Afzondering

Uit Christipedia

Afzonderen is scheiden en elders leggen of zetten. Wordt het doel, de bestemming aangegeven, dan gebruikt daarbij het voorzetsel 'tot' of 'voor'. Het werkwoord 'afzonderen' kan in overgankelijke dan wel wederkerig vorm ('zich afzonderen') worden gebezigd. Afzondering van kwaad is een wezenlijk element van een heilig, Gode welgevallig leven.

Overgankelijk of wederkerig. - Het werkwoord 'afzonderen' kan in overgankelijke dan wel wederkerig vorm ('zich afzonderen') worden toegepast. In "God zonderde Paulus af tot verkondiging van het evangelie" is 'afzonderen'een overgankelijk werkwoord. In "Paulus zonderde zich dikwijls af tot gebed" vinden wij het als wederkerig werkwoord. Paulus zonderde zichzelf af.

Van personen en zaken. - Afzonderen met betrekking tot personen of zaken is afscheiden van omringende personen of zaken. Synoniem: separeren. Voorbeeldzin: "Ik zal de paarden en de koeien afzonderen". "Hij zondert de zieke koeien af" = hij zet ze apart, hij isoleert ze.

Afzonderen tot/voor. - 'Afzonderen' van personen of zaken kan ook de gedachte van verkiezing en/of bestemming hebben, 'afzonderen tot' of 'afzonderen voor'. Afzonderen is dan apart nemen en voor een bepaald doel bestemmen. Voorbeeld:

Rom. 1:1 Paulus (…), een geroepen apostel, afgezonderd tot verkondiging van het evangelie van God

De ouders hadden honderden euro's afgezonderd voor een prachtige uitzet van hun dochter

Wie zich afzondert tot God, wijdt zich aan Hem en neemt, in afzondering, bepaalde godsdienstige taken waar.

In de geest. Men kan zich ook in de geest afzonderen, d.i. zijn aandacht aftrekken van het gezelschap waarin men zich bevindt of van de omgeving waarin men verkeert, zodat men zich in gedachten als ’t ware alleen voelt of zijn aandacht op iets anders richt.

Van ruimte of tijd. - De afzondering kan zijn met betrekking tot ruimte of tijd. Een gedeelte van een zolder bijvoorbeeld kan door een beschot worden afgezonderd, van de overige zolderruimte worden afgescheiden, afgeschoten. Een eiland van de wereld afgezonderd is een eiland dat zeer eenzaam is gelegen. Voor een taak kan men een uurtje afzonderen, dit uurtje daarvoor bestemmen.

In gedachte. Men kan ook in gedachte iets afzonderen. "Men moet het beginsel van toevallige bijkomstigheden afzonderen" betekent: in gedachte afscheiden en als op zichzelf staand beschouwen.

Andere voorbeeldzinnen

"Door de werking van de zeef zondert zich het kaf van het koren af", d.w.z. het kaf raakt afgescheiden, scheidt zich af.

"De harsachtige stof zonderde zich uit de bast van die boom af", d.w.z. scheidde zich daarvan af.

"De beide heren hadden zich een weinig van het gezelschap afgezonderd," d.w.z. zich verwijderd uit het gezelschap.

"Zich van de wereld afzonderen," d.w.z. zich aan de omgang met mensen of aan de vermaken en beslommeringen van het maatschappelijk leven onttrekken.

"Aristoteles zonderde zich in vele punten van Plato af en leerde geheel het tegengestelde", d.w.z. onderscheidde zich en ging daarin zijn eigen weg.

"Enige jongelui hadden zich afgezonderd en waren aan het spel gegaan", d.w.z. hadden zich teruggetrokken.

"Zij trokken zich terug van de openbare zaken en zonderden zich af op het land", d.w.z. zij ontweken de omgang met anderen om stil te leven.

"De lammeren worden van de schapen afgezonderd,'.d.w.z zij worden gescheiden van de schapen.

"Uit een mengsel of verbinding kan een bepaalde stof worden afgezonderd", d.w.z. afgescheiden, afgesplitst.

"Metaal wordt uit erts afgezonderd," afgescheiden, afgesplitst.

"Koraal wordt gevormd doordat vele poliepen een grote hoeveelheid kalkstof afzonderen", d.w.z. afscheiden.

Afgezonderd leven

Afzondering van kwaad is een wezenlijk element van een heilig, Gode welgevallig leven. Dat vinden wij in het Oude en Nieuwe Testament. Afzondering voorkomt (verder) kwaad. Men voorkomt er twee dingen mee: 1. gemeenschap met kwaad, 2. oordeel van Godswege over het kwaad. De volgende Schrift noemt ze beide:

Opb 18:4 En ik hoorde een andere stem uit de hemel zeggen: Gaat uit van haar, mijn volk, opdat u met haar zonden geen gemeenschap hebt en opdat u van haar plagen niet ontvangt; (TELOS)

De Israëlieten moesten afgezonderd van de volken leven en zich niet men hen door huwelijk vermengen. Na de terugkeer uit de Babylonische ballingschap trouwden vele Joden met heidenen. Dit werd Ezra meegedeeld.

Ezr 9:1 Als nu deze dingen voleind waren, traden de vorsten tot mij toe, zeggende: Het volk Israëls, en de priesters, en de Levieten, zijn niet afgezonderd van de volken dezer landen, naar hun gruwelen, [namelijk] van de Kanaänieten, de Hethieten, de Ferezieten, de Jebusieten, de Ammonieten, de Moabieten, de Egyptenaren en de Amorieten. (SV)

Ezr 9:2 Want zij hebben van hun dochteren genomen voor zichzelven en voor hun zonen, zodat zich vermengd hebben het heilig zaad met de volken dezer landen; ja, de hand der vorsten en overheden is de eerste geweest in deze overtreding.

Ezr 9:3 Als ik nu deze zaak hoorde, scheurde ik mijn kleed en mijn mantel; en ik trok van het haar mijns hoofds en mijns baards uit, en zat verbaasd neder.

Ezra treedt daarop tegen de gemengde huwelijken op. Dergelijke huwelijken brengen de Joden in de verleiding om de afgoden van hun heidense vrouwen te gaan dienen of de verkeerde gebruiken van hun vrouwen over te nemen.

Een leven in afzondering vereist naar de Schrift niet een leven buiten de maatschappij, bijv. in een klooster. Een gelovige is 'in' de mensenwereld en daarin gezonden, maar hij is niet 'van' de wereld; hij is in de wereld, niet van de wereld.

Bron

Van Dale's Groot woordenboek der Nederlandse taal (13e uitgave), digitale versie 1.0 Plus, jaar 2000. Hieraan zijn meerdere voorbeeldzinnen ontleend.