Arm van geest
Arm van geest zijn is een hoedanigheid van een mens, in het bijzonder van een leerling van Christus, die beseft en voelt dat het hem aan allerlei ontbreekt en die zichzelf gering en onvermogend acht. De Heer Jezus noemt armen van geest gelukkig.
Mattheüs 5:3 Gelukkig de armen van geest, want van hen is het koninkrijk der hemelen. (TELOS)
Dat onze Meester in het bijzonder van zijn discipelen spreekt, blijkt uit de paralleltekst in Lukas 6:20.
Lukas 6:20 En Hij hief zijn ogen op naar zijn discipelen en zei: Gelukkig u, armen, want van u is het koninkrijk van God. (TELOS)
F.P.L.C. Van Lingen (1832-1913) geeft in één lange zin een uitgebreide, zij het ook wijdlopige, verklaring van geestelijk arm zijn. De witregels zijn toegevoegd om het behapbaar te maken:
"Arm is in het algemeen een mens, die voor zijn ziel het nodige niet heeft, die de voornaamste behoeften van de geest niet kan bevredigen en stillen, wie het ontbreekt aan kennis, aan troost, aan rust, aan kracht, aan geest, of goddelijk leven; die inziet en diep voelt, dat het hem, wat de geest aangaat, aan alles ontbreekt, dat hij niet in staat is, zichzelf het noodzakelijkste en beste te verschaffen, de genade en gemeenschap van God, gerechtigheid, eeuwig leven, vrijheid van zonde en dood, dat hem dat alles ontbreekt, dat hij het bij een ander zoeken en vragen moet, en die in zo’n erkentenis, die de mens met zichzelf recht bekend maakt en hem nuchter en ootmoedig maakt, verlangt, dat hij toch in deze armoede wordt geholpen; die zijn toevlucht tot God neemt en hulp zoekt door gebed en smeking tot God, door aansluiting aan mensen, die die God bezitten, door ijverig elke gelegenheid aan te grijpen en zich tot nutte maken, waardoor hij voor zijn geest iets kan winnen, het allermeest door het geloof in Jezus Christus, als degene uit wiens volheid allen, die reeds van geestelijke armoede geholpen werden, genade voor genade ontvangen hebben en uit wiens onnaspeurlijke rijkdom altijd en alle geestelijk armen alles kunnen verkrijgen, wat zij nodig hebben, ja geestelijk rijk kunnen worden. Ziet, dat zijn de geestelijk armen, die Jezus zaligprijst!”[1] |
Wat is arm-zijn van geest? De redengeving “want van hen is het koninkrijk der hemelen” werpt licht op de armoede die de Heer Jezus voor ogen heeft. Koninklijke heerschappij houdt macht, gezag, aanzien en rijkdom in. De arme van geest ontbeert die goederen.
De armen van geest lijken ten minste verwant te zijn met de 'kleine kinderen', eveneens door de Heer gezegd van zijn leerlingen:
Lukas 10:21 Op dat ogenblik verheugde Jezus Zich in de Heilige Geest en zei: Ik prijs U, Vader, Heer van de hemel en van de aarde, dat U deze dingen voor wijzen en verstandigen hebt verborgen, en ze aan kleine kinderen hebt geopenbaard. Ja Vader, want zo is het een welbehagen geweest voor U. (TELOS)
Discipelen als Petrus en Johannes waren ongeletterde en eenvoudige mensen. Wellicht is deze hoedanigheid inbegrepen in de armoede van geest.
Handelingen 4:13 Toen zij nu de vrijmoedigheid van Petrus en Johannes zagen en merkten dat zij ongeletterde en eenvoudige mensen waren, verwonderden zij zich; en zij herkenden hen dat zij met Jezus waren geweest. (TELOS)
Verder, een mens is nietig en onvermogend is, een kwetsbaar grassprietje, een damp die even gezien wordt. Zijn wijsheid en verstand zijn, gezien het falen daarvan en zeker in vergelijking met Gods vermogens, als niets. Soms kan een leerling van de Heer Jezus, in vergelijking met anderen of met God, beseffen: “Ik ben arm. Ik heb niets, ik kan niets, ik ben niets.”
Dat ootmoedig besef, gepaard met het besef dat men in het leven de almogende en voorzienende God nodig heeft, bewerkt een gesteldheid die het Koninkrijk der hemelen als bezit doet aanbrengen.
