Chiliasme
Chiliasme is geloof aan een duizendjarig vrederijk op aarde, op grond van Opb. 20:2-7. Of de uiting van dat geloof in de leer dat er een toekomstig vrederijk van Christus op aarde is, dat duizend jaren duurt.
Woorden. Het woord chiliasme komt[1] van het Latijnse woord chiliasmus, dat is afgeleid van het Gr. chiliasmos. Dit is afgeleid van een Grieks woord voor 'duizend': chilia. Aanhangers van het chiliasme worden chiliasten genoemd. Synoniem is chiliasme is millennialisme (van Lat. millennium = (geheel van) duizend jaren). Synoniem van chiliasten is millenialisten.
Het 'achiliasme' of 'amillennialisme' (a = zonder) wijst de gedachte van een toekomstig duizendjarig rijk vóór de eeuwige toestand af. Zij die dat afwijzen worden 'achiliasten' of 'amillennialisten' genoemd.
Men kan het chiliasme verbinden met de wederkomst van Christus: het 'prechiliasme' (pre = voor) is de leer dat Christus weerkomt vóór het duizendjarig vrederijk. De aanhangers van deze leer worden prechiliasten genoemd. Het 'postchiliasme' (post = na) plaatst de wederkomst van de Heer Jezus ná het duizendjarig rijk, dat gezien wordt als een bloeitijd voor de kerk en voor Israël op aarde.
Leer. Chiliasten geloven dat er een duizendjarig vrede rijk van Christus op aarde zal komen. Voor het laatste oordeel (het oordeel van de grote witte troon) zal Christus eerst komen en zal de Satan duizend jaar gebonden worden. Gedurende die duizend jaar zal Christus met de reeds opgestanen (eerste opstanding) over de hele aarde regeren.
Grond. De leer is mede gegrond op Openb. 20 : 1—6, dat letterlijk wordt verstaan. In dit Schriftgedeelte komt 6x de uitdrukking 'duizend jaren' voor.
Opb 20:1 En ik zag een engel neerdalen uit de hemel, die de sleutel van de afgrond en een grote keten in zijn hand had. Opb 20:2 En hij greep de draak, de oude slang, dat is de duivel en de satan, en bond hem duizend jaren; Opb 20:3 en hij wierp hem in de afgrond en sloot en verzegelde die boven hem, opdat hij de naties niet meer zou misleiden voordat de duizend jaren voleindigd waren; daarna moet hij een korte tijd worden losgelaten. Opb 20:4 En ik zag tronen, en zij gingen daarop zitten, en het oordeel werd hun gegeven; en ik zag de zielen van hen die om het getuigenis van Jezus en om het woord van God onthoofd waren, en die het beest of zijn beeld niet hadden aangebeden en niet het merkteken aan hun voorhoofd en aan hun hand ontvangen hadden; en zij werden levend en regeerden met Christus duizend jaren. Opb 20:5 De overigen van de doden werden niet levend voordat de duizend jaren voleindigd waren. Dit is de eerste opstanding. Opb 20:6 Gelukkig en heilig is hij die aan de eerste opstanding deel heeft; over dezen heeft de tweede dood geen macht, maar zij zullen priesters van God en van Christus zijn en met Hem de duizend jaren regeren. Opb 20:7 En wanneer de duizend jaren voleindigd zijn, zal de satan uit zijn gevangenis worden losgelaten, (TELOS)
Herstel van Israël. Dikwijls wordt met de leer van het duizendjarig rijk verbonden de gedachte, dat het Joodse volk naar Palestina zal weerkeren, de tempel herbouwen zal en Jeruzalem het middelpunt van het Godsrijk op aarde zal wezen.
Geschiedenis
Vroege kerk. In de kerkhistorische periode van 100 - 325 na Christus neemt het chiliasme in het het denken over de toekomstige dingen een prominente plaats in. Het was de opvatting van vooraanstaande leraars als Barnabas, Papias, Justinus de Martelaar, Irenaeus, Tertullian, Methodius en Lactantius[2]. In de oude kerk, vooral toen de vervolging hevig woedde, koesterden velen de hoop op een duizendjarig vrederijk. Dat vond zijn verklaring enerzijds in de Schrift (onder andere Opb. 20:1-6) en de levendige hoop op de wederkomst van Christus, en anderzijds in de droeve toestand waarin de Christenen verkeerden.
