Maand
De maand wordt in Israël bepaald door de omloop van de maan, niet die van de zon. Nieuwe maan is het begin van de maand.
Tabel
De volgende tabel geeft de nummering en naamgeving van de maanden weer.
Telling in godsdienstige kalender | Telling in burgerlijke kalender | Naam
(andere schrijfwijze(n)) |
Andere naam
(andere schrijfwijze(n)) |
Duur in dagen | Valt in | Opmerking | |
1. | 7. | Abib | Niesan of Nisan. Is een latere naam | 30 | maart / april | Arenmaand. ‘Abib’ wordt genoemd in de Bijbel vóór de ballingschap. Later wordt ‘Niesan’ ook genoemd. | |
2. | 8. | Ziv
(Ziw, Siv, Zif) |
Ijar, latere naam | 29 | april / mei | Bloeimaand. ‘Ziv’ wordt genoemd in de Bijbel vóór de ballingschap. ‘Ijar’ komt niet in de Bijbel voor | |
3. | 9. | Siewan
(Sivan) |
30 | mei / juni | Naam genoemd in de Bijbel | ||
4. | 10. | Tammoez
(Tammuz) |
29 | juni / juli | Naam niet in de Bijbel genoemd. | ||
5. | 11. | Aaw
(Av, Ab) |
30 | juli / augustus | Naam niet in de bijbel genoemd. | ||
6. | 12. | Elloel
(Elul) |
29 | augustus / september | “zesde maand” | ||
7. | 1. | Ethanim | Tisjrie
(Tisri, Tisjri, Tishri) |
30 | september / oktober | Maand der stromende beken. Alleen ‘Ethanim’ wordt in de Bijbel genoemd | 1 en 2 Tisjrie heten buiten de Bijbel ‘Rosh Hashana’ = hoofd van het jaar, d.i. begin van het burgerlijk jaar. Twee dagen van gebed en inkeer. |
8. | 2. | Bul | Chesjwan
(Marchesvan, Marcheschwan) |
29 | oktober / november | Groeimaand. Alleen ‘Bul’ wordt genoemd in de Bijbel. | |
9. | 3. | Kisleew
(Kislev, Kisleu, Chisleu) |
30 | november / december | Wordt in de Bijbel genoemd. | ||
10. | 4. | Teweet
(Tevet, Tebeth) |
29 | december / januari | Wordt in de Bijbel genoemd. | ||
11. | 5. | Sjewat
(Shevat, Schebat, Schebath) |
30 | januari / februari | Eerst na de ballingschap genoemd in de Bijbel | ||
12. | 6. | Adar | 29 | februari / maart | |||
13. | Veader, of “tweede Adar”
(Adar II) |
30 of 29 | maart / april | Schrikkelmaand, in schirkkeljaar |
Maand en maanjaar
De Israëlitische maand is gebaseerd op de stand en omloop van de maan. De maand begint met nieuwe maan en duurt ongeveer 29,5 dag, tot de volgende nieuwe maan. De dag begint om zes uur ’s avonds en duurt tot de volgende avond zes uur, dus van zonsondergang tot zonsondergang. De wekelijkse rustdag (sabbat) begint daarom op vrijdagavond.
Daar men een maand hele dagen toerekent, duren de maanden afwisselend 29 en 30 dagen. De 12 maanmaanden omvatten samen 354 dagen. De Israëlieten volgen een maanjaar en maankalender. Een maanjaar is een jaar dat naar de omloop van de maan berekend wordt. De zonnekalender daarentegen, die uitgaat van de stand en omloop van de zon, telt 365 dagen. Het verschil van 365 (zonnekalender) – 354 (maankalender) = 11 dagen vereffent men door om de paar jaar een schrikkelmaand (13e maand) toe te voegen. De naam van de schrikkelmaand is tweede adar of kortweg adar II (adar 2). Zonder schrikkelmaanden zou het kunnen gebeuren dat hoogtijden als Pasen, Wekenfeest (Pinksteren) en Loofhutten in andere jaargetijden vallen, bijvoorbeeld Pasen in de herfst.