Een voorbeeld van een arme van geest is de apostel Paulus. Hij schrijft aan de heiligen in Corinthe, bij wie opgeblazenheid en ruzie voorkwam:
1 Corinthiërs 4:6 Dit nu, broeders, heb ik ter wille van u toegepast op mijzelf en Apollos, opdat u in ons leert niet te denken boven wat er geschreven staat; opdat u zich niet opblaast de een voor de een en tegen de ander. 1 Corinthiërs 4:7 Want wie onderscheidt u? En wat hebt u, dat u niet hebt ontvangen? En als u het dan hebt ontvangen, waarom beroemt u zich, alsof u het niet had ontvangen? 1 Corinthiërs 4:8 Reeds bent u verzadigd, reeds bent u rijk geworden, zonder ons hebt u geregeerd; en ik zou wel willen dat u regeerde, opdat ook wij met u regeerden. 1 Corinthiërs 4:9 Want ik meen dat God ons, de apostelen, als laatsten heeft gesteld, als ten dode gedoemden; want wij zijn een schouwspel geworden voor de wereld en voor engelen en voor mensen. 1 Corinthiërs 4:10 Wij zijn dwaas om Christus’ wil, maar u bent wijs in Christus; wij zwak, maar u sterk; u geeerd, maar wij veracht. (TELOS)
Het is treffend dat het evangelie van Gods genade, dat Paulus predikte, juist ingang vond bij mensen die niet wijs waren, niet machtig en niet aanzienlijk. Paulus schrijft:
1 Corinthiërs 1:19 Want er staat geschreven: ‘Ik zal de wijsheid van de wijzen doen vergaan, en het inzicht van de verstandigen te niet doen’. 1 Corinthiërs 1:20 Waar is de wijze? Waar de schriftgeleerde? Waar de redetwister van deze eeuw? Heeft God niet de wijsheid van de wereld tot dwaasheid gemaakt? 1 Corinthiërs 1:21 Want daar in de wijsheid van God de wereld niet door de wijsheid tot kennis van God is gekomen, heeft het God behaagd door de dwaasheid van de prediking te behouden hen die geloven. 1 Corinthiërs 1:22 Immers, Joden begeren tekenen en Grieken zoeken wijsheid, 1 Corinthiërs 1:23 maar wij prediken Christus, de Gekruisigde, voor Joden een aanleiding tot vallen en voor volken een dwaasheid, 1 Corinthiërs 1:24 maar voor de geroepenen zelf, zowel Joden als Grieken, Christus, de kracht van God en de wijsheid van God; 1 Corinthiërs 1:25 want het dwaze van God is wijzer dan de mensen en het zwakke van God is sterker dan de mensen. 1 Corinthiërs 1:26 Want kijkt naar uw roeping, broeders, dat er niet vele wijzen zijn naar het vlees, niet vele machtigen, niet vele aanzienlijken; 1 Corinthiërs 1:27 maar het dwaze van de wereld heeft God uitverkoren om de wijzen te beschamen, 1 Corinthiërs 1:28 en het zwakke van de wereld heeft God uitverkoren om het sterke te beschamen, en het onaanzienlijke van de wereld en het verachte heeft God uitverkoren, en wat niets is, om wat iets is te niet te doen, 1 Corinthiërs 1:29 opdat geen vlees roemt voor God. 1 Corinthiërs 1:30 Uit Hem toch bent u in Christus Jezus, die ons geworden is: wijsheid van Godswege, gerechtigheid, heiliging en verlossing; 1 Corinthiërs 1:31 opdat, zoals geschreven staat: ‘Wie roemt, laat hij roemen in de Heer’. (TELOS)
Hoewel Paulus geschoold was in theologie, was hij een arme van geest, wat ook blijkt uit de beschrijving van zijn evangelisatiearbeid:
1 Corinthiërs 2:1 En toen ik bij u kwam, broeders, kwam ik niet met uitnemendheid van woorden of wijsheid u het getuigenis van God verkondigen. 1 Corinthiërs 2:2 Want ik had mij voorgenomen niets onder u te weten dan Jezus Christus, en Die gekruisigd. 1 Corinthiërs 2:3 En ik was bij u in zwakheid, in vrees en in veel beven; 1 Corinthiërs 2:4 en mijn woord en mijn prediking bestond niet in overredende woorden van wijsheid, maar in betoon van de Geest en van kracht, 1 Corinthiërs 2:5 opdat uw geloof niet zou zijn in wijsheid van mensen, maar in de kracht van God. (TELOS)
Andere Schriftteksten die licht werpen op het onderwerp armoede van geest:
1 Corinthiërs 8:1 Wat nu de afgodenoffers betreft, wij weten-(want wij hebben allen kennis; de kennis blaast op, maar de liefde bouwt op. 1 Corinthiërs 8:2 Als iemand meent iets te weten, dan kent hij nog niet zoals men behoort te kennen; 1 Corinthiërs 8:3 maar als iemand God liefheeft, dan is hij door Hem gekend) (TELOS)
