Het brandoffer is één van de soorten offers in de offerdienst van Israël. Het staat hierin op de voorgrond. In Leviticus wordt het als eerste genoemd. Het is een vrijwillig dan wel verplicht bloedig offer, tot een liefelijke reuk voor God. Het moest bestaan uit een dier van vee of gevogelte (duif). Het brandoffer verwijst naar het offer van Jezus Christus, die zich offerde tot een Gode welriekende reuk.

Voorbeeld. Een illustratief geval is het offer dat Aäron bracht in Lev. 9:

Le 9:12 Daarna slachtte hij het brandoffer, en de zonen van Aäron reikten hem het bloed aan, en hij sprenkelde het rondom op het altaar. Le 9:13 Ook reikten zij hem het brandoffer aan, in stukken gedeeld, met de kop, en hij liet het in rook opgaan op het altaar. Le 9:14 Hij waste de ingewanden en de poten, en liet ze in rook opgaan op het brandoffer, op het altaar. (HSV)

Woord. Het Hebreeuwse woord 'olah', vertaald door 'brandoffer', betekent letterlijk 'opgaand offer', 'opgangsgave' of 'opgangsoffer'. Het drukt de gedachte uit dat de gave in vlammen en rook - met een welriekende reuk - opgaat, opstijgt tot God. Vergelijk:

Le 1:13 ... en de priester zal dat alles offeren en aansteken op het altaar; het is een brandoffer (lett. 'opgaand offer'), een vuuroffer, tot een liefelijken reuk den HEERE. (SV)

In Joodse geschriften wordt de term 'opgaand offer' gebezigd. De Naardense bijbelvertaling, die tamelijk letterlijk vertaalt, heeft 'opgangsgave'.

Offer

Het gewone brandoffer moest bestaan uit een stuk vee of een duif.

 
Offeren op het brandofferaltaar.

Stuk vee. Als het een stuk vee was, moest het een rund, geit of schaap zijn. Het offerdier uit vee moest een volkomen exemplaar van het mannelijk geslacht zijn.

Le 1:10  En indien zijn offerande is van klein vee, van schapen of van geiten, ten brandoffer, zal hij een volkomen mannetje offeren. Le 1:11 En hij zal dat slachten aan de zijde van het altaar noordwaarts, voor het aangezicht des HEEREN; en de zonen van Aaron, de priesters, zullen zijn bloed rondom op het altaar sprengen. Le 1:12 Daarna zal hij het in zijn stukken delen, mitsgaders zijn hoofd en zijn smeer; en de priester zal die schikken op het hout, dat op het vuur is, hetwelk op het altaar is. Le 1:13 Doch het ingewand en de schenkelen zal men met water wassen; en de priester zal dat alles offeren en aansteken op het altaar; het is een brandoffer, een vuuroffer, tot een liefelijken reuk den HEERE. (SV)

Duif. Arme mensen konden met een duivenoffer volstaan.

Le 1:14 En indien zijn offerande voor den HEERE een brandoffer van gevogelte is, zo zal hij zijn offerande van tortelduiven, of van jonge duiven, offeren. Le 1:15 En de priester zal die tot het altaar brengen, en deszelfs hoofd met zijn nagel splijten, en op het altaar aansteken; en zijn bloed zal aan den wand des altaars uitgeduwd worden. Le 1:16 En zijn krop met zijn vederen zal hij wegdoen, en zal het werpen bij het altaar, oostwaarts, aan de plaats der as. Le 1:17 Verder zal hij die met zijn vleugelen klieven, niet afscheiden; en de priester zal die aansteken op het altaar, op het hout, dat op het vuur is; het is een brandoffer, een vuuroffer, tot een liefelijken reuk den HEERE. (SV)

Vuuroffer. Het brandoffer werd aangestoken op het altaar en door het vuur verteerd; het was een vuuroffer.

Liefelijke reuk. De geur van het brandende offer was Gode tot een liefelijke reuk.

Le 1:13 Doch het ingewand en de schenkelen zal men met water wassen; en de priester zal dat alles offeren en aansteken op het altaar; het is een brandoffer, een vuuroffer, tot een liefelijken reuk den HEERE. (SV)

Tijden en gelegenheden

1Kr 23:31 en ook bij het brengen van alle brandoffers voor de HEERE, op de sabbatten, de nieuwemaansdagen en de feestdagen, .... (HSV)

Het brandoffer werd ook gebracht als een gedurig offer, dat elke morgen en avond gebracht werd. Het vuur van het brandoffer mocht niet uitgaan.

De feestoffers waren voor het merendeel brandoffers.

Bij de reiniging van een genezen melaatse moest een ooilam, een wijfje dus, als brandoffer geofferd worden (Lev. 14:10, 19). Daarnaast werden voor zijn reiniging twee jonge rammen, mannetjes dus, als schuld- resp. zondoffer gebracht (Lev. 14:10v).

Voor de reiniging en verzoening van een man die gevloeid had, moesten twee tortelduiven of twee jonge duiven worden gebracht, één ten zondoffer en één ten brandoffer (Lev. 15:15).

Jezus Christus als brandoffer

Het brandoffer verwijst naar het offer van Jezus Christus, die zich voor ons heeft overgegeven als een offerande en een slachtoffer voor God. Dit brandoffer gaf een welriekende reuk voor God.

Efe 5:2 en wandelt in liefde, zoals ook Christus ons heeft liefgehad en Zichzelf voor ons heeft overgegeven als een offerande en een slachtoffer voor God tot een welriekende reuk. (TELOS)

Het gewone brandoffer van vee moest een volkomen mannetje zijn. Jezus was de volmaakte man Gods, zonder zedelijke smet, zonder zonde. Het brandoffer verspreidde een geur die liefelijk was voor de HEER. Het spreekt van de aangenaamheid van Christus' offer. Hoewel het vuur van oordeel en ondergang de man van God trof, gaf dit vuuroffer een liefelijke geur voor God. Armen konden een offer van tortelduiven of van jonge duiven brengen. De duif spreekt van de vreedzaamheid en oprechtheid van de Heer Jezus.

Naast het brandofferaltaar was 'de plaats van as', waar de as van het altaar tijdelijk werd gelegd, om later afgevoerd te worden (zie Brandofferaltaar). Het lichaam van de Heer werd in een graf bij de plaats van de kruisiging gelegd.

Joh 19:41 Nu was er op de plaats waar Hij was gekruisigd een tuin, en in de tuin een nieuw graf waarin nog nooit iemand was gelegd. (TELOS)