In oude tijden, vóór 359 na Chr., liet men de maand beginnen zodra de nieuwe maansikkel in Jeruzalem zichtbaar was. Eveneens op grond van waarneming werd een schrikkelmaand toegevoegd, als tegen het eind van het jaar werd opgemerkt dat Pasen vóór het begin van de lente (omstreeks 21 maart) zou vallen.
Omstreeks het jaar 359 na Chr. werd de kalender gestandaardiseerd door Hillel II met behulp van de 19-jarige cyclus van de Griekse astronoom Meton van Athene (cyclus van Meton): in een telkens terugkerende periode van 19 jaar wordt zeven keer een schrikkelmaand toegevoegd en wel in het 3e, 6e, 8e, 11e, 14e, 17e en 19e jaar. Adar II wordt dus 7 keer in 19 jaar als schrikkelmaand ingevoegd. Zes van de zeven schrikkelmaanden hebben 30 dagen, één heeft 29 dagen. Door deze methode loopt men na 19 jaar in de pas met de zonnekalender.
Veel oude kalenders zijn gebaseerd op de maan: Babylonische, Joodse en anderen, minsten 15 oude kalenders.
Maandtelling en maandnamen
De maanden worden in de Bijbel meestal door een rangtelwoord aangeduid: “eerste maand”, “tweede maand”, “derde maand”, enz. Voorbeeld:
Ezr 7:9 Op de eerste van de eerste maand was namelijk het begin van [zijn] tocht uit Babel, en op de eerste van de vijfde maand kwam hij in Jeruzalem aan, omdat de goede hand van zijn God over hem [was]. (HSV)
Zac 8:19 Zo zegt de HEERE van de legermachten: Het vasten in de vierde, het vasten in de vijfde, het vasten in de zevende en het vasten in de tiende [maand], zal voor het huis van Juda worden tot vreugde, tot blijdschap en tot vreugdevolle feestdagen. Heb dan de waarheid en de vrede lief! (HSV)
Daarnaast komen in De Bijbel ook enkele namen van maanden voor. Vaak worden ze, naam en rangtelwoord+”maand”, samen genoemd. Voorbeeld:
Esth 3:7 In de eerste maand, dat is de maand Nisan, in het twaalfde jaar van koning Ahasveros, wierp men het ‘pur’, dat is het lot, in de tegenwoordigheid van Haman, van dag tot dag en van maand tot maand, [tot] de twaalfde maand, dat is de maand Adar. (HSV)
1Kon 6:1 Het gebeurde nu in het vierhonderdtachtigste jaar na de uittocht van de Israëlieten uit het land Egypte, in het vierde jaar van het koningschap van Salomo over Israël, in de maand Ziv (dat is de tweede maand), dat hij het huis van de HEERE bouwde. (HSV)
Ook de dagen van de week worden door telwoorden aangeduid: “eerste dag”, “tweede dag”, etc. Alleen de laatste en zevende dag heeft ook een naam, ‘sabbat’ (= rust), ‘rustdag’.
Slechts vier maanden worden voor en gedurende de ballingschap met afzonderlijke namen genoemd . Het meest in zwang was de naam Abib d. i. arenmaand, de eerste maand, waarin de aren rijp worden en de oogst begon (Ex. 13: 4; 23: 15; 34: 18; Deut . 16: 1: Ez. 3, 15). De drie andere namen - ‘Ziv’ (2e maand), ‘Ethanim’ (7e maand) en ‘Bul’ (8e maand) - schijnen minder algemeen te zijn geweest en worden daarom steeds door een bijgevoegd getal verduidelijkt.
Bij de instelling van Pasen, vlak vóór de uittocht uit Egypte, had God bevolen dat de maand Abib voor de Israëlieten de eerste maand van het jaar moest worden.
