De trompet is een blaasinstrument dat in de Bijbel wordt genoemd en onderscheiden moet worden van de bazuin of ramshoorn.

Het Hebreeuwse woord is Chasoserah. Grieks: salpingx. Latijn: tuba.

Terwijl de bazuin of ramshoorn nauwelijks een muziekinstrument in de eigenlijke zin van het woord is, kan de trompet hierop meer aanspraak maken.

Hoornen en trompetten

De Wet spreekt van twee zilveren trompetten (Num. 10, 2 vv.), welke het volk en de vorsten tot de vergaderingen opriepen en het sein tot het opbreken van de legerplaats gaven. Zij werden gebruikt in de oorlog (Num. 31: 6; vgl. 2 Kron. 13: 12, 14), op de Nieuwe Manen en de feesten, bij het offeren van het brand- en vredeoffer, ten einde het volk bij God in gedachtenis te brengen. Het geklank van de trompetten was tevens een luide aanroeping van God; in de grond dienden zij dus voor heilige doeleinden, waarom zij ook alleen door de priesters mochten gebruikt worden (1 Kron. 15: 24; 16:2; 2 Kron. 5: 12 v.; 7: 6; 29: 26vv.; Ezra 3: 10;. Neh. 12: 35, 41; vgl. Sirach 50: 18).

Intussen werd het getal der trompetten, welke voor religieuze doeleinden dienden, in de loop van de tijden veel groter (vgl. 2 Kon. 12: 13): bij de inwijding van de tempel van Salomo waren het 120 priesters, die op de trompetten bliezen (2 Kron. 5: 12 v.).

Bepaalde bewijzen dat de trompet. evenals de hoorn, in de oorlog (Hos. 5: 8) of bij een kroningsfeest (2 Kon. 11: 14; 2 Kron. 23: 13) door niet-priesters gebruikt werd, heeft het Oude Testament slechts enkele; misschien heeft men daarbij ook aan een ander soort trompetten te denken.

De vorm van de heilige trompetten kennen wij uit Josephus, de afbeeldingen op de triomfboog van Titus te Rome (zie afbeelding hieronder) en de Joodse munten. Volgens Josephus[1] waren zij bijna een el lang en bestonden uit rechte, dunne, nauwe pijpen met een klokvormig mondstuk, waarmede genoemde afbeeldingen overeenkomen.

Triomfboog van Titus. Romeinse legioensoldaten voeren de kostbaarste stukken van de buit met zich mee, waaronder de tafel der toonbroden, de kandelaar en de zilveren trompetten uit de tempel, die worden weggedragen door de triomfboog. 

Dergelijke trompetten hadden ook de Egyptenaren, ofschoon hun krijgstrompetten korter waren en meer de vorm hadden van een kegel.

Het bericht van Plutarchus dat de Joden op hun Bacchus-feesten (d. i, het Loofhuttenfeest) zich van klein trompetten bedienden, berust op een misverstand. Misschien heeft men daarbij niet te denken aan die, waarop de priesters bliezen.

Ofschoon de trompetten niet tot het tempelorkest behoorden, werden zij toch soms bij grote muziekfeesten gebruikt (2 Kron. 5: 12v.). De Talmoed zegt dat bij het plengen van het drankoffer (vgl. Sirach 50: 17v.), bij de dagelijkse cultus in de tweede tempel twee in het voorportaal staande priesters op de trompet bliezen; in het geheel werd de trompet bij de dagelijkse cultus 21 en hoogstens 48 maal gehoord.

De krijgstrompet komt vaak voor in de boeken der Makkabeeën. De Grieken gebruikten de trompet vooral op het veld; in de legers van de Syriërs en in die van de latere Joden werd zij in plaats van de hoorn gebezigd. In 1 Makk. 4: 40; 5: 33; 16: 8 zijn kennelijk de heilige trompetten bedoeld, welke, op de wijze van de oude Hebreeërs, dienden ter aanroeping van God.

Bron

Ed. Rhiem, C.H. van Rhijn (red.), Bijbelsch woordenboek voor ontwikkelde lezers der Heilige Schriften (Utrecht: Kemink & Zoon, 1885-1886) s.v. Muziek, muziekinstrumenten. Enige tekst van dit lemma is op 23 feb. 2018 verwerkt.

Voetnoot

  1. Ant. 3, 12, 6