Jezus Christus/Uiterlijk
Over het uiterlijk van Jezus Christus weten wij - niettegenstaande de vele afbeeldingen gemaakt in de loop der eeuwen - uit de Schrift vrijwel niets. De Schrift zegt alleen iets over zijn uiterlijk als de lijdende knecht van Jahweh en verstrekt nog de meeste uiterlijke bezonderheden van zijn verschijning in heerlijkheid. Maar hoe hij er in zijn wandel op aarde uitzag, weten wij feitelijk niet. En de apostel Paulus zegt: "als wij al Christus naar het vlees hebben gekend, dan kennen wij Hem nu niet meer zo" (2 Cor. 5:16).
Vermoedelijk heeft Hij er als een Joodse man uitgezien. En had Hij blijkbaar een baard, wat uit Jes. 50:6 valt op te maken:
Jes 50:6 Mijn rug heb ik gegeven aan wie sloegen, en mijn wangen aan wie mij de baard uittrokken; mijn gelaat heb ik niet verborgen voor smadelijk speeksel. (NBG51)
Jezus wordt op schilderijen, iconen en in films dikwijls met lang haar afgebeeld, terwijl de Schrift lang haar een oneer of schande voor een man noemt:
1 Cor. 11:14 Leert de natuur zelf u niet, dat, indien een man lang haar draagt, dit een schande voor hem is. (NBG51)
1 Cor. 11:14 Leert ook de natuur zelf u niet, dat als een man lang haar draagt het een oneer voor hem is? (TELOS)
Het is daarom niet waarschijnlijk dat hij lang haar droeg. Bovendien, Jezus was geen Nazireeër. Zo iemand legde een Nazireeërgelofte af en moest zich dan aan drie regels houden: (1) geen wijn of vrucht van de wijnstok nuttigen, (2) zijn hoofdhaar niet afknippen; (3) niet bij een dode komen. Jezus voldeed hier niet aan. De Schrift zegt wat meer over zijn verschijning als de lijdende knecht van Jahweh.
Jes 52:14 Zoals velen zich over u ontzet hebben (zozeer misvormd, niet meer menselijk was zijn verschijning, en niet meer als die der mensenkinderen zijn gestalte) (NBG51)
Jes 53:2 Want als een loot schoot hij op voor zijn aangezicht, en als een wortel uit dorre aarde; hij had gestalte noch luister, dat wij hem zouden hebben aangezien, noch gedaante, dat wij hem zouden hebben begeerd. Jes 53:3 Hij was veracht en van mensen verlaten, een man van smarten en vertrouwd met ziekte, ja, als iemand, voor wie men het gelaat verbergt; hij was veracht en wij hebben hem niet geacht. (NBG51)
De apostel Paulus zegt dat wij Jezus niet (meer) kennen naar het vlees, het lichamelijke uiterlijk.
2Co 5:15 daar wij tot dit oordeel zijn gekomen, dat Een voor allen gestorven is; dus zijn zij allen gestorven. En Hij is voor allen gestorven, opdat zij die leven, niet meer voor zichzelf leven, maar voor Hem die voor hen is gestorven en opgewekt. 2Co 5:16 Wij kennen dus van nu aan niemand naar het vlees; en als wij al Christus naar het vlees hebben gekend, dan kennen wij Hem nu niet meer zo. 2Co 5:17 Daarom, als iemand in Christus is, is hij een nieuwe schepping; het oude is voorbijgegaan, zie het is alles nieuw geworden. (TELOS)
Omdat een afbeelding van Jezus in zijn aardse verschijning dikwijls meer over onszelf zegt, is zo'n afbeelding ... meer van onszelf dan van Hem. De Schrift beschrijft Jezus' uiterlijk zoals Hij dat op aarde had niet, maar wel en vooral zijn uiterlijke verschijning in heerlijkheid. Dat begint al bij de verheerlijking op een hoge berg, waar drie leerlingen getuige van zijn.
Mr 9:2 En na zes dagen nam Jezus Petrus, Jakobus en Johannes mee en bracht hen afzonderlijk op een hoge berg alleen. En Hij werd in hun bijzijn van gedaante veranderd; Mr 9:3 en zijn kleren werden blinkend, hel wit, zoals geen volder op aarde wit kan maken. Mt 17:2 En Hij werd in hun bijzijn van gedaante veranderd; en zijn gezicht straalde als de zon en zijn kleren werden wit als het licht. (TELOS)
De Openbaring van Johannes tekent de Heer zoals Hij in zijn opstandingslichaam als de Rechter aan de apostel Johannes verscheen.