Ex 12:1 De HEERE zei tegen Mozes en tegen Aäron in het land Egypte: Ex 12:2 Deze maand zal voor u het begin van de maanden zijn. Hij zal voor u de eerste zijn van de maanden van het jaar. Ex 12:3 Spreek tot heel de gemeenschap van Israël: Op de tiende [dag] van deze maand moet ieder voor zich een lam per familie nemen, een lam per gezin. (HSV)
Na de ballingschap kwamen voor de twaalf (resp. dertien) maanden namen in zwang, van welke de meeste ook in inschriften en bij de Syriers voorkomen. Volgens de Joodse Talmoed brachten de terugkerende Joden ze mee uit Babel. Het gaat om de namen: Niesan, Ijar, Siewan, Tammoez, Aaw. Elloel, Tisjrie, Chesjwan, Kisleew, Teweet, Sjewat, Adar, Veadar. Sedert Benfey en Stern (Ueber die Monatsnamen einiger alters Völker. Berlijn, 1836) neigden de geleerden er toe om ze voor oorspronkelijk Perzische namen te houden, en trachtten zij hun afleiding van oude Perzische woorden aan te tonen, daar de afleiding uit het Semitisch niet bewijsbaar is en de naam van de 12de maand Adar overeenkomt met het Perzische Ader. Later kwamen geleerden tot de mening dat de namen van Babylonisch-Assyrischen oorsprong zijn, daar de meeste namen in de Assyrische inschriften voorkomen en alle 13 genoemd worden op een te Ninivé gevonden maandtafel. Hun betekenis kent men echter nog slechts ten dele.
Naast de ‘godsdienstige kalender’, die met Abib in het voorjaar begint, kennen de Joden echter een burgerlijke kalender, die met de maand Tsjrie in het najaar begint. De jaaraanvangen van beide kalenders verschillen dus een half jaar. In de praktijk volgen de Joden de buitenbijbelse overlevering (Misjna, mondelinge leer) van de burgerlijke maandtelling.
Abib, Niesan (1e maand)
De eerste maand kreeg twee namen: Abib (‘arenmaand’) en later tevens Niesan (Neh. 2:1; Esth. 3:7; 7:1).
Ge 8:13 En het was in het zeshonderdeerste jaar, in de eerste [maand], op de eerste [dag] van die maand, dat het water van boven de aarde opgedroogd was. Toen nam Noach het luik van de ark weg en keek [naar buiten], en zie, de aardbodem was opgedroogd. (HSV)
De 16:1 Neem de maand Abib in acht en houd het Pascha voor de HEERE, uw God, want in de maand Abib heeft de HEERE, uw God, u in de nacht uit Egypte geleid. (HSV)
Ex 12:2 Deze maand zal voor u het begin van de maanden zijn. Hij zal voor u de eerste zijn van de maanden van het jaar. (HSV)
Le 23:5 In de eerste maand, op de veertiende [dag] van de maand, tegen het vallen van de avond, is het Pascha voor de HEERE. (HSV)
2Kr 35:1 Daarna hield Josia het Pascha voor de HEERE in Jeruzalem. En zij slachtten het paaslam op de veertiende van de eerste maand. (HSV)
Ex 13:4 Vandaag vertrekt u, in de maand Abib. (HSV)
Nu 33:3 Zij braken op van Rameses; in de eerste maand, op de vijftiende dag van de eerste maand, de dag na het Pascha, vertrokken de Israëlieten door een opgeheven hand, voor de ogen van alle Egyptenaren, (HSV)
Ex 12:18 In de eerste [maand] moet u ongezuurde [broden] eten vanaf de avond van de veertiende dag van de maand tot de avond van de eenentwintigste dag van de maand. (HSV)
Ex 23:15 Het Feest van de ongezuurde [broden] moet u in acht nemen … zoals Ik u geboden heb, op de vastgestelde tijd in de maand Abib, want in die [maand] bent u uit Egypte vertrokken. (…). (Vgl. Ex. 34:18)
Ex 40:2 Op de eerste dag van de eerste maand moet u de tabernakel, de tent van ontmoeting, opbouwen. (HSV)
Ex 40:17 En het gebeurde in de eerste maand, in het tweede jaar, op de eerste [dag] van de maand, dat de tabernakel opgebouwd werd.
