Ziba

Versie door Kees Langeveld (overleg | bijdragen) op 27 mrt 2017 om 08:30 (Betekenissen toegevoegd)

Ziba of Siba was een dienstknecht in Sauls huis, die later door David werd belast met de zorg voor de landerijen en bezittingen van Jonathans zoon Mefiboseth.

Schriftplaatsen: 2 Sam. 9:2; 16:1.

De Hebreeuwse naam is ציבא, Tsiyba, en betekent "standbeeld"[1], of, indien afgeleid van Neziba, "plant"[2], of "leger"[2] van het werkwoord Zaboh = tot de strijd uittrekken. Het Strongnummer is 06717. De eigennaam komt 16x voor in de Bijbel.

Toen David vluchtte voor Absalom, kwam Ziba hem met etenswaar tegemoet, maar hij belasterde zijn heer Mefiboseth.

2Sa 16:1 Kort nadat David de bergtop was overgegaan, zie, daar kwam Ziba, de knecht van Mefiboseth, hem tegemoet met een span gezadelde ezels, en daarop tweehonderd broden, honderd rozijnenkoeken, honderd zomervruchten en een leren zak met wijn. 2Sa 16:2 De koning zei tegen Ziba: Wat wilt u daarmee? Ziba zei: De ezels zijn voor het huis van de koning om op te rijden, het brood en de zomervruchten voor de knechten om te eten, en de wijn voor de vermoeiden in de woestijn om te drinken. 2Sa 16:3 Toen zei de koning: En waar is de zoon van uw heer? Ziba zei tegen de koning: Zie, hij blijft in Jeruzalem, want hij zei: Vandaag zal het huis van Israël het koninkrijk van mijn vader aan mij teruggeven. 2Sa 16:4 Toen zei de koning tegen Ziba: Zie, alles wat Mefiboseth heeft, zal van u zijn. En Ziba zei: Ik buig mij neer, laat mij genade vinden in uw ogen, mijn heer, de koning. (HSV)

Voetnoot

  1. Hebreeuws-Nederlands Lexicon, onderdeel van de Online Bible, een uitgave van Importantia.
  2. 2,0 2,1 S.J. van Ronkel, Woordenboek der eigennamen, naar hunne eerste spelling en oorspronkelijke uitspraak met eene korte beschrijving de personen, landen en plaatsen, in het Oude Testament voorkomende, en voor het grootste gedeelte ook etymologisch behandeld. (Groningen: M. Smit, 1835) s.v. Ziba. Van Ronkel was hoofdonderwijzer aan een Joodse school en beëdigd vertaler.