k
Uitgrbeid met tekst uit Zeller II
k (Betekenissen toegevoegd) |
k (Uitgrbeid met tekst uit Zeller II) |
||
(Een tussenliggende versie door dezelfde gebruiker niet weergegeven) | |||
Regel 1:
'''Ziba''' of ''Siba'' was een dienstknecht in [[Saul]]<nowiki/>s huis, die later door [[David]] werd belast met de zorg voor de landerijen en bezittingen van [[Jonathan|Jonathans]] zoon [[Mefiboseth]].
Schriftplaatsen: 2 Sam. 9:2; 16:1.
De Hebreeuwse naam is ציבא, Tsiyba, en betekent "standbeeld"<ref>''Hebreeuws-Nederlands Lexicon'', onderdeel van de Online Bible, een uitgave van Importantia. </ref>
Ziba was de bestuurder van Sauls goederen. David, die Saul opvolgde, gaf na zijn troonsbestijging Ziba ten dienste van Jonathans zoon (en Sauls kleinzoon) Mefiboseth hem in handen (2 Sam. 9).
Toen David vluchtte voor Absalom, kwam Ziba hem met etenswaar tegemoet, maar hij belasterde zijn heer Mefiboseth.<blockquote>''2Sa 16:1 Kort nadat David de bergtop was overgegaan, zie, daar kwam Ziba, de knecht van Mefiboseth, hem tegemoet met een span gezadelde ezels, en daarop tweehonderd broden, honderd rozijnenkoeken, honderd zomervruchten en een leren zak met wijn. 2Sa 16:2 De koning zei tegen Ziba: Wat wilt u daarmee? Ziba zei: De ezels zijn voor het huis van de koning om op te rijden, het brood en de zomervruchten voor de knechten om te eten, en de wijn voor de vermoeiden in de woestijn om te drinken. 2Sa 16:3 Toen zei de koning: En waar is de zoon van uw heer? Ziba zei tegen de koning: Zie, hij blijft in Jeruzalem, want hij zei: Vandaag zal het huis van Israël het koninkrijk van mijn vader aan mij teruggeven. 2Sa 16:4 Toen zei de koning tegen Ziba: Zie, alles wat Mefiboseth heeft, zal van u zijn. En Ziba zei: Ik buig mij neer, laat mij genade vinden in uw ogen, mijn heer, de koning. (HSV)''</blockquote>▼
▲
Daar Ziba en Mefiboseth beiden de gunst van koning David ijverig zochten, maar een nader onderzoek naar hun vroeger handelen niet wensten, zo stelde David beiden tevreden, door de goederen onder hen te verdelen (2 Sam. 19: 24 v). In zover David zich daarbij op zijn vroegere uitspraak schijnt te beroepen : „ik heb het gezegd," zo kan dit eenvoudig van herstel der pachtovereenkomst verstaan worden, waarin beiden in het genot van de goederen deelden.
== Bron ==
H. Zeller, ''Bijbelsch Woordenboek voor het Christelijke volk''. Tweede deel K - Z. ('s Gravenhage: M.J. Visser, 1872) s.v. Ziba. De tekst van dit lemma is op 27 maart 2017 tekst genomen en verwerkt.
== Voetnoot ==
|