Zondvloed en het mesozoïcum
Het mesozoïcum, de periode na het paleozoïcum (= de periode van de zondvloed, zie Zondvloed en paleozoïcum) is waarschijnlijk de periode na de zondvloed.
Geologische / archeologische tijdperken[1] |
---|
|
Oorzaken van de zondvloed. De zondvloed (lees: het paleozoïcum) brak plotseling in alle heftigheid uit. Jezus zegt daarover in Matth. 24:37-39 dat het gewone leven tot het laatste moment doorging. De vloed was niet zomaar toevallig een ramp. Ze was voorspeld. God Zelf greep in. Het blijkt dat de Heere God in Zijn handelen dikwijls gebruik maakt van Zijn geschapen natuurwetten. Dat doet aan het wonderlijk gebeuren niets af. Het is geoorloofd te vermoeden dat God een natuurlijk middel heeft gebruikt als aanzet tot de vloed. Er moet theoretisch gezien een enorme input van energie aan vooraf zijn gegaan.
Meteorieteninslag mogelijk natuurlijke oorzaak. Het middel zou theoretisch kunnen zijn geweest dat de aarde getroffen werd door een reusachtige meteoriet. De inslag heeft dan de energie geleverd voor de totale vernietiging van het aardoppervlak. Het paleozoïcum (de vloed) had dan ook het karakter van een cataclysme. De Bijbel spreekt over de vloed als durend een jaar. Dat houdt niet in dat na een jaar de aardkorst volledig tot rust was gekomen en het terugtrekkend water geen sterke getijdebewegingen meer zou kennen (Gen. 8:1-5). Ze vormden een jaar na het uitbreken van de vloed voor Noach echter geen bedreiging meer.
Na de vloed het mesozoïcum. De periode van het mesozoïcum is vanuit Bijbels oogpunt waarschijnlijk de periode van na de vloed. Veel van wat er gebeurde in deze periode zou zich buiten het gezichtsveld van Noach en de zijnen hebben afgespeeld. Er was geen duidelijke overgang tussen zondvloed en vervolg van de vloed. De ramp kwam plotseling, maar zou nog lang nagewerkt hebben. (Opgemerkt dient te worden dat er binnen de wereld van het creationisme ook velen zijn, die het mesozoïcum zien als een fase van de vloed zo die zich binnen een jaar afspeelde.)
Op de vraag wat er zoal in het hoofdtijdperk van het mesozoïcum gebeurde is enerzijds moeilijk een antwoord te geven, omdat de omstandigheden nog zo heftig en gecompliceerd waren dat de mens oorzaak en gevolg niet goed kan bezien. Anderzijds gebeurde er zo ontstellend veel dat iedere, op logica gebouwde, gedachte, vooronderstelling of hypothese, om kenmerken van het mesozoïcum te verklaren, altijd wel op een kern van waarheid zal berusten.
Landschap gevormd door het water. Het wordt duidelijk dat niet het ijs, in de vorm van onvoorstelbaar omvangrijke gletsjers, in de eerste plaats verantwoordelijk was voor de vormgeving van het landschap, maar het water. Kort nadat het water ging zakken bleken zeer omvangrijke binnenzeeën op de nieuw ontstane aardlagen achter. Liepen ze leeg dan ontstonden omvangrijke waterverplaatsingen, waarbij veel sediment op een andere plaats werd afgezet. Het leeg lopen kon bijvoorbeeld ontstaan doordat de bodem van de binnenzee zich ging verheffen.
Nieuwe aardlagen. Regionaal ontstonden tijdens het mesozoïcum op de lagen van het paleozoïcum nieuwe aardlagen. Men heeft ze onderverdeeld in drie soorten: het trias, het jura en het krijt.
Bewegingen. De aardlagen die tijdens en na de vloed zich vormden, dreven op een onrustige aardmantel van gloeiend magma. Door langzame afkoeling heeft zich inmiddels onder de aardlagen uit het mantelmateriaal een laag graniet gevormd. Het graniet zorgt er voor dat de continenten hoger komen te liggen en naarmate de granietlaag dikker wordt niet te gemakkelijk door het stromend magma van de aardmantel weggevoerd worden. Toen was dat anders. Pakketten van aardlagen konden door het stromend magma meegevoerd worden (continentale drift). Zo is Amerika los geraakt van de Afrikaanse plaat, India opgeschoven naar het noorden en heeft Nieuw Guinea Australië los gelaten.
