Carpus
Carpus of Karpus was een gelovige te Troas, bij wie de apostel Paulus zijn reismantel, zijn boeken, inzonderheid de perkamenten, achtergelaten had, toen hij uit Griekenland naar Jeruzalem reisde.
2Ti 4:13 Als je komt, breng dan de mantel mee die ik in Troas bij Carpus achtergelaten heb, en de boeken, vooral de perkamenten. (TELOS)
Naam. De eigennaam in de Griekse grondtekst van het Nieuwe Testament is Καρπος, Karpos, uitgesproken met de klemtoon op de eerste lettergreep. Het Strongnummer is 2591. De naam komt 1x in het Nieuwe Testament voor en betekent ‘vrucht’.
Bron
P.J. Gouda Quint, Woordenboek des Bijbels, inzonderheid ten gebruike bij de Statenvertaling. Haarlem: De erven F. Bohn, 1866. Tekst van het lemma 'Karpus' is op 25 april 2014 verwerkt.