossing van zijn volk Israël.<blockquote>''Hab 3:3 <u>God kwam van Theman</u>, en de Heilige van den berg Paran. Sela. Zijn heerlijkheid bedekte de hemelen, en het aardrijk was vol van Zijn lof. Hab 3:4 En er was een glans als des lichts, Hij had hoornen aan Zijn hand, en aldaar was Zijn sterkte verborgen. Hab 3:5 Voor Zijn aangezicht ging de pestilentie, en de vurige kool ging voor Zijn voeten henen. Hab 3:6 Hij stond, en mat het land, Hij zag toe, en maakte de heidenen los, en de gedurige bergen zijn verstrooid geworden; de heuvelen der eeuwigheid hebben zich gebogen; de gangen der eeuw zijn Zijne. Hab 3:7 Ik zag de tenten van Kusan onder de ijdelheid; de gordijnen des lands van Midian schudden. Hab 3:8 Was de HEERE ontstoken tegen de rivieren? Was Uw toorn tegen de rivieren, was Uw verbolgenheid tegen de zee, toen Gij op Uw paarden reedt? Uw wagens waren heil. Hab 3:9 De naakte grond werd ontbloot [door] Uw boog, [om] de eden, aan de stammen gedaan [door] het woord. Sela. Gij hebt de rivieren der aarde gekloofd. Hab 3:10 De bergen zagen U, [en] leden smart; de waterstroom ging door, de afgrond gaf zijn stem, hij hief zijn zijden op [in] de hoogte. Hab 3:11 De zon en de maan stonden stil in [haar] woning; met het licht gingen Uw pijlen daarhenen, met glans Uw bliksemende spies. Hab 3:12 Met gramschap tradt Gij [door] het land, met toorn dorstet Gij de heidenen. Hab 3:13 Gij toogt uit tot verlossing Uws volks, tot verlossing met Uw Gezalfde; Gij doorwonddet het hoofd van het huis des goddelozen, ontblotende den grond tot den hals toe. Sela. Hab 3:14 Gij doorboordet met zijn staven het hoofd zijner dorplieden; zij hebben gestormd, om mij te verstrooien; die zich verheugden, alsof zij de ellendigen in het verborgen zouden opeten. Hab 3:15 Gij betradt [met] Uw paarden de zee; de geweldige wateren werden een hoop.'' (SV)</blockquote>De vertaling van Hab. 3:3 in de tegenwoordige tijd 'God komt van Teman" is beter: <blockquote>''Hab 3:3 God <u>komt van Teman</u> en de Heilige van het gebergte Paran. sela Zijn majesteit bedekt de hemelen, en de aarde is vol van zijn lof. Hab 3:4 Er is een glans als van zonlicht, lichtstralen heeft Hij aan zijn zijde en daar is het omhulsel zijner kracht.'' (NBG51)</blockquote>Vergelijk dit gebeuren met:<blockquote>''De 33:2 Hij zeide dan: De HEERE is van Sinai gekomen, en is hunlieden opgegaan van Seir (= gebergte in Edom); Hij is blinkende verschenen van het gebergte Paran, en is aangekomen met tien duizenden der heiligen; tot Zijn rechterhand was een vurige wet aan hen.'' (SV)</blockquote>
In de toekomst zal God komen van Teman, ten opzichte van Israël uit het zuiden of zuidoosten. Hij zal komen ten gerichte, om met toorn de heidenen te 'dorsen', en ter verlossing van zijn volk Israël.<blockquote>''Hab 3:3 <u>God kwam van Theman</u>, en de Heilige van den berg Paran. Sela. Zijn heerlijkheid bedekte de hemelen, en het aardrijk was vol van Zijn lof. Hab 3:4 En er was een glans als des lichts, Hij had hoornen aan Zijn hand, en aldaar was Zijn sterkte verborgen. Hab 3:5 Voor Zijn aangezicht ging de pestilentie, en de vurige kool ging voor Zijn voeten henen. Hab 3:6 Hij stond, en mat het land, Hij zag toe, en maakte de heidenen los, en de gedurige bergen zijn verstrooid geworden; de heuvelen der eeuwigheid hebben zich gebogen; de gangen der eeuw zijn Zijne. Hab 3:7 Ik zag de tenten van Kusan onder de ijdelheid; de gordijnen des lands van Midian schudden. Hab 3:8 Was de HEERE ontstoken tegen de rivieren? Was Uw toorn tegen de rivieren, was Uw verbolgenheid tegen de zee, toen Gij op Uw paarden reedt? Uw wagens waren heil. Hab 3:9 De naakte grond werd ontbloot [door] Uw boog, [om] de eden, aan de stammen gedaan [door] het woord. Sela. Gij hebt de rivieren der aarde gekloofd. Hab 3:10 De bergen zagen U, [en] leden smart; de waterstroom ging door, de afgrond gaf zijn stem, hij hief zijn zijden op [in] de hoogte. Hab 3:11 De zon en de maan stonden stil in [haar] woning; met het licht gingen Uw pijlen daarhenen, met glans Uw bliksemende spies. Hab 3:12 Met gramschap tradt Gij [door] het land, met toorn dorstet Gij de heidenen. Hab 3:13 Gij toogt uit tot verlossing Uws volks, tot verlossing met Uw Gezalfde; Gij doorwonddet het hoofd van het huis des goddelozen, ontblotende den grond tot den hals toe. Sela. Hab 3:14 Gij doorboordet met zijn staven het hoofd zijner dorplieden; zij hebben gestormd, om mij te verstrooien; die zich verheugden, alsof zij de ellendigen in het verborgen zouden opeten. Hab 3:15 Gij betradt [met] Uw paarden de zee; de geweldige wateren werden een hoop.'' (SV)</blockquote>De vertaling van Hab. 3:3 in de tegenwoordige tijd 'God komt van Teman" is beter: <blockquote>''Hab 3:3 God <u>komt van Teman</u> en de Heilige van het gebergte Paran. sela Zijn majesteit bedekt de hemelen, en de aarde is vol van zijn lof. Hab 3:4 Er is een glans als van zonlicht, lichtstralen heeft Hij aan zijn zijde en daar is het omhulsel zijner kracht.'' (NBG51)</blockquote>Vergelijk dit gebeuren met:<blockquote>''De 33:2 Hij zeide dan: De HEERE is van Sinai gekomen, en is hunlieden opgegaan van Seir (= gebergte in Edom); Hij is blinkende verschenen van het gebergte Paran, en is aangekomen met tien duizenden der heiligen; tot Zijn rechterhand was een vurige wet aan hen.'' (SV)</blockquote>


== Bron ==
== Bron ==