Abimelech
Abimélech is in de Bijbel de naam van verschillende personen.
De naam betekent "Mijn vader is koning"[1] of "Mijn vader, een koning"[2] De naam verwijst naar:
1. Meerdere Filistijnse koningen: 1) twee Filistijnse vorsten, die na elkaar te Gerar regeerden. Ze worden in Gen. 20, 21 en 26 zo genoemd. 2) Achis, koning van Gath. In het opschrift van Ps. 34 schijnt deze bedoeld te zijn.
2. Achimelech, ook genoemd Abimélech (1 Kron. 18:16; 1 Kron. 24:3). Zie Achimelech voor meer informatie over hem.
3. Een bastaardzoon van de richter Gideon, die na de dood van zijn vader zich als koning opwierp, doch zich slechts drie jaren kon staande honden. Toen stonden de Sichemieten tegen de wrede dwingeland op, die hen weliswaar onderwierp, maar kort daarna evenwel voor Tebez een schandelijke dood vond. Richt. 9.
4. De vader van Abjathar. Hij wordt ook Achimelech genoemd, zie aldaar.
Bronnen
P.J. Gouda Quint, Woordenboek des Bijbels, inzonderheid ten gebruike bij de Statenvertaling. Haarlem: De erven F. Bohn, 1866. Tekst van het lemma 'Abimelech' is op 8 april 2018 verwerkt.
Abimelech, en.wikipedia.org. Geraadpleegd 4 juli 2020.