Zondvloed: verschil tussen versies

Uit Christipedia
Toegevoegde inhoud Verwijderde inhoud
Regel 169: Regel 169:
* W.J. Ouweneel, ''De ark in de branding.'' Amsterdam: Buijten & Schipperheijn, 1976.
* W.J. Ouweneel, ''De ark in de branding.'' Amsterdam: Buijten & Schipperheijn, 1976.
* Tjarko Evenboer, ''De Wereldwijde Vloed''. Hoornaar: Gideon, 2012. Pagina's: 430. Dit boek besteedt veel aandacht aan buitenbijbelse overleveringen, die het bericht van de Schrift schijnen te bevestigen. Voor een kritische beoordeling van het boek, zie (1) Jan Pieter van de Giessen, [http://www.bijbelaantekeningen.nl/blog/2012/11/25/de-wereldwijde-vloed/ De wereldwijde vloed], op Bijbelaantekeningen.nl, 25 nov. 2012; (2) M.J. Paul, [http://www.refdag.nl/boeken/mythen_geven_flarden_weer_van_genesis_1_710938 Mythen geven flarden weer van Genesis], op RD.nl, 29 jan. 2013.
* Tjarko Evenboer, ''De Wereldwijde Vloed''. Hoornaar: Gideon, 2012. Pagina's: 430. Dit boek besteedt veel aandacht aan buitenbijbelse overleveringen, die het bericht van de Schrift schijnen te bevestigen. Voor een kritische beoordeling van het boek, zie (1) Jan Pieter van de Giessen, [http://www.bijbelaantekeningen.nl/blog/2012/11/25/de-wereldwijde-vloed/ De wereldwijde vloed], op Bijbelaantekeningen.nl, 25 nov. 2012; (2) M.J. Paul, [http://www.refdag.nl/boeken/mythen_geven_flarden_weer_van_genesis_1_710938 Mythen geven flarden weer van Genesis], op RD.nl, 29 jan. 2013.
*Bill Cooper, ''Na de vloed; de geschiedenis van de Europese volken vanaf Noach''. Uitgeverij Johannes Multimedia. Pagina's: 270.
*Bill Cooper, ''After the Flood''. Roperpenberthy Publishing Ltd, tweede editie (herziene en uitgebreide uitgave) 1995. De vroegste Europeanen registreerden hun afstamming van [[Noach]] en zijn zoon [[Jafeth]], en hadden ontmoetingen met dinosaurussen. De schrijver is historicus.
*Bill Cooper, ''After the Flood''. Roperpenberthy Publishing Ltd, tweede editie (herziene en uitgebreide uitgave) 1995. De vroegste Europeanen registreerden hun afstamming van [[Noach]] en zijn zoon [[Jafeth]], en hadden ontmoetingen met dinosaurussen. De schrijver is historicus.


== Bronnen ==
== Bronnen ==

Versie van 28 mei 2019 09:16

De zondvloed (Eng. deluge; Fr. déluge) is de wereldwijde overstroming die in het derde millennium voor Christus als Godsgericht de aarde trof en al het menselijke en dierlijke leven op het land verdelgde. In de ark van Noach was er echter ontkoming. Het woord 'zondvloed' betekent letterlijke 'grote vloed'.

Schilderij: Zondvloedscène (Scène de déluge) van Jean Louis Théodore Géricault (1791–1824)

Tijd

De wereldwijde vloed gebeurde in het derde millennium vóór Christus, volgens sommigen rond 2345 v. Chr.[1].

De Schrift vermeldt van enkele gebeurtenissen wanneer ze plaatsvonden, zie onderstaand overzicht[2], dat uitgaat van een Hebreeuws jaar van 360 dagen. Noach en de zijnen en de dieren die met hen zijn verblijven ruim een jaar in de 'reddingsboot'.

Tijdlijn (dagen) Duur Maand/Dag Beschrijving Schriftplaats
0 Starttijd.