Joz 4:19 Het volk was de tiende van de eerste maand uit de Jordaan opgeklommen, en zij sloegen hun kamp op in Gilgal, aan de oostkant van Jericho. (HSV)
Esth 3:7 In de eerste maand, dat is de maand Nisan, in het twaalfde jaar van koning Ahasveros, wierp men het ‘pur’, dat is het lot, in de tegenwoordigheid van Haman, van dag tot dag en van maand tot maand, [tot] de twaalfde maand, dat is de maand Adar. (HSV)
Assyrisch: Ni-scha-an-nu.
Komt grotendeels overeen met de maand april, ofschoon in gewone jaren reeds beginnend in de laatste 10 dagen van maart, en in schrikkeljaren eindigend in het begin van mei. Dat ‘Niesan’ ‘bloeimaand’ betekent, is onzeker.
Ziv, Ijar(2e maand)
Ziv d. i. bloeimaand heet de tweede maand en wordt twee maal in de Schrift bij name genoemd (1 Kon . 6, 1 . 37).
Ge 7:11 In het zeshonderdste levensjaar van Noach, in de tweede maand, op de zeventiende dag van de maand, op die dag zijn alle bronnen van de grote watervloed opengebarsten en de sluizen van de hemel opengezet. (HSV)
Ge 8:14 In de tweede maand, op de zevenentwintigste dag van de maand, was de aarde droog geworden. (HSV)
1Kon 6:1 Het gebeurde nu in het vierhonderdtachtigste jaar na de uittocht van de Israëlieten uit het land Egypte, in het vierde jaar van het koningschap van Salomo over Israël, in de maand Ziv (dat is de tweede maand), dat hij het huis van de HEERE bouwde. (HSV)
1Kon 6:37 In het vierde jaar werd de fundering van het huis van de HEERE gelegd, in de maand Ziv. (HSV)
De latere naam Ijar of beter Ijjar wordt in de Targoem op 2 Kron. 30:2 genoemd en komt overeen met de oude naam Ziv. Assyrisch: Ai-ru. In hoofdzaak onze maand mei. De betekenis is misschien hetzelfde als Ziv, ‘bloeimaand’.
Siewan (3e maand)
De maandnaam komt in de Schrift alleen in Esth. 8:9 voor.
Es 8:9 De schrijvers van de koning werden in diezelfde tijd geroepen, in de derde maand, de maand Sivan, op de drieëntwintigste van die [maand].Er werd geschreven overeenkomstig alles wat Mordechai gebood, aan de Joden, aan de stadhouders, de landvoogden en vorsten van de gewesten, van India tot Cusj, …. (HSV)
Ex 19:1 In de derde maand, op dezelfde dag dat de Israëlieten uit het land Egypte waren vertrokken, kwamen zij in de woestijn Sinaï. (HSV)
De naam Siewan wordt ook genoemd in Baruch 1:8. Assyrisch: Schi-va-nu. Vrijwel overeenkomend met juni.
Tammoez (4e maand)
Deze naam komt niet in de Bijbel voor.
Jer 39:2 In het elfde jaar van Zedekia, in de vierde maand, op de negende van die maand, werd de stad opengebroken. (HSV)
Zac 8:19 Zo zegt de HEERE van de legermachten: Het vasten in de vierde, het vasten in de vijfde, het vasten in de zevende en het vasten in de tiende [maand], zal voor het huis van Juda worden tot vreugde, tot blijdschap en tot vreugdevolle feestdagen. Heb dan de waarheid en de vrede lief! (HSV)
Assyrisch: Du-vu-zu, door de Syriers aldus genoemd naar de god Tammuz (d. i . Adonis).
Aaw (5e maand)
De naam komt niet de Bijbel voor, wel de aanduiding "vijfde maand". Voorbeeld:
Nu 33:38 Toen beklom de priester Aäron de berg Hor, op bevel van de HEERE, en hij stierf daar, in het veertigste jaar nadat de Israëlieten uit het land Egypte vertrokken waren, in de vijfde maand, op de eerste van de maand. (HSV)
Zie Aaw voor het hoofdartikel over dit onderwerp
Elloel (6e maand)
De maandnaam komt slechts één keer in de Bijbel voor:
Ne 6:15 De muur werd op de vijfentwintigste van [de maand] Elul voltooid, na tweeënvijftig dagen. (HSV)
Zie Elul voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
Ethanim, Tisjrie (7e maand)
Ethanim (= ‘volhardend’) d. i . maand der niet opdrogende stromen, volgens anderen maand der goede gaven of vruchtenmaand, was de zevende maand. De maandnaam wordt slechts één keer in de Bijbel genoemd: 1 Kon. 8:2. Misschien zo genoemd omdat rivieren en stromen in deze maand nog water hebben.
