Zoenoffer
Een zoenoffer is een offer waardoor verzoening met God verkregen wordt, een offer waardoor iets met God goedgemaakt wordt. Het brengt verzoening tot stand. Het ware, eeuwig geldende en grootste zoenoffer is dat van Jezus Christus.
‘Zoenofferen’ is ten zoenoffer brengen.
Aan verzoening en dus ook aan het zoenoffer is in het Hebreeuws het denkbeeld van bedekken verbonden.
De schande van Adam en Eva, van ons oerouderpaar dat in zonde viel, werd bedekt door een dierenvel. Daarvoor is waarschijnlijk een dier geslacht (de Schrift zwijgt er evenwel over). Het eerste zoenoffer?
De offers die onder het Oude Testament zijn voorgeschreven, kan men onderscheiden in bloedige en onbloedige. De vredeoffers en de spijsoffers waren onbloedig, er werd geen dier geslacht. Bij de bereiding van een bloedig offer werd een dier geslacht, er vloeide bloed. Alle bloedige offeranden onder het Oude Testament hebben een verzoenende kracht gehad. Want het was het bloed dat voor zielen verzoening deed. Dit blijkt uit het verbod van bloed te eten.
Le 17:10 En een ieder uit het huis Israëls, en uit de vreemdelingen, die in het midden van hen als vreemdelingen verkeren, die enig bloed zal gegeten hebben, tegen diens ziel, die dat bloed zal gegeten hebben, zal Ik Mijn aangezicht zetten, en zal die uit het midden haars volks uitroeien. Le 17:11 Want de ziel van het vlees is in het bloed; daarom heb Ik het u op het altaar gegeven, om over uw zielen verzoening te doen; want het is het bloed, dat voor de ziel verzoening zal doen. Le 17:12 Daarom heb Ik tot de kinderen Israëls gezegd: Geen ziel van u zal bloed eten; noch de vreemdeling, die als vreemdeling in het midden van u verkeert, zal bloed eten. (SV)
Verzoening kwam daarom tot stand door middel van brandoffers, zondoffers en schuldoffers. Bij hun bereiding vloeide bloed van een dier. De zoenoffers waren bloedige offers. Dat ook het brandoffer als een zoenoffer gold, blijkt duidelijk uit Lev. 1:4. Wie een brandoffer van runderen bracht, moest zijn hoofd op het hoofd van het dier leggen.
Le 1:3 Indien zijn offerande een brandoffer van runderen is, zo zal hij een volkomen mannetje offeren; aan de deur van de tent der samenkomst zal hij dat offeren, naar zijn welgevallen, voor het aangezicht des HEEREN. Le 1:4 En hij zal zijn hand op het hoofd des brandoffers leggen, opdat het voor hem aangenaam zij, om hem te verzoenen. (SV)
Zowel het zondoffer als het schuldoffer was een zoenoffer, dat is: beide waren bestemd om de zonden te verzoenen. Een zonde door afdwaling en onwetendheid moest door de offerande van een geit, een volkomen wijfje, of een volkomen vrouwelijk lam worden verzoend (Lev. 4:27v). In Lev. 5:15-18 wordt voor een zonde uit onwetendheid een volkomen ram als schuld- en zoenoffer aan God aangeboden.
Le 5:15 Wanneer een persoon trouwbreuk pleegt en zonder opzet zonde begaat tegen de heilige dingen van de HEERE, dan moet hij als zijn schuldoffer een ram zonder enig gebrek uit het kleinvee aan de HEERE brengen, tegen een door u bepaalde waarde van enkele sikkels zilver, [gerekend] volgens de sikkel van het heiligdom, als schuldoffer. Le 5:16 Zo moet hij het heilige waartegen hij gezondigd heeft, vergoeden en er een vijfde [deel] aan toevoegen. Hij moet dat aan de priester geven. Zo zal de priester met de ram van het schuldoffer verzoening voor hem doen, en het zal hem vergeven worden. (HSV)
In Lev. 6:1-7 wordt voor zonde door overtreding (het gaat om de zonde van leugen, onthouding van het toevertrouwde goed van zijn naaste, valsheid en meineed), met bewustheid gepleegd, een schuldoffer gevorderd. Dat offer moest in een volkomen ram, een mannelijk lam, bestaan (Lev. 6:6). Het is een zoenoffer tot vergeving van de zonde (Lev. 6:7). In Lev. 19:20-22 wordt voor een seksuele zonde een ram ten schuldoffer gebracht waarmee de priester verzoening over de dader deed.
Le 19:20 Wanneer iemand geslachtsgemeenschap heeft met een vrouw, terwijl zij, als slavin, aan een man ondergeschikt is, maar niet losgekocht, noch haar een vrijbrief is gegeven, dan zal een straf toegepast worden; zij zullen niet ter dood gebracht worden, omdat zij niet vrijgelaten was. Le 19:21 Hij zal zijn schuldoffer voor de HERE bij de ingang van de tent der samenkomst brengen, een ram ten schuldoffer. Le 19:22 En de priester zal door de ram van het schuldoffer verzoening over hem doen voor het aangezicht des HEREN, voor de zonde die hij begaan heeft, en hem zal vergiffenis geschonken worden voor de zonde die hij begaan heeft. (NBG51)
In Num. 5:8 heet de ram, waarmee de verzoening door de priester gedaan moest worden, uitdrukkelijk ‘de ram der verzoening’.
Een zoenoffer leidt bij goed te maken schuld tot vergiffenis van de zijde van God. Het is een grond voor goddelijke vergeving.