600ste levensjaar van Noach:

2e maand,

17e dag van de maand

De fonteinen van de afgrond breken open en de sluizen van de hemel worden geopend; het begint te regenen. Dit gebeurt op de zeventiende dag van de tweede maand. Noach was zeven dagen eerder de ark ingegaan. Genesis 7:11
40 40 dagen en nachten 3e maand,

27e dag van de maand

De regen valt 40 dagen lang. Genesis 7:11–12

Genesis 7:17–20

150 150 dagen (inclusief de eerste 40 dagen) 7e maand,

17e dag van de maand

In deze 150 dagen komt de hele aarde onder water. Het water stijgt 15 el (ca. 7,5 meter) boven de toentertijd hoogste plaatsen op aarde.

Het einde van deze 150 dagen is de 17e dag van de 7e maand. De Ark rust op de bergen van Ararat. Op de 150e dag worden de fonteinen van de afgrond gesloten, de plasregen houdt op, en het water begint terug te keren van boven de aarde.

Genesis 7:24–8:5
150 + 74 = 224 74 dagen 10e maand,

1e dag van de maand

De toppen van de bergen worden zichtbaar op de tiende maand, de eerste dag. Genesis 8:5
224 + 40 = 264 40 dagen 11e maand,

11e dag van de maand

40 dagen na het zichtbaar worden van de bergtoppen doet Noach het venster van de Ark open en laat een raaf uit. (De raaf gaat dikwijls heen en weer, totdat de wateren van boven de aarde verdroogd zijn.) Genesis 8:6-7
264 + 7 = 271 7 dagen 11e maand,

18e dag van de maand

7 dagen na de raaf laat Noach een duif los, om te zien of het water op de aardbodem afgenomen is. Zij vindt geen rustplaats en keert terug naar de ark. Genesis 8:6–12
271 + 7 = 278 7 dagen 11e maand,

25e dag van de maand

7 dagen later zendt Noach de duif opnieuw uit. Zij keert terug, maar ditmaal met een afgebroken olijfblad in haar bek. Daaraan wist Noach dat het oppervlak van de aarde tevoorschijn was gekomen.   Genesis 8:10–11
278 + 7 = 285 7 dagen 12e maand,

2e dag van de maand

7 dagen nadien laat Noach de duif voor de derde maal uit. De vogel keert niet terug. Genesis 8:12
314 29 dagen 601ste levensjaar van Noach:

1e maand,

1e dag van de maand

Noach verwijdert het deksel van de Ark op de eerste dag van de eerste maand. Het oppervlak van de aarde is opgedroogd, en Noach ziet dit zover hij kan zien. Genesis 8:13
370 (371 indien men de eerste en de laatste dag als volle dagen telt) 56 dagen 2e maand,

27e dag van de maand

De aarde is droog en God beveelt Noachs familie en de dieren uit de Ark te komen. God wil dat de dieren zich te vermenigvuldigen op de aarde.

56 dagen = 29,5 + 26,5. Vanaf de eerste dag van het jaar tijdens het daglicht gedeelte, toen Mozes het deksel verwijderde, waren er 29,5 meer dagen over in de maand plus 26,5 meer dagen over in de tweede maand tot het verlaten van de ark.

Genesis 8:14–17

Genesis 7

Omvang

De zondvloed was een wereldwijde gebeurtenis, niet enkel een regionale overstroming. Voor die omvang zijn meedere aanwijzingen, bijbelse en buitenbijbelse.

Bijbelse aanwijzingen

Wanneer de Bijbelse passages over de zondvloed worden bestudeerd, dan is het duidelijk dat de zondvloed de wereld omspande. Genesis 7:11 stelt dat “alle bronnen van de diepte losbraken en de sluizen van de hemel opengingen” (zie de WV95 vertaling).

De duidelijkste verzen die het over de omvang van de zondvloed hebben zijn Genesis 7:19-23:

Het water bleef voortdurend toenemen, zelfs de hoogste bergen kwamen onder te staan. Tot vijftien el daarboven reikte het water, de bergen stonden helemaal onder. Alles wat op aarde leefde kwam om, alles wat er rond wemelde: vogels, vee, wilde dieren, en ook alle mensen. Alles wat op het land leefde en ademde vond de dood. Alles wat op aarde bestond werd weggevaagd: de mensen, het vee, de kruipende dieren en de vogels, ze werden van de aarde weggevaagd. Alleen Noach bleef over, met alles wat bij hem in de ark was.