1Kon 8:2 Alle mannen van Israël kwamen bij koning Salomo bijeen voor het feest in de maand Ethanim, dat is de zevende maand. (HSV)
Enkele Schriftplaatsen die spreken van de zevende maand:
Ge 8:4 En de ark bleef in de zevende maand, op de zeventiende dag van de maand, vastzitten op het gebergte van Ararat. (HSV)
Le 16:29 Dit is voor u tot een eeuwige verordening: u moet in de zevende maand, op de tiende [dag] van de maand, uzelf verootmoedigen en geen enkel werk doen, de ingezetene niet, en de vreemdeling die in uw midden verblijft, evenmin. (HSV)
Le 23:24 Spreek tot de Israëlieten en zeg: In de zevende maand, op de eerste [dag] van de maand, moet u een rustdag houden, een gedenkdag [aangekondigd] door [bazuin] geschal, een heilige samenkomst. (HSV)
Le 23:27 Alleen op de tiende [dag] van deze zevende maand is de Verzoendag. U moet een heilige samenkomst houden. U moet uzelf dan verootmoedigen en de HEERE een vuuroffer aanbieden. (HSV)
Le 23:34 Spreek tot de Israëlieten en zeg: Vanaf de vijftiende dag van deze zevende maand is het zeven dagen [lang] Loofhuttenfeest voor de HEERE. (HSV)
De tweede maandnaam is Tisjrie, welke niet in de Bijbel wordt genoemd. Assyrisch: Tas-ri-tu. Komt ongeveer overeen met de maand oktober.
Bul, Chesjwan (8e maand)
Bul is een naam die ook in Fenicische inschriften is teruggevonden. De naam komt slechts op één plaats in de Schrift voor:
1Kon 6:38 En in het elfde jaar, in de maand Bul, dat is de achtste maand, had hij [de bouw] van het huis voltooid, helemaal volgens de afspraken erover en helemaal volgens de bepaling daaromtrent. Dus bouwde hij het [in] zeven jaar. (HSV)
Men heeft dit woord wel eens vertaald met ‘regenmaand’, maar deze vertaling is onjuist. Bul is een verkorting van “jebul” en betekent ‘groeimaand’ d . i . de maand, waarin de zaden beginnen te ontkiemen .
De tweede maandnaam Chesjwan wordt niet in de Schrift genoemd. Josephus (Ant . 1, 3, 3) noemt de naam Marsuane. Assyrisch: A-ra-ach sam-na, d.i. achtste maand (a-rach is het gewone woord voor maand, Hebr . jerach). Komt ongeveer overeen met de maand november.
Kisleew (9e maand)
Of Chisleu. De maand komt grotendeels overeen met december. De naam komt slechts op twee plaatsen in de Bijbel voor (Neh. 1:1; Zach. 7:1).
Ne 1:1 De woorden van Nehemia, de zoon van Hachalja. Het gebeurde in de maand Chisleu, in het twintigste jaar, toen ik in de burcht Susan was, (HSV)
Zac 7:1 Het gebeurde in het vierde jaar van koning Darius, op de vierde van de negende maand, in [de maand] Chisleu, [dat] het woord van de HEERE tot Zacharia kwam. (HSV)
Ezr 10:9 Toen kwamen alle mannen van Juda en Benjamin bijeen in Jeruzalem, binnen drie dagen; het was de negende maand, op de twintigste van die maand. Het hele volk zat op het plein van het huis van God, bevend omwille van de zaak en vanwege de vele regen. (HSV)
De maandnaam wordt buiten de Bijbel genoemd in 1 Makk. 1:57; 4:59; 2 Makk. 1: 9, 18; 10: 5. Assyrisch: Ki-schi-li-vu of of Ku-schal-lu.