Wanneer een vrouw gebaard had, moest zij dagen van reiniging in acht nemen. Daarna moest zij een brandoffer en een zondoffer brengen, waarmee de priester zoenofferde.
Le 12:6 Als de dagen van haar reiniging vervuld zijn, zal zij voor een zoon of voor een dochter een eenjarig schaap ten brandoffer, en een jonge duif of tortelduif ten zondoffer, naar de ingang van de tent der samenkomst tot de priester brengen. Le 12:7 Deze zal het voor het aangezicht des HEREN offeren en over haar verzoening doen; dan zal zij rein zijn van haar bloedvloeiing. Dit is de wet voor haar die gebaard heeft, hetzij het een kind van het mannelijk of van het vrouwelijk geslacht betreft. Le 12:8 Indien echter haar vermogen niet toereikend is voor een stuk kleinvee, dan zal zij twee tortelduiven of twee jonge duiven nemen: de ene ten brandoffer en de andere ten zondoffer, en de priester zal over haar verzoening doen, en zij zal rein zijn. (NBG51)
Voor een melaatse moest na zijn reiniging een schuldoffer, zondoffer en brandoffer worden gebracht (Lev. 14:1v)
Le 14:20 En de priester zal dat brandoffer en dat spijsoffer op het altaar offeren; zo zal de priester de verzoening voor hem doen, en hij zal rein zijn. Le 14:29 En het overgeblevene van de olie, die in de hand des priesters is, zal hij doen op het hoofd desgenen, die te reinigen is, om de verzoening voor hem te doen, voor het aangezicht des HEEREN. Le 14:31 Van hetgeen zijn hand bereikt zal hebben, zal het een ten zondoffer, en het een ten brandoffer zijn, boven het spijsoffer; zo zal de priester voor hem, die te reinigen is, verzoening doen voor het aangezicht des HEEREN. (SV)
De drie zoenoffers – brandoffers, zondoffers en schuldoffers - waren offeranden ter verzoening, respectievelijk van de persoon (door het brandoffer) en van de zonden of onreinheid van de offeraar (door zondoffer en schuldoffer)[1]. In elk zoenoffer werd verzoening voor of over iemand, een ziel, gedaan. De Heer Jezus doet als hogepriester, door God aangesteld, verzoening voor de zonden van het volk.
Heb 2:17 Daarom moest Hij in alles aan zijn broeders gelijk worden, opdat Hij een barmhartig en trouw hogepriester zou zijn in de dingen die God betreffen, om voor de zonden van het volk verzoening te doen. (TELOS)
Het zoenoffer dat Hij bracht en brengt is Hijzelf. Zijn bloedige zelfovergave in de kruisdood is een zoenoffer.
1Jo 2:2 en Hij is het zoenoffer voor onze zonden; en niet voor onze zonden alleen, maar ook voor de hele wereld. (Telos)
1Jo 4:10 Hierin is de liefde, niet dat wij God hebben liefgehad, maar dat Hij ons heeft liefgehad en zijn Zoon heeft gezonden als zoenoffer voor onze zonden. (Telos)
God heeft ons, de gelovigen, met Zichzelf verzoend door Christus.
2Co 5:18 En alles is uit God, die ons met Zichzelf heeft verzoend door Christus en ons de bediening van de verzoening heeft gegeven, 2Co 5:19 namelijk dat God in Christus de wereld met Zichzelf verzoenend was, terwijl Hij hun overtredingen hun niet toerekende en in ons het woord van de verzoening legde. (Telos)
Ro 5:11 En dat niet alleen, maar wij roemen ook in God door onze Heer Jezus Christus, door Wie wij nu de verzoening ontvangen hebben. (Telos)
Israël heeft de Messias helaas afgewezen en daarmee het ware zoenoffer voor hun zonden. God biedt zijn verzoening daarom (ook) de niet-Joden aan, de wereld. Maar eens zal Israël het Zoenoffer aannemen en de vervulling van de Verzoendag meemaken. Dit zal voor hen als een leven uit de doden zijn, een wederopstanding.
Ro 11:15 Want als hun verwerping de verzoening van de wereld is, wat zal hun aanneming anders zijn dan leven uit de doden? (TELOS)
De bloedige offers vormen een allerkrachtigst zinnebeeld
- om de mens als onreine (onvolkomene, met een zondige aard behepte) en/of overtreder (schuldige) levendig voor ogen te stellen de goddelijke verwerping en/of straf welke hem toekwam;
- om hem, langs die weg te doen begrijpen de haat en afkeer, welke God van de zonde en van de mens als zondaar heeft,
- maar om hem ook de liefde van God, die zijn Zoon tot zoenoffer voor vijandige zondaars zond, te doen kennen
- en hem hierdoor tot waar berouw en heiligheid van leven op te leiden.
Bron
Godgeleerde bijdragen voor 1848. Tweeëntwinstigste deel, eerste stuk (Amsterdam: Ten Brink & De Vries, 1848), blz. 121-125.
Voetnoot
- ↑ Vgl. H. Bouter, De toekomst is dichtbij (Goud: Boeken om de Bijbel, 2006), blz. 15. De schrijver vat zond- en schuldoffers samen als één van de vier hoofdtypes van offer (brandoffer, spijsoffer, vredeoffer, zondoffer) en zegt: “De beide zoenoffers, brandoffers en zondoffers, waren offeranden ter verzoening, resp. van de persoon en van de zonden van de offeraar”.