Zondoffer

Uit Christipedia

Het zondoffer, zondeoffer of reinigingsoffer is een van de soorten offers in de vroegere Israëlische offerdienst. Het is een verplicht bloedig offer en spreekt zinnebeeldig van Christus, die voor ons tot zonde is gemaakt, om ons vrij te maken van de macht der zonde die ons van nature in zijn greep houdt en in ons vlees woont. Leviticus 4 behandelt de wet van het zondoffer.

Voorbeeld. In Lev. 9 bijvoorbeeld komen we een geval van een zondoffer tegen, door Aäron, de aangestelde hogepriester, gebracht:
Le 9:8 Toen kwam Aäron naar voren, naar het altaar, en slachtte het kalf dat voor hem als zondoffer bestemd was. Le 9:9 Vervolgens brachten de zonen van Aäron het bloed bij hem, en hij doopte zijn vinger in dat bloed en streek het op de horens van het altaar. Daarna goot hij het bloed uit aan de voet van het altaar. Le 9:10 Het vet, de nieren en de kwab aan de lever van het zondoffer liet hij in rook opgaan op het altaar, zoals de HEERE Mozes geboden had. Le 9:11 Maar het vlees en de huid verbrandde hij buiten het kamp met vuur. (HSV)
Verlossing van zonde. Het zondoffer heeft te maken met het probleem van de zonde dat ontstaan is door de ongehoorzaamheid van Adam en Eva (Genesis 3). Het heeft in het bijzonder te maken met zonden die onopzettelijk zijn begaan. Wij begaan licht zonden zonder opzet. De oorzaak is onze zondige natuur, die we hebben geërfd. Wij zijn hierdoor van nature niet in staat om aan Gods eis van heiligheid, reinheid en gerechtigheid te voldoen.

Het zondoffer spreekt van de grondslag voor de verlossing van de zonde, een grondslag van plaatsvervangend sterven. Wij mensen hebben deze verlossing nodig, anders zouden wij voor eeuwig verloren zijn.

Wanneer was een zondoffer nodig? Het zondoffer is een na gedane zonde verplicht offer (Lev. 4:2; 5:15). De Israëliet die gezondigd had móest een dergelijk offer komen brengen.

Het zond- of reinigingsoffer werd bovendien gebracht op de Grote Verzoendag (Lev. 16), en bij de priesterwijding, waar eerst een stier als zondoffer werd gebracht (Ex. 29).

Offerdier. Indien de hogepriester of de hele vergadering van Israël gezondigd had door afdwaling en de zonde was bekend geworden, dan moest men "een var, een jong rund, ten zondoffer brengen, en die vóór de tent der samenkomst brengen." (Lev. 4:14).

Het offerdier moest volkomen, zonder gebrek, zijn.

Als een overste door afdwaling gezondigd had, moest hij als offerdier een geitenbok brengen, een volkomen mannetje (Lev. 4:23).

Als een mens van het volk, een gewone Israëliet, door afdwaling één van de geboden van God had overtreden, dan moest hij een geit, een volkomen wijfje, offeren. Hij mocht ook een lam brengen, mits een volkomen wijfje (Lev. 4:32).

Handoplegging. De offeraar moest zijn hand op de kop van het offerdier leggen. Zodoende maakte hij zich daarmee één, en gaf daardoor als het ware te kennen, dat het dier als zijn plaatsvervanger zou worden gedood.

Slacht. Daarna kon het geslacht worden en wel op de plaats waar men het brandoffer pleegde te slachten (Lev. 4:33).

Bloed. Het zondoffer is dus een bloedig offer. De priester deed met zijn vinger bloed van het zondoffer op de hoornen van het brandofferaltaar (Lev. 4:34) en al het (overige) bloed goot hij uit aan de voet van het altaar (Lev. 4:7, 18, enz.).

Vet. Het vet van het offerdier werd door de priester afgenomen en op het altaar aangestoken (Lev. 4:8-10, 19, enz.), 'op de vuuroffers van Jahweh' (Lev. 4:35), tot een liefelijke reuk voor God (Lev. 4:31).