In de bovenstaande passage zien we niet alleen het herhaaldelijke gebruik van hert woord “alles”, maar ook zinsnedes als “zodat alle hoge bergen, die onder den gansen hemel zijn, bedekt werden” (Statenvertaling), “tot vijftien el daarboven reikte het water, de bergen stonden helemaal onder” (dat was voldoende om de ark hier veilig overheen te laten varen) en “alles wat op aarde bestond werd weggevaagd: de mensen, het vee, de kruipende dieren en de vogels”, etcetera.

Bovendien is daar het gebod tot bouw van de ark. Als er sprake zou zijn geweest van een plaatselijke vloed, waarom zou God Noach dan hebben geboden om een ark te bouwen in plaats van er gewoon voor te zorgen dat de dieren en Noach’s mensen zouden migreren?

En dan is er de omvang van de ark. Waarom gebood God Noach om een ark te bouwen die groot genoeg was om alle verschillende landdieren te kunnen huisvesten die we tegenwoordig op aarde aantreffen? Het moet opgemerkt worden dat zelfs grote dinosaurussen op jonge leeftijd slechts kleine dieren zijn en dat het niet noodzakelijk was dat Noach volwassen dieren in de ark zou brengen. God droeg Noach op om twee van elk landdier in de ark te brengen (zeedieren werden niet meegenomen) met uitzondering van de ceremonieel reine dieren en alle vogels; van deze moest hij er zeven van elke soort in de ark brengen (Genesis 7:2-3).

Petrus beschrijft de zondvloed eveneens als een wereldwijde zondvloed. In 2 Petrus 3:6-7 stelt hij:

“en dat de toenmalige wereld vergaan is toen ze door het water werd overspoeld. Maar de tegenwoordige hemel en aarde worden door datzelfde woord bewaard om op de dag van het oordeel, waarop de goddelozen ten onder zullen gaan, te worden prijsgegeven aan het vuur”.

In deze verzen vergelijkt Petrus het “universele” komende oordeel met de zondvloed uit Noach’s tijd. Hij stelt dat de wereld die toen bestond door water werd overspoeld.

Daarnaast zou God’s belofte (Genesis 8:21; 9:11, 15) dat Hij nooit meer een dergelijke zondvloed zou gebruiken al herhaaldelijk zijn gebroken als het een plaatselijke zondvloed zou zijn geweest.

Verder kan gezegd worden dat alle mensen in de huidige wereld afstammelingen zijn van de drie zonen van Noach (Genesis 9:1, 19) en dat veel latere Bijbelse schrijvers de historiciteit van de wereldwijde Zondvloed accepteerden (Jesaja 54:9; 1 Petrus 3:20; 2 Petrus 2:5; Hebreeën 11:7).

Tenslotte geloofde de Heer Jezus Christus Zelf in de wereldwijde Zondvloed en Hij gebruikte deze als een symboliek voor de komende vernietiging van de wereld wanneer Hij terugkomt (Matteüs 24:37-39; Lucas 17:26, 27).

Buiten-bijbelse aanwijzingen

Er bestaan vele niet-Bijbelse bewijsstukken die op een wereldwijde catastrofe als de universele zondvloed wijzen.

  1. De uitgestrekte begraafplaatsen van fossielen die op elk continent worden aangetroffen,
  2. de grote hoeveelheid kolenafzettingen die een snelle bedekking van grote hoeveelheden vegetatie vereisten,
  3. het feit dat op bergtoppen over de hele wereld maritieme fossielen worden gevonden,
  4. de meer dan 270 vloedlegenden die in alle uithoeken van de wereld bestaan,
  5. en de grote hoeveelheid geologische formaties met uitgestrekte lagen van sedimentaire afzettingen (inclusief de lagen die we in de Grand Canyon kunnen zien) verlenen alle geloofwaardigheid aan een wereldwijde zondvloed. De volgende video laat zien dat afzettingsgesteenten door de werking van water en uitdroging in zeer korte tijd kunnen ontstaan, waarbij lagen niet na elkaar maar tegelijkertijd worden gevormd: video (33 minuten, Engels gesproken, Nederlands ondertiteld; Evangelische Hogeschool, 1997)

Volgens geleerden stond het zeeniveau ooit zo'n 200 meter hoger dan dat van het jaar 2012[3].