Verplaatsingen waren niet alleen horizontaal mogelijk, maar ook verticaal. Pakketten konden uiteenvallen, omdat bepaalde delen omhoog werden gedrukt en andere delen dieper wegzakten (isostatische bewegingen).
Europa ging bestaan uit een verzameling van minicontinenten (continentale fragmenten genoemd), waarvan Noord-Amerika steeds verder wegschoof naar het westen. Tussen het Amerikaanse en het Europese (en Afrikaanse) continent bleek na de vloed een enorme breuklijn te zijn ontstaan. Het uitstromend magma vormde de Midden-Atlantische Rug, verbreedde de oceaanbodem en heeft de continenten verder uiteengedreven. De bodem van de Atlantische Oceaan vindt zijn ontstaan in het mesozoïcum. Scheuren in het opdrogende landschap en uitgestrekte slenken (verzakkingen) werden de beddingen van Europa's grote rivieren. Het verplaatsen van continenten veroorzaakte veranderingen in waterstromen (de golfstroom o.a.) en klimaten.
Enorme hoeveelheden kalk konden zich ophopen in uitgestrekte gebieden. De herkomst van het vele kalk blijft nog een bron van discussie. De vraag is of de kalk per definitie afkomstig moet zijn van schelpdieren e.d., ook al vindt men opgesloten in het krijt aan de kust grote hoeveelheden zeeslakken en schelpen. De bewering dat grote hoeveelheden kalkhoudende wieren bijeen gespoeld zijn of dat kalk een product van vulkanische activiteit kan zijn, evenals vloeibaar zout, behoeft geen verkeerde gedachte te zijn. Het klimaat in Europa was warm met veel tropisch water. Daarin zwom de in Nederland bekende maashagedis of mosasaurus.
Het mesozoïcum wordt gekenmerkt door de voortzetting van de herbevolking van de aarde, zoals ze over grote delen van het carboon en het perm reeds begonnen was. Ontstonden op de aardlagen van het carboon uitgestrekte steenkoolwouden van paardestaarten, tijdens het trias ontstonden bovendien uitgestrekte naaldwouden. De drie aardlagen van het mesozoïcum laten duidelijk een grotere dichtheid aan vele soorten fossielen zien. Tijdens het jura wemelde het van hagedissen. Waarschijnlijk bood het klimaat toen daarvoor uitstekende milieufactoren. De factoren waren voor vele hagedissoorten zo optimaal dat ze tot ongekende omvang konden doorgroeien. Denk aan de vele dinosaurussen (zie het artikel Dinosaurussen). De kwetsbaarheid van een optimaal functionerend systeem als voorwaarde voor de vele dinosaurussen, maakte het bestaan van deze dieren zeer onzeker. Een kleine verandering aan het milieu kon voor deze reuzen hun ondergang worden.
Dat knaagdieren met hun groot voortplantingstempo de zoogdieren bleken te zijn die zich tijdens de herbevolking van de aarde als eersten manifesteerden bleek tijdens het krijt. In die periode verschenen de eerste muizen, ratten en konijnen. De redenering dat zij een belangrijke tussenschakel zijn geweest naar de evolutie van de andere zoogdieren, met name de mens, moet men zien als de dwaasheid van een waanidee.
Het mesozoïcum zal geduurd hebben van na de vloed (4065 v. Chr.) tot het ontstaan van de alpiene gebergten (ca 3650 v. Chr.), het was de periode van de aartsvaders Noach, Sem en Arfachsad, althans volgens de tijdrekening van het artikel Chronologie - van Noach tot Abraham. Men zie voor het ontstaan van de gebergten het artikel Zondvloed en gebergtevorming.
Bronnen
- Toevallig Niet. De Vijfde Internationale conferentie over Creationisme. (Goudriaan 2004)
- Ariel A. Roth - Oorsprong. Wetenschap en Bijbel verenigd. (Heerenveen 2003)
- J. Scheven - Problemen met de zondvloedgeologie Amersfoortse Studies 5 (Amersfoort 1990)
- Manuel Sintubin - De wetenschap van de aarde. Over een levende planeet. (Leuven/Den Haag 2009)
Voetnoot
- ↑ Bron: https://nl.wikipedia.org/wiki/Geologische_tijdschaal
- ↑ Sommigen plaatsen de kopertijd na de nieuwe steentijd als een overgangsfase naar de bronstijd.