Teweet (10e maand)
De maandnaam komt slechts één keer in de Schrift voor (Esth. 2:16):
Esth. 2:16 En Esther werd [mee] genomen naar koning Ahasveros, naar zijn koninklijk huis, in de tiende maand, dat is de maand Tebeth, in zijn zevende regeringsjaar. (HSV)
Ge 8:5 En gaandeweg werd het water minder, tot aan de tiende maand. In de tiende [maand], op de eerste [dag] van de maand, werden de toppen van de bergen zichtbaar. (HSV)
Assyrisch: Ti-bi-tuv. Vrijwel overeenkomend met de reeds door Hiëronymus daarmee vergeleken Egyptische maand Tybi, Tobi, Tebi.
Sjewat (11e maand)
De maand beantwoordt aan januari of februari. Schrijfwijzen zijn Sjewat, Shevat, Sebat, Sjebat, Schebat. De maandnaam wordt slechts één maal in de Bijbel genoemd (Zach. 1:7), na de terugkeer van een deel der Joden uit de Babylonische ballingschap:
Zac 1:7 Op de vierentwintigste dag van de elfde maand - dat is de maand Sjebat - in het tweede jaar van Darius, kwam het woord van de HEERE tot Zacharia, de zoon van Berechja, de zoon van Iddo, de profeet: (HSV)
De 1:3 Het gebeurde in het veertigste jaar, in de elfde maand, op de eerste [dag] van de maand, dat Mozes tot de Israëlieten sprak, overeenkomstig alles wat de HEERE hem voor hen geboden had, (HSV)
De maandnaam komt ook voor in 1 Makk. 16, 14. Assyrisch: Sa-ba-tu. De naam betekent misschien ‘maand der bevruchting’, van schabat d.i. springen. Of 'staf'[1].
Adar (12e maand)
De naam wordt genoemd in Ezra en Esther en valt ongeveer samen met de 2e helft van februari en de 1e helft van maart. Het is de maand van het Poeriemfeest. Zie Adar voor het hoofdartikel.
Veadar (schrikkelmaand)
De schrikkelmaand Veadar Adar batra'ah of Adar scheni of Adar 2, bij de Assyriers ar-chu-ma-ak-ru sa Addaru d. i. „de maand, die achter Adar (werd ingelast)", overeenkomend met de betekenis van Veadar, de “tweede Adar”.
Andere maandnamen in Joodse geschriften
De Joodse geschiedschrijver Flavius Josephus verduidelijkt de Joodse maandnamen dikwijls door de overeenkomende Macedonische, soms ook door Egyptische (vgl. Ant. 2: 14: 6) namen. In het 2de Boek der Makkabeeën, een buitenbijbels Joods historisch geschrift, komt de Macedonische maandnaam Xanthikus voor (2 Makk. 11:30, 33, 38), die overeenkomt met Nisan (vgl. Josephus Ant. 3:10:5. Bel. Jud. 5:3:1). In het 3de Boek der Makkabeeën komen de Egyptische maandnamen Pachon en Epiphi voor (6:38): de eerste is de naam van de 9de, de tweede die van de 11de der Egyptische maanden, welke uit 30 dagen bestonden; van de 25de Pachon tot de 4de Epiphi waren het dus 40 dagen. Het begin van Pachon viel op de 26ste april, het begin van Epiphi op de 25ste juni van de Juliaanse kalender .
Bronnen
Art. Joodse kalender op Wikipedia.nl. Tekst hieruit is op 24 aug. 2013 verwerkt.
Ed. Rhiem, C.H. van Rhijn (red.), Bijbelsch woordenboek voor ontwikkelde lezers der Heilige Schriften (Utrecht: Kemink & Zoon, z.j.) s.v. Maand. Hieruit is op 25 aug. 2013 verwerkt.
Voetnoot
- ↑ Aldus het Hebreeuws-Nederlands Lexicon, onderdeel van de Online Bible (Importantia), Strongnummer 07627.