Op de Chathameilanden, ten oosten van Nieuw-Zeeland gelegen, zijn gefossiliseerde grote bomen in hun originele stand, bloeiende planten, zaadkegels en vreemde insecten aangetroffen[3].

Oorsprong van het water

Uit Genesis 1:6-7 en 2:6 is het duidelijk dat het klimaat vóór de zondvloed aanzienlijk anders was dan wat we tegenwoordig waarnemen. Gebaseerd op deze en andere bijbelse beschrijvingen, alsmede het fossielenbestand en de huidige geologische bevindingen, kan er redelijkerwijs gespeculeerd worden dat de aarde ooit door het een of andere watergewelf werd bedekt. Dit gewelf zou kunnen hebben bestaan uit waterdamp of zou uit ringen kunnen hebben bestaan, zoals de ijsringen van Saturnus. In combinatie met een diepe ondergrondse waterlaag, die tegelijkertijd over het land zou worden uitgestort (Genesis 2:6), zou dit een wereldwijde zondvloed tot gevolg hebben gehad. De theorie van het watergewelf is onder bijbelgetrouwe christenwetenschappers echter om wetenschappelijke redenen omstreden.

Na de vloed

Na de zondvloed verlaten Noach en de zijnen en de meegenomen dieren de ark (Gen. 8:18-19). De eerste daad van Noach die de Schrift dan vermeldt is de bouw van een altaar voor Jhwh, waarop hij brandoffers offert (Gen. 8:20). Naar aanleiding van dit welriekende offer besluit God de aarde voortaan niet meer te vervloeken en al het leven te doden (Gen. 8:21). Zaaiing en oogst, koude en hitte, zomer en winter zullen niet ophouden (Gen. 8:22). God zegent Noach en zijn zonen en draagt hen op zich te vermenigvuldigen en de aarde te vervullen (Gen. 9:1). Dan richt Hij een verbond met hen en de dieren op, inhoudend de belofte dat er geen wereldwijde vloed meer zal komen (Gen. 10:8v). Als teken van het verbond stelt God de regenboog in (Gen. 10:12v).

Buitenbijbelse overlevering

Misschien heeft geen overlevering zich meer onder de volken verbreid dan die van de zondvloed. Er zijn ca. 300 authentieke zondvloedverhalen gedocumenteerd, ze zijn aangetroffen in alle windstreken, in alle culturen, op alle continenten. Het Gilgamesj-epos is het bekendste zondvloedverhaal buiten de Bijbel.

Een vermelding van de zondvloed vinden we bij de Noormannen. Ymirs bloed bedekt de ijsmassa van Ginnünga Gap tot zulk een hoogte, dat alle reuzen daarin verdrinken. Wie denkt daarbij niet aan hetgeen in Genesis te lezen staat van de vermenging der zonen Gods met de dochters der mensen, waaruit ook een reuzengeslacht wordt geboren, dat in de zondvloed omkomt? Toch bestaat er tussen de voorstelling in Genesis en die der Noormannen dit grote onderscheid, dat in Genesis vóór de zondvloed zowel gewone mensen als reuzen leefden, terwijl de zondvloed der Noormannen lange tijd vóór het ontstaan der eerste mensen valt, ja, vóór de eigenlijke wereldschepping. In beide verhalen echter ontkomt één huisgezin in een houten schip[4].

De Azteken verbonden aan de overlevering enige bijzondere omstandigheden, die de verhalen van het oosten tamelijk nabij kwamen. Zij geloofden namelijk dat twee personen de zondvloed hadden overleefd, een man, genaamd coxcox, en zijn vrouw. Hun hoofden worden op oude afbeeldingen voorgesteld, tegelijk met een op het water drijvend vaartuig, aan den voet van een berg. Ook ziet men de afbeelding van een duif met het hieroglyphische zinnebeeld van talen in haar mond, welke talen zij aan de stomgeborene kinderen van coxcox uitdeelt[2].