Opb 1:12 En ik keerde mij om, om de stem te zien die met mij sprak en toen ik mij had omgekeerd, zag ik zeven gouden kandelaars; Opb 1:13 en in het midden van de kandelaars iemand, de Zoon des mensen gelijk, bekleed met een gewaad tot de voeten en aan de borst omgord met een gouden gordel, Opb 1:14 en zijn hoofd en haar als witte wol, als sneeuw, en zijn ogen als een vuurvlam Opb 1:15 en zijn voeten aan blinkend koper gelijk, als gloeiden zij in een oven, en zijn stem als een gedruis van vele wateren. Opb 1:16 En Hij had in zijn rechterhand zeven sterren en uit zijn mond kwam een scherp, tweesnijdend zwaard, en zijn gezicht was zoals de zon schijnt in haar kracht. Opb 1:17 En toen ik Hem zag, viel ik als dood aan zijn voeten; en Hij legde zijn rechterhand op mij en zei: Vrees niet, Ik ben de eerste en de laatste, Opb 1:18 en de levende; en Ik ben dood geweest, en zie, Ik ben levend tot in alle eeuwigheid, en Ik heb de sleutels van de dood en de hades. (TELOS)
Deze verschijning heeft tenminste deels een symbolische betekenis, zoals het scherp, tweesnijdend zwaard uit de mond van de Heer. Vergelijk:
Heb 4:12 Want het woord van God is levend en krachtig en scherper dan enig tweesnijdend zwaard, en het dringt door tot verdeling van ziel en geest, zowel van gewrichten als van merg, en oordeelt de gedachten en overleggingen van het hart. (TELOS)
Later ziet Johannes Hem, die de leeuw van Juda en het Lam van God wordt genoemd, in het midden van de troon van God staande als een zevenhoornig en zevenogig lam, dat geslacht is.
Opb 5:6 En ik zag in het midden van de troon en van de vier levende wezens en in het midden van oudsten een Lam staan als geslacht; het had zeven horens en zeven ogen, welke zijn de zeven Geesten van God, uitgezonden over de hele aarde. (TELOS)
Weer later ziet Hij de Heer als aanvoerder van een hemelse legermacht.
Opb 19:11 En ik zag de hemel geopend, en zie, een wit paard, en Hij die daarop zit, heet Getrouw en Waarachtig, en Hij oordeelt en voert oorlog in gerechtigheid. Opb 19:12 En zijn ogen zijn als een vuurvlam en op zijn hoofd zijn vele diademen en Hij heeft een geschreven naam, die niemand kent dan Hijzelf. Opb 19:13 En Hij is bekleed met een in bloed gedoopt kleed, en zijn naam wordt genoemd: het Woord van God. Opb 19:15 En uit zijn mond komt een scherp zwaard, opdat Hij daarmee de naties slaat. En Hij zal hen hoeden met een ijzeren staf en Hij treedt de wijnpersbak van de wijn van de grimmigheid van de toorn van God de Almachtige. Opb 19:16 En Hij heeft op zijn kleed en op zijn heup een geschreven naam: Koning van de koningen en Heer van de heren. (TELOS)
Hoewel de Heer Jezus boven in de hemel is, kunnen de ogen van ons hart op Hem, de Heiland die door lijden tot heerlijkheid is gegaan, gericht zijn. De schrijver van de brief aan de Hebreeën zegt:
Heb 2:9 maar wij zien Jezus, die een weinig minder dan de engelen gemaakt was vanwege het lijden van de dood met heerlijkheid en eer gekroond, opdat Hij door de genade van God voor alles de dood smaakte. (TELOS)
Heb 12:1 Daarom dan ook, daar wij zo’n grote wolk van getuigen rondom ons hebben, laten ook wij alle last en de zonde die ons licht omstrikt, afleggen en met volharding de wedloop lopen die voor ons ligt, Heb 12:2 terwijl wij zien op Jezus, de overste leidsman en de voleinder van het geloof, die om de vreugde die voor Hem lag, het kruis heeft verdragen, terwijl Hij de schande heeft veracht, en die is gaan zitten aan de rechterzijde van de troon van God. Heb 12:3 Want let op Hem die zo’n tegenspraak door de zondaars tegen Zich heeft verdragen, opdat u niet moe wordt en in uw zielen bezwijkt. (TELOS)