Avond

Uit Christipedia

De avond is, in de eigenlijke zin, het derde of laatste gedeelte van de dag, ca. 18.00 – 24.00 uur. De dag werd van ouds in drie tijden verdeeld: morgen, middag en avond. Op deze tijden deden de Godvruchtigen hun gebeden, 's morgens, 's middags en 's avonds (Ps. 55:18; Dan. 6:11). Gelijk nu de dageraad de voorloper is van de morgen, van het rijzen der zon, zo is de avond, wanneer de schemeringen, de avondschaduwen zich neigen (Jer. 6:4), de voorloper van de nacht.

‘Tussen de twee avonden’

De Hebreeën spraken van twee avonden. De eerste begon omtrent hun negende uur, dat is, naar onze telling, om 15.00 uur 's middags, wanneer de zon naar de ondergang loopt. Dan werd een dagelijks brandoffer geslacht, dat daarom het Avondoffer heette (Ezr. 9:4-5; Ps. 141:2, Dan. 9:21). De tweede avond begon, of even vóór, of onmiddellijk na zonsondergang, ca. 18.00 uur, wanneer de schemering viel en het donkerder werd. Zo maakten ook de Grieken onderscheid tussen de eerste en laatste avond.

Tussen die twee avonden moest het Paaslam geslacht worden (Ex. 12:6, Lev. 23:5).
Ex 12:6 En gij zult het in bewaring hebben tot den veertienden dag dezer maand; en de ganse gemeente der vergadering van Israël zal het slachten tussen twee avonden. (SV)
De Statenvertaling vertaalt "tussen twee avonden". De Naardense vertaling heeft "tussen de avonden". Dit zijn letterlijke vertalingen. De Hebreeuwse meervoudsvorm (dualis) geeft aan dat het om twee avonden gaat. "Tussen de (beide) avonden" moest het paaslam geslacht worden.

Andere vertalingen hebben "tegen het vallen van de avond" (HSV), "in de avondschemering" (NBG51, WV95), "in de avondschemer" (NBV2004), "tegen de avondtijd" (Obbink). In deze vertalingen komt het meervoud "avonden" niet naar voren.

Het vlees (van kwakkels) dat God in de woestijn aan de Israëlieten gaf, moesten zij tussen de twee avonden eten.
Ex 16:12  Ik heb de murmureringen van de kinderen Israëls gehoord; spreek tot hen, zeggende: Tussen de twee avonden zult gij vlees eten, en aan den morgen zult gij met brood verzadigd worden; en gij zult weten, dat Ik de HEERE uw God ben. (SV)
De tijdsbepaling “tussen de (beide) avonden” werd door de Joden (en later door christenen[1]) verschillend opgevat. De Farizeeërs en Rabbanieten verstonden onder de eerste avond de namiddag van de tijd af, dat de zon zich ten ondergang begon te neigen; onder de tweede de werkelijke ondergang, en rekenden zo van 15.00 tot 18.00 uur. Dit is de meest voorkomende opvatting. De Karaïten en Samaritanen daarentegen verklaarden de eerste avond voor de tijd, dat de zon onder de horizon verschijnt, de tweede voor het komen van de gehele duisternis; zij rekenden dus van ca. 18.00 tot 19.00 uur. De Naardense bijbelvertaling verklaart de uitdrukking aldus: "Tussen het begin van de schemering en het totale donker."

De rabbijn Maimonides (12e eeuw) zegt, dat de tijd van het slachten der paaslammeren was na het offeren van het avondoffer tot de avond. Zo zegt ook de Joodse geschiedschrijver Flavius Jofephus dat het Paaslam geslacht werd van het negende uur tot het elfde, dat is in onze telling van ‘s middags drie tot vijf uur. Zo is het ook te verstaan, als er gezegd wordt: “U zult het slachten aan de avond, als de zon ondergaat” (Deut. 16:6), niet als ze reeds ondergegaan  is, maar naar de ondergang helt.

De telling van 15.00 – 18.00 uur werd aan de tempeldienst ten grondslag gelegd, omdat ook het dagelijks avondoffer en het reukoffer "tussen de (beide) avonden" gebracht moesten worden (Ex 29:39,41; Ex 30:8), en die beide handelingen niet tegelijk konden gebeuren. Het uitgebreide gebruik van het woord “avond” in het Hebreeuws laat ruimte genoeg voor deze vroegere termijn van het slachten.

Op deze tijd, tussen de twee avonden op de 14e dag van de maand Abib, van ca. 15.00 – 18.00 uur, is Jezus Christus, het echte Paaslam gestorven. En ook, ‘s middags om 3 uur, toen in de tempel het dagelijks avondoffer zou worden geslacht en verbrand, offerde Jezus zichzelf op als het ware avondoffer.
Mt 27:45 Van het zesde uur af nu kwam er duisternis over het hele land tot het negende uur toe. Mt 27:46 Omstreeks het negende uur nu riep Jezus met luider stem de woorden: Eli, Eli, lema sabachthani? Dat is: Mijn God, mijn God, waarom hebt U Mij verlaten? Mt 27:47 Sommigen nu van hen die daar stonden en dit hoorden, zeiden: Deze roept Elia. Mt 27:48 En terstond liep een van hen snel toe en nam een spons, vulde die met zure wijn, stak ze op een rietstok en gaf Hem te drinken. Mt 27:49 De overigen echter zeiden: Wacht, laten wij zien of Elia komt om Hem te verlossen. Mt 27:50 Jezus nu riep opnieuw met luider stem en gaf de geest. (TELOS)

Bronnen

In de eerste versie van dit artikel is tekst verwerkt uit: Jacob Gerard Staringh, Bybels-zakelyk woordenboek. ‘s Gravenhage, 1761-1797. En uit het commentaar van Dächsel, Van Lingen en Griethuijsen bij Ex. 12:6.

Voetnoot

  1. Volgens 18e-eeuwse verklaarder J.G. Staringh, in zijn Bybels-Zakelijk Woordenboek, dat in de 2e helft van de 18e eeuw verscheen, is de telling van 15.00 – 18.00 uur de meest algemene en de meeste aannemelijke. Daarentegen houdt Dächsel de telling van 18.00 – 19.00 uur ‘zonder twijfel’ voor de juiste, hoewel hij de andere telling in overeenstemming met het Hebreeuwse gebruik van ‘avond’ acht. Lees Dächsel in zijn commentaar bij Ex. 12:6, aangehaald in het commentaar van Dächsel, Van Lingen en Griethuijsen, onderdeel van de Online Bible.