Het naburige volk van Michuacan, dat dezelfde hoge vlakten van de Andes bewoont, had nog een nadere overlevering, dat het schip, waarin Terpi, hun Noach, zich redde, met verschillende soorten van dieren en vogels was bevracht. Na enige tijd werd een gier uit het vaartuig gelaten, maar deze bleef zich vergasten aan de lijken van de reuzen, die bij het vallen van het water, op het droge voor de dag waren gekomen. Toen werd het kleine kolibrietje, huitzitzilin, uitgezonden, en het keerde weer met een twijgje in de bek[2].

Bij de Chinezen is het Confucius die het eerst van de zondvloed gewag maakt. We vinden de overlevering dat - naar onze tijdrekening 2297 v. Chr. - de vloed tot aan de hemel steeg, de bergen bedekte, en het gehele Rijk overstroomde. Naderhand was alles in een woestijn herschapen en de wilde dieren namen de woonplaatsen van de mensen in hezit. In het lenigen van dit ontzettend onheil, maakte zich de rechtschapen, brave Jao (die met Noach te vergelijken is), hoogst verdienstelijk. De ellende was verschrikkelijk. Hij zond zijn beroemden zoon Schim (Schem) uit om de hossen af te branden en de moerassen droog te maken; terwijl Ju na veeljarige en ongehoorde moeite eindelijk gelukkig genoeg was, door kanalen en het openen van de monden der rivieren, het water wederom af te leiden en de aarde bewoonhaar te maken. Knen (Ham) was niet in staat dit ten uitvoer te brengen, maar zijn zoon Ju slaagde daarin zo goed dat hij het land oorbaar maakte; hij verdeelde het later in verschillende distrikten, en legde de provincies schattingen overeenkomstig hun producten op[5].

Meer informatie

Boeken

  • A. M. Rehwinkel, De zondvloed, in het licht van de bijbel, de geologie en de archeologie. Amsterdam: Buijten en Schipperheijn, Amsterdam, 1970. Geïllustreerd, 264 pag.
  • W.J. Ouweneel, De ark in de branding. Amsterdam: Buijten & Schipperheijn, 1976.
  • Tjarko Evenboer, De Wereldwijde Vloed. Hoornaar: Gideon, 2012. Pagina's: 430. Dit boek besteedt veel aandacht aan buitenbijbelse overleveringen, die het bericht van de Schrift schijnen te bevestigen. Voor een kritische beoordeling van het boek, zie (1) Jan Pieter van de Giessen, De wereldwijde vloed, op Bijbelaantekeningen.nl, 25 nov. 2012; (2) M.J. Paul, Mythen geven flarden weer van Genesis, op RD.nl, 29 jan. 2013.
  • Bill Cooper, Na de vloed; de geschiedenis van de Europese volken vanaf Noach. Uitgeverij Johannes Multimedia. Pagina's: 270.
  • Bill Cooper, After the Flood. Roperpenberthy Publishing Ltd, tweede editie (herziene en uitgebreide uitgave) 1995. De vroegste Europeanen registreerden hun afstamming van Noach en zijn zoon Jafeth, en hadden ontmoetingen met dinosaurussen. De schrijver is historicus.

Bronnen

Onder meer:

Voetnoten

  1. Zo Carl Wieland in C-14 dates and the HK ‘ark’ claim, op Creation.com, 23 oktober 2011.
  2. 2,0 2,1 2,2 Bron: De Navorscher (1861), p. 187
  3. 3,0 3,1 Oude Antarctische schat ontdekt, nieuwsartikel op Nu.nl, 29 dec. 2012.
  4. Bron: Louis Suson P. Meijboom, De godsdienst der oude noormannen (1868), p 41
  5. Bron: Karl Friedrich August Gutzlaff, Geschiedenis van het chinesche rijk (1852), p.26