Alexander de Grote: verschil tussen versies

Toegevoegde inhoud Verwijderde inhoud
(Nieuwe pagina aangemaakt met ''''Alexander de Grote''' (356-323 v.C.) was koning van Macedonië, 336-323 v. C., en de moedige en krijgshaftige stichter van het Griekse-Macedonische rijk (Dan....')
 
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 1: Regel 1:
'''Alexander de Grote''' (356-323 v.C.) was koning van Macedonië, 336-323 v. C., en de moedige en krijgshaftige stichter van het Griekse-Macedonische rijk (Dan. 2: 32), het derde rijk in de bijbelse profetie van Daniël (Dan. 2:32). Na zijn dood viel zijn rijk in vier delen uiteen, zoals de bijbelse openbaring had voorzegd.
'''Alexander de Grote''' (356-323 v.C.) was koning van Macedonië, 336-323 v. C., en de moedige en krijgshaftige stichter van het Griekse-Macedonische rijk (Dan. 2: 32), het derde rijk in de bijbelse profetie van Daniël (Dan. 2:32). Na zijn dood viel zijn rijk in vier delen uiteen, zoals de bijbelse openbaring had voorzegd.
[[Bestand:Alexander de Grote-slag bij Issus mozaiek detail.jpg|thumb|525x525px|''Alexander de Grote in de slag bij Issus, 333 v.C. Detail van het Alexandermozaïek.'']]
{|
Alexander de Grote van Macedonië komt in de H. Schrift niet voor onder zijn eigenlijke naam, maar wordt alleen in de gezichten van Daniel aangeduid onder het beeld van een gevleugeld luipaard (Dan. 7: 6), of als geitenbok (8: 5, 21), wellicht ook (Jer. 49: 19) als de gewapende jongeling.
|''Fig. <sup>[2]</sup>  Alexander de Grote in de slag bij Issus, 333 v.C. Detail van het Alexandermozaïek.''
|}
Alexander de Grote van Macedonië komt in de H. Schrift niet voor onder zijn eigenlijke naam, maar wordt alleen in de gezichten van Daniel aangeduid onder het beeld van een gevleugeld luipaard (Dan. 7: 6), of als geitenbok (8: 5, 21), wellicht ook (Jer. 49: 19) als de gewapende jongeling. 


De opkomst van Alexanders rijk werd door de profeet Daniël in een gezicht geschouwd (Dan. 8). In dit gezicht wordt het rijk voorgesteld door een geitenbok met tussen zijn ogen een grote hoorn (= Alexander de Grote). De geitenbok stormt tegen een ram met twee horens (= Rijk van de Meden en Perzen) en verdoet hem. De engel Gabriël verklaart aan Daniël:
De opkomst van Alexanders rijk werd door de profeet Daniël in een gezicht geschouwd (Dan. 8). In dit gezicht wordt het rijk voorgesteld door een geitenbok met tussen zijn ogen een grote hoorn (= Alexander de Grote). De geitenbok stormt tegen een ram met twee horens (= Rijk van de Meden en Perzen) en verdoet hem. De engel Gabriël verklaart aan Daniël:<blockquote>''Da 8:20 De ram met de twee horens die u gezien hebt, [dat] zijn de koningen van Medië en Perzië.'' ''Da 8:21 En de harige geitenbok is de koning van Griekenland, en de grote hoorn die tussen zijn ogen zat, dat is de eerste koning.'' (HSV)</blockquote>Een engel verwees aan Danïël later weer naar die koning van Griekenland:<blockquote>''Da 11:2 Nu zal ik u dan de waarheid bekendmaken. Zie, er zullen nog drie koningen in Perzië aan de macht komen, en de vierde zal grotere rijkdom verwerven dan alle [anderen]. Als hij sterk geworden is door zijn rijkdom, zal hij allen opzetten tegen het koninkrijk Griekenland. Da 11:3 Daarna zal er een machtige koning aan de macht komen, die met grote heerschappij zal heersen en zal handelen naar eigen goeddunken. Da 11:4 Zodra hij echter aan de macht komt, zal zijn koninkrijk verbroken worden en opgedeeld worden naar de vier [windstreken] van de hemel, maar niet voor zijn nakomelingen en niet overeenkomstig de heerschappij waarmee hij had geheerst, want zijn koninkrijk zal uiteengerukt worden en zal zijn voor anderen dan voor hen. (HSV)''</blockquote>De engel noemt de toekomstige Macedoniër „een machtige koning, die met grote heerschappij zal heersen en zal handelen naar eigen goeddunken” (Dan. 11:3). Hij stond op 129 jaar na de dood van de Perzische koning Xerxes, die in Dan. 11:2 ‘de vierde koning’ wordt genoemd.

''Da 8:20 De ram met de twee horens die u gezien hebt, [dat] zijn de koningen van Medië en Perzië.''
''Da 8:21 En de harige geitenbok is de koning van Griekenland, en de grote hoorn die tussen zijn ogen zat, dat is de eerste koning.''
(HSV)

Een engel verwees aan Danïël later weer naar die koning van Griekenland:

''Da 11:2 Nu zal ik u dan de waarheid bekendmaken. Zie, er zullen nog drie koningen in Perzië aan de macht komen, en de vierde zal grotere rijkdom verwerven dan alle [anderen]. Als hij sterk geworden is door zijn rijkdom, zal hij allen opzetten tegen het koninkrijk Griekenland.<br>
Da 11:3 Daarna zal er een machtige koning aan de macht komen, die met grote heerschappij zal heersen en zal handelen naar eigen goeddunken.<br>
Da 11:4 Zodra hij echter aan de macht komt, zal zijn koninkrijk verbroken worden en opgedeeld worden naar de vier [windstreken] van de hemel, maar niet voor zijn nakomelingen en niet overeenkomstig de heerschappij waarmee hij had geheerst, want zijn koninkrijk zal uiteengerukt worden en zal zijn voor anderen dan voor hen.<br>
''(HSV)

De engel noemt de toekomstige Macedoniër „een machtige koning, die met grote heerschappij zal heersen en zal handelen naar eigen goeddunken” (Dan. 11:3). Hij stond op 129 jaar na de dood van de Perzische koning Xerxes, die in Dan. 11:2 ‘de vierde koning’ wordt genoemd.


De begaafde Alexander was al vroeg bezorgd was dat zijn vader (Philippus) hem niet genoeg te doen zou overlaten. In zijn 19<sup>de</sup> jaar werd hij door de plotselinge dood van zijn vader tot de troon verheven. Spoedig begon de jonge koning de plannen door zijn vader beraamd tegen Perzië ten uitvoer te leggen. Na onderdrukking van de opgestane Grieken trok hij met een klein maar dapper leger naar Azie, 335 v.C.. Hij sloeg het zoveel talrijker leger van de Perzen aan de stroom Granicus, en na onderwerping van Klein-Azie, bij Issus, tussen Klein-Azie en Syrie, 333 v.C.
De begaafde Alexander was al vroeg bezorgd was dat zijn vader (Philippus) hem niet genoeg te doen zou overlaten. In zijn 19<sup>de</sup> jaar werd hij door de plotselinge dood van zijn vader tot de troon verheven. Spoedig begon de jonge koning de plannen door zijn vader beraamd tegen Perzië ten uitvoer te leggen. Na onderdrukking van de opgestane Grieken trok hij met een klein maar dapper leger naar Azie, 335 v.C.. Hij sloeg het zoveel talrijker leger van de Perzen aan de stroom Granicus, en na onderwerping van Klein-Azie, bij Issus, tussen Klein-Azie en Syrie, 333 v.C.