Bruid, bruidegom

Uit Christipedia
Versie door Kees Langeveld (overleg | bijdragen) op 29 sep 2017 om 10:42 (Nieuwe pagina aangemaakt met 'Een '''bruid''' is een vrouw op haar trouwdag, een '''bruidegom''' is een man op zijn trouwdag<ref>Woordenboek Nederlands. Haarlem: Dutchbook, 2006.</ref>. Bestan...')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

Een bruid is een vrouw op haar trouwdag, een bruidegom is een man op zijn trouwdag[1].

David Adolph Constant Artz, "De bruid van de zeeman"

Van de bruid zijn de bruidwervers, bruidleiders en bruidsmeisjes (bruidsjonkvrouwen) te onderscheiden (Ps. 45 : 10. Joh. 3: 29).

God en zijn volk; Christus en zijn gemeente

In de Schrift wordt de verhouding van bruidegom en bruid gebruikt als zinnebeeld van de innerlijke liefdes- en levensgemeenschap tussen Christus en zijn gemeente.

Reeds de boeken van Mozes beschouwen de betrekking van Jahweh tot zijn volk onder het beeld van een echtelijke verbintenis (Exod. 34: 15; Num. 14: 33; Deut. 32: 16; Exod. 20 : 5). In het Oosten werd in 't algemeen de koning voor de echtgenoot van zijn volk gehouden wordt; zijn troonsbestijging gold voor een verlovingsplechtigheid met zijn volk.

In Ps. 45, die volgens de nieuwtestamentische aanhalingen bepaald op Christus betrekking heeft, ofschoon de uitwendige aanleiding daartoe Salomo's troonsbestijging mag geweest zijn, hebben wij een liefelijke schilderij voor ons van deze verhouding van Christus tot zijn gerneente.

Op de hoogsten trap der ontwikkeling treffen wij volgens vele schriftuitleggers deze goddelijke gedachte in het Hooglied aan. Onder het beeld van de bruidsliefde van Salomo en Sulamith wordt daar de liefdesgemeenschap tussen de Heer en zijn gemeente geschilderd. De profeten en ook de Schriften van het Nieuwe Testament bevatten vele heenwijzingen daarop die vaak over het hoofd gezien zijn (vgl. Jes. 54 : 5; 62: 5; Jer. 3: 1; Ezech. 18: 6; Hosea 1: 2; Matth. 9: 15; Joh. 3: 29; Rom. 7: 4; Ef. 5: 32; 2 Kor. 11:2; Openb. 19; 7; 21 : 2).

Wat het Hooglied rijk heeft geschilderd, is heerlijk samengevat in de belofte:

Hos 2:19 (2:18) Ik zal u voor eeuwig tot Mijn bruid nemen: ja, Ik zal u tot Mijn bruid nemen in gerechtigheid en in recht, in goedertierenheid en in barmhartigheid. Hos 2:20 (2:19) In trouw zal Ik u voor Mij als bruid nemen; en u zult de HEERE kennen. (HSV)

In de Statenvertaling:

Hos 2:19 (2-18) En Ik zal u Mij ondertrouwen in eeuwigheid; ja, Ik zal u Mij ondertrouwen in gerechtigheid en in gericht, en in goedertierenheid en in barmhartigheden. Hos 2:20 (2-19) En Ik zal u Mij ondertrouwen in geloof; en gij zult den HEERE kennen. (SV)

De belofte betreft in de eerste plaats niet enkele zielen maar het uitverkoren volk, dan middellijk enkelen. Het nu nog zo diep verootmoedigd en ter zijde gesteld Israël zal na zijn wederaanneming en loutering, volgens de uitspraken van de profeten, in de laatsten tijd in zijn voorrang boven alle volkeren gesteld worden (Ps. 45: 10; Hoogl. 6: 7), het wordt tot 's koningsbruid verheerlijkt; maar ook het geestelijk Israël heeft zijn aandeel in deze genadevoorrechten. Luther: „de koningin zal met vele hofjonkvrouwen verschijnen, welke allen een afzonderlijk sieraad hebben, maar evenwel allen tot de koning gevoerd worden, opdat alzo alles ter dienst en tot eerbewijzing van deze koning geschiede".

In de grondtekst van deze plaats heet het betekenisvol: "Ik wil mij u kopen" - zoals Jakob eens met een lange en moeilijke dienst Rachel tot vrouw gekocht heeft, gelijk David met een gevaarlijke heldendaad de dochter van koning Saul verworven heeft. De Zoon van God heeft in diepe vernedering, in de gestalte van een slaaf, in een moeilijke 33-jarige loopbaan, terwijl Hij zich tenslotte onder de oordelen Gods in onze plaats stelde, zijn arme, zondige gemeente verworven, en een nieuw verbond voor de eeuwigheid met het bloed van de verzoening verzegeld.