Vlees. Het vlees van het zondoffer moest in de voorhof gegeten worden, maar op soms buiten de legerplaats verbrand. Het voorschift van verbranding gold voor het zondoffer van de hogerpriester en voor die van het hele volk. Een deel van het bloed moest in het binnenste heiligdom worden gebracht. Bij het zondoffer van de vorst en van de gewone Israëliet werd het bloed niet in het heiligdom gebracht, noch werd het vlees verteerd door het vuur, maar het moest door de priesters opgegeten worden in de voorhof. Daardoor eten de priesters als het ware de zonde op.

Het zondoffer voor het volk was voor onze zonden en ongerechtigheden, die afschuwelijk zijn voor God. Die zonden moesten worden weggedaan. Het zondoffer ontdaan van het vet, werd dan ook buiten de legerplaats verbrand, als iets walgelijks dat moest worden weggedaan. Buiten de legerplaats werden deze offers volledig verbrand. Vergelijk: 'Zo ver als het oosten is van het westen, zo ver heeft Hij onze zonden van ons verwijderd’ (Ps. 103:12). ‘U hebt al mijn zonden achter uw rug geworpen’ (Jes. 38:17 NBG51). ‘Onze zonden werpt U in de diepten van de zee’ (Mi. 7:19).

Verzoening en vergeving. Het zondoffer bracht verzoening en vergeving teweeg (Lev. 4:26). De priester deed verzoening over de zonde van de overtreder en God schonk hem vergeving (Lev. 4:26, 31, 35).

Zond- versus schuldoffer. Bracht een overtreding een bepaalde schuld teweeg, hetzij tegenover God dan wel tegenover de naaste, dan moest een schuldoffer worden gebracht. Het schuldoffer heeft te maken met de zondige daad en haar gevolgen, het zondoffer te maken met de zondige daad en haar innerlijke oorzaak, de zonde als macht.

Jezus Christus als zondoffer

Het zondoffer spreekt zinnebeeldig van Jezus Christus. Ten behoeve van onze verlossing, verzoening en vergeving was er voor Hem geen andere weg dan zijn Zelfovergave als bloedig offer aan het kruis van Golgota. Omdat Hij ons wilde redden, moest Hij in onze plaats de zonden dragen en het oordeel van God ondergaan. Aan het kruis, buiten de stadsmuren van Jeruzalem, werd Hij tot zonde gemaakt. Aan Hem, die in het vlees gekomen was, werd de zonde in het vlees geoordeeld (Rom. 8:3). Hij heeft 'buiten de poort geleden' (Hebr. 13:12), als het ware zondoffer dat buiten de legerplaats werd verbrand.
Heb 13:11 want van de dieren waarvan het bloed voor de zonde door de hogepriester in het heiligdom gedragen wordt, daarvan worden de lichamen buiten de legerplaats verbrand. Heb 13:12 Daarom heeft ook Jezus, opdat Hij door zijn eigen bloed het volk zou heiligen, buiten de poort geleden. Heb 13:13 Laten wij daarom tot Hem uitgaan buiten de legerplaats, terwijl wij zijn smaad dragen. (TELOS)
2Co 5:21 Hem die geen zonde gekend heeft, heeft Hij voor ons tot zonde gemaakt, opdat wij zouden worden gerechtigheid van God in Hem. (TELOS)
Heb 9:26 ... Maar nu is Hij eenmaal in de voleinding van de eeuwen geopenbaard om de zonde af te schaffen door het slachtoffer van Zichzelf. (TELOS)
Ro 8:3 Want wat voor de wet onmogelijk was, doordat zij door het vlees krachteloos was - God heeft, doordat Hij zijn eigen Zoon in een gedaante gelijk aan het vlees van de zonde en voor de zonde heeft gezonden, de zonde in het vlees veroordeeld; (TELOS)
Het zondoffer verzinnebeeldt dat onze zonden op Hem zijn overgegaan. Bij het brandoffer gebeurt er iets in omgekeerde richting: de liefelijkheid van het offer komt op de offeraar: wij zijn aangenaam gemaakt in de Gods geliefde Zoon.

Meer informatie

Over de offers, zie Offer.

W.J. Lowe, De zondoffers van Leviticus 5. Pagina's: 3. Download (pdf-formaat) van OudeSporen.nl.  Oorspronkelijk 'Les sacrifices pour le péché de Lévitique 5', in: Le Messager Évangélique 1956-13.

Bron

Kris Tavernier, Een blik op de offers (2007). Artikel op OudeSporen.nl.