Lukas 17:10 Zo ook u, wanneer u alles hebt gedaan wat u is bevolen, zegt dan: Wij zijn nutteloze slaven; wat wij behoorden te doen, hebben wij gedaan. (TELOS)
Psalmen 37:11 maar de ootmoedigen beerven het land en verlustigen zich in grote vrede. (NBG51)
Jeremia 9:23 Zo zegt de HEERE: Een wijze beroeme zich niet in zijn wijsheid, en de sterke beroeme zich niet in zijn sterkheid; een rijke beroeme zich niet in zijn rijkdom; Jeremia 9:24 Maar die zich beroemt, beroeme zich hierin, dat hij verstaat, en Mij kent, dat Ik de HEERE ben, doende weldadigheid, recht en gerechtigheid op de aarde, want in die dingen heb Ik lust, spreekt de HEERE. (SV)
Jesaja 61:1 De Geest des Heren HEREN is op mij, omdat de HERE mij gezalfd heeft; Hij heeft mij gezonden om een blijde boodschap te brengen aan ootmoedigen, om te verbinden gebrokenen van hart, om voor gevangenen vrijlating uit te roepen en voor gebondenen opening der gevangenis; (NBG51)
In plaats van 'ootmoedigen' hebben andere vertalingen: 'zachtmoedigen' (SV, HSV), 'armen' (Canisius, Naardense bijbelvertaling, Willibrordvertaling, NBV), 'ellendigen' (Luther), 'verdrukten' (Obbink)
Andere uitleggingen
De bovengegeven verklaring van het begrip 'arm van geest' is niet de enige. Andere opvattingen zijn:
- vrijwillige stoffelijke armoede
- innerlijk los van bezit en innerlijk verslagen
Vrijwillige stoffelijke armoede
De Roomse kerk verklaart de armoede van geest met stoffelijke armoede die vrijwillig is aangenomen, vrijwillig arm zijn aan stoffelijke goederen.
Mattheüs 19:21 Jezus zei tot hem: Als u volmaakt wilt zijn, ga heen, verkoop uw bezittingen en geef het aan de armen, en u zult een schat hebben in de hemelen, en kom, volg Mij. (TELOS)
De vrijwillige armoede ziet men bij de bedelmonniken.
Innerlijk los van bezit en innerlijk verslagen
De kerkhervormer Maarten Luther ziet het geestelijk arm zijn zó, dat het inhoudt "niet met zijn gemoed aan het goed hangen, of God u goed gegeven heeft of niet (Ps. 62:11)”.
Psalmen 62:10 (62:11) Vertrouw niet op onderdrukking, stel geen ijdele hoop op roof. Als het vermogen toeneemt, zet er het hart niet op. (HSV)
Jeremia 9:23 Zo zegt de HEERE: Een wijze beroeme zich niet in zijn wijsheid, en de sterke beroeme zich niet in zijn sterkheid; een rijke beroeme zich niet in zijn rijkdom; Jeremia 9:24 Maar die zich beroemt, beroeme zich hierin, dat hij verstaat, en Mij kent, dat Ik de HEERE ben, doende weldadigheid, recht en gerechtigheid op de aarde, want in die dingen heb Ik lust, spreekt de HEERE. (SV)
1 Corinthiërs 7:29 Dit nu zeg ik, broeders, de tijd is kort. Overigens, laten ook zij die vrouwen hebben, zijn als hadden zij ze niet; (TELOS)
Of zij uitwendig arm of rijk zijn, de geestelijke armen zijn in hun binnenste los van hun bezit; ze zijn arm wat het hart aangaat.
Uitwendige of stoffelijke armoede is nog geen armoede van geest. Want ook de armste bedelaar, die volstrekt niets heeft, kan met zijn hele hart begeren naar goed en geld. Wanneer hij een weinig goed verkrijgt, kan hij allergierigst worden. Daarentegen vindt men vermogende, rijke mensen, die goede christenen zijn, Gods Woord graag horen, een godvruchtige wandel leiden en aan arme vrienden veel goed doen.
Inwendig los zijn van bezit is niet het enige element van geestelijke armoede. Ook de innerlijke verslagenheid over eigen zonden en zwakheid hoort daarbij. Luther: "dat alzo geestelijk arm zijn niets anders is, dan een verslagen, beangstigd hart hebben over hun zonden en hun aangeboren zwakheid."
Bron
Bijbelcommentaar van Dachsel, Griethuijsen en Van Lingen bij Matth. 5:3. Dit commentaar is een onderdeel van de Online Bible.
Voetnoot
- ↑ Aangehaald in het bijbelcommentaar van Dachsel, Griethuijsen en Van Lingen bij Matth. 5:3.