Vuuroffer
Een vuuroffer is naar de wet van Mozes elk offer dat door vuur verbrand en verteerd wordt. Het brandoffer en een deel van het spijsoffer zijn vuuroffers.
Woord
Het Hebreeuwse woord is אשׁה, ishshah. Het Engelse woord is fire offering. Het Hebreeuwse woord komt in 64 verzen van het Oude Testament voor. De eerste maal in Ex. 29:18.
Ex 29:18 Alzo zult gij den gehelen ram aansteken op het altaar; het is een brandoffer den HEERE, tot een liefelijken reuk, het is een vuuroffer den HEERE. (SV)
Ex 29:18 U moet ten slotte de hele ram op het altaar in rook laten opgaan. Het is een brandoffer voor de HEERE, een aangename geur. Het is een vuuroffer voor de HEERE. (HSV)
Brandoffer
In Ex. 29:18 (zie hierboven), alsook op andere plaatsen in het Oude Testament, is sprake van 'brandoffer' en 'vuuroffer'. 'Brandoffer' en 'vuuroffer' zijn beide offers die door vuur worden verteerd en in rook opgaan. 'Brandoffer' is in het Hebreeuws letterlijk 'opgangsoffer' of 'opgangsgave'. Het drukt uit dat het offer (in rook) opgaat, opstijgt, tot God, die boven is, in de hemel. De geur stijgt op tot Hem. 'Vuuroffer' drukt uit dat het offer door vuur verbrand en verteerd wordt. Het opstijgen, opgaan ligt in het begrip van het brandoffer besloten. Vergelijk de Naardense Bijbelvertaling (NB):
Ex 29:18 Op het altaar zul je heel de ram in rook doen opgaan, een opgangsgave is hij voor de ENE; een reuk die-tot-rust-brengt, een vuuroffer voor de ENE is hij. (NB)
Spijsoffer
Naast het brandoffer zijn er andere vuuroffers. Een deel van het Levitische spijsoffer werd als vuuroffer gebracht en ging op het brandofferaltaar in rook op, tot een liefelijke reuk voor de HEER.
Op alle zeven dagen van het feest der Ongezuurde Broden moest een vuuroffer worden gebracht.
Le 23:8 Zeven dagen [lang] moet U de HEERE een vuuroffer aanbieden. Op de zevende dag is er dan een heilige samenkomst. Geen enkel dienstwerk mag u [dan] doen. (HSV)
De toonbroden als vuuroffer
De toonbroden worden voor een vuuroffer gerekend krachtens het wierook dat erop gelegd werd en later verbrand werd.
Le 24:7 En op elke rij zult gij zuiveren wierook leggen, welke het brood ten gedenkoffer zal zijn; het is een vuuroffer den HEERE. (...) Le 24:9 En het zal voor Aäron en zijn zonen zijn, die dat in de heilige plaats zullen eten; want het is voor hem een heiligheid der heiligheden uit de vuurofferen des HEEREN, een eeuwige inzetting. (SV)
Bij het wegnemen van de broden wordt de wierook op het altaar aangestoken wordt[1]. Niet dat het toonbrood op zichzelf een vuuroffer was, maar de bijbehorende wierook, waarom gezegd wordt dat het geheel een vuuroffer is. Het brooddeel werd aan de priesters van de Heer gegeven om te eten, en het wierookdeel werd verteerd op het altaar; en beide waren een offer aan God. De wierook werd door vuur geofferd, in plaats van het brood, dat daarom werd gerekend alsof dat als vuuroffer werd geofferd.[2]
Voetnoten
- ↑ Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting): met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden (Kampen: Bos, 1893-1901).
- ↑ John Gill's Expositor.