Ofschoon Jezus alle dagen bij de zijnen is tot aan het einde van de eeuw, zo is toch de tijd van af zijn marteldood tot op de dag van Zijn luistervolle terugkeer in menig opzicht als een tijd van afwezigheid van de bruidegoms te beschouwen (Matth. 9: 15). In deze tijd heeft de strijdende kerk op de toekomstige, openbare verloving met Christus zich voor te bereiden en te versieren (2 Kor. 11 : 2; Ef. 5: 25; Openb. 19 : 7). Hij beschermt haar tegen de poorten van het dodenrijk, die zullen zijn gemeente niet overweldigen (Matth. 16 : 18). Hij zal Zijn gemeente tot zich nemen (Joh. 14:1v; 1 Thess. 4). Dan komt het bruiloftsmaal van het Lam met zijn bruidsgemeente (Matth. 22: 2; Openb. 12 : 1; Matth. 25 : 10; Openb. 21 : 2, 9). Op de nieuwe aarde prijkt de gemeente van de wedergeborenen in de heerlijkste tooi.

Opb 22:17 En de Geest en de bruid zeggen: Kom! En laat hij die het hoort, zeggen: Kom! En laat hij die dorst heeft, komen; laat hij die wil, het levenswater nemen om niet. (TELOS)

Toepassing op de individuele gelovigen

Wat van het gehéél van Gods volk geldt, vindt zijn toepassing ook op de afzonderlijke zielen (Openb. 3: 17). Een trouwe bruidegom bemint, versiert, verzorgt zijn verloofde, haalt haar tot de bruiloftsvreugde naar huis. Wat doet de hemelse Bruidegom? Hij heeft ons, armen, diepschuldigen met zijn bloed gekocht; Hij zag ons, ellendigen, die gekwetst en beschadigd waren, in ons bloed liggen en erbarmde zich over ons (Ezech. 16: 6); Hij heeft een verbond met ons gemaakt, dat alles, wat het zijne is, ons eigendom zal worden. Hij bemint het tederste ons die in Hem geloven (Ef. 5: 25). Hij schenkt en bekleedt ons met een heerlijk tooisel (Ps. 45: 10; Jes. 61 : 10). Hij acht ons hoog en kostbaar (Ps. 17: 8). Hij voedt en verzorgt de zijnen (Luk. 22: 35). Hij gaat zeer vriendelijk met hen om (Ps. 45: 3). Hij geeft hun de bruidschat van de Heilige Gees (Ef. 1 : 13, 14). Hij leert, onderwijst leidt ons (Ps. 32: 8). hij voedt hen met zijn vlees en bloed (Joh. 6: 53) en haalt hen eindelijk naar huis tot de eeuwige vreugde (Joh. 14:1v; voor de vreugde vgl. Matth. 25: 21).

Kentekenen van de bruid van Christus

Kentekenen van de bruid van Christus.

a. Zij grijpt in het geloof naar de hemelse Bruidegom en spreekt : Mijn vriend is de mijne en en ik ben de zijne (Hoogl. 2: 16), in weerwil van het gevoel van haar algehele onwaardigheid geeft zij hem zonder bedenken het jawoord (Gal. 1: 16).

b. Zij verheugt zich zeer, dat hij haar schuld op zich genomen heeft en dat al zijn rijkdom haar zal toebehoren (Gal. 2: 20; Jes. 45: 24; Filp. 1: 21).

c. Zij geeft Hem van het ogenblik af haar hart, haar wil; wat zij is, heeft en vermag, dat is van nu af aan niet meer haar eigendom, maar behoort aan Hem, die haar het eerst en zozeer heeft liefgehad (2 Kor. 5 : 14). Gelijk hik met het zijne de onze wordt, zo worden wij met het onze de zijnen (Hoogl. 6 : 2; Luk. 15: 31).

d. Zij dient en gehoorzaamt hem alleen, want zij gedenkt bestendig aan de roepstem: Hij is uw Heer, Gij zult Hem aanbidden. (Ps. 45: 11, 12; Ef. 5 : 24).

e. Zij looft en prijst hem ten allen tijde en over alles (Ps. 44: 2).

f. Zij is aangedaan met haar tool met blinkend en fijn lijnwaad, met de gerechtigheden van de heiligen (Openb. 19 : 8; Jes. 61: 10).

g. Zij laat zich door niets van zijn liefde scheiden, het is een verloving voor eeuwig (1 Kor. 15: 19; Rom. 8: 35).

Bron

H. Zeller, Bijbelsch Woordenboek voor het Christelijke volk. Eerste deel A - J. ('s Gravenhage: M.J. Visser, 1867) s.v. Bruid, Bruidegom. Tekst hiervan is op 26 sept. 2017 verwerkt.

Voetnoot

  1. Woordenboek Nederlands. Haarlem: Dutchbook, 2006.