Grieks-Romeinse rijkskerk. Toen de kerk uit haar verdrukking verlost werd onder Constantijn, trad de leer van het duizendjarig rijk op de achtergrond. De voorzeggingen van de profeten begon men in geestelijke zin te verklaren en velen achtten, dat het duizendjarig rijk met Constantijn aangevangen was. Zo onder andere de kerkleraar Augustinus in zijn boek De Civltate Dei (Van de Stad Gods).
Middeleeuwen. Gedurende de Middeleeuwen bleef deze beschouwing de heersend, alhoewel sommige groeperingen weer de aloude idee van het duizendjarig rijk op de voorgrond stelden.
Reformatie. De Reformatoren bleven in hoofdzaak bij de heersende mening van de Middeleeuwen.
Toen de Anabaptisten verkondigden, dat zij een Messiasrijk gingen stichten, een nieuw Jeruzalem op aarde, en bij hun prediking de daad voegden (denk aan de catastrofe in Munster), zagen de Reformatoren zich gedrongen, om hun gevoelen omtrent de toekomst van Christus' rijk nader te ontwikkelen. Dit geschiedde ook in de belijdenisschriften b.v. in de Confessio Augustana XVII en de Confessio Helvetica posterior II. Zowel de Luthersen als de Gereformeerden wilden van geen tussentoestand tussen de huidige toestand van de kerk en haar volmaakte toestand na het oordeel weten. Zij ontkenden een duizendjarig rijk.
Na de Reformatie. Toch kwam de leer van het duizendjarig vrederijk later weer bovendrijven, maar in heel verschillende zin. In de tijd van het Piëtisme begon men weer chiliastische meningen te verbreiden (Bengel, Auberlen). Evenwel de Piëtisten verwachtten alleen vóór Jezus' wederkomst een tijdperk van rust en grote bloei van de kerk. Ook in de Gereformeerde kerken begon men weer over het duizendjarig rijk te spreken. In de dagen van het Réveil in Nederland en ook daarbuiten werden allerlei bespiegelingen over dat rijk ten beste gegeven, niet het minst door die Christenen, die vroeger tot het Jodendom hadden behoord en die nog altoos een bijzondere positie van Israël als volk in de toekomst verwachten (Da Costa e. a.). G
Heel anders waren de voorstellingen, welke sommige sekten aan de leer van het duizendjarig rijk verbonden. Vooral moeten hier genoemd worden de Irvingianen of Apostolischen (niet de Apostolische zendingsgemeente, die zich om de toekomst niet zozeer bekommerde). Ook moeten hier genoemd worden de Adventisten en tal van sekten, die hun bakermat in Noord-Amerika hebben.
Tegenwerping en antwoord
Tegenwerping. De voornaamste aanmerking op het chiliasme is dat het de 'duizend jaren' van Opb. 20:1-6 letterlijk verstaat, terwijl alle getallen in de Openbaring van Johannes een symbolische betekenis hebben[3].
Antwoord. Daarop kan worden geantwoord dat er geen goede reden is om "vier", "zeven" of "duizend" of "honderd vier en veertig duizend" in het laatste Bijbelboek louter figuurlijk of symbolisch te duiden. Het laatste bijbelboek bevat cijfermatig nauwkeurige bepalingen èn daarnaast meer vage uitdrukkingen als 'tijd' (zonder lengte, Opb. 2:21), 'een korte tijd' (zonder welbepaalde lengte, Opb. 6:11, 17:10, 20:3), 'weinig tijd' (Opb. 12:12).
Wat het getal vier betreft, lezen we in Opb. 7 van vier engelen, vier hoeken en vier winden.
Opb 7:1 Hierna zag ik vier engelen staan op de vier hoeken van de aarde, die de vier winden van de aarde vasthielden, opdat er geen wind zou waaien over de aarde, noch over de zee, noch over enige boom. (TELOS)
Wij kennen letterlijk vier windstreken (noord - oost - zuid -west), er is geen reden om 'vier' in 'vier engelen' anders dan letterlijk te verstaan.
Wat de 144.000 verzegelden betreft, van hen wordt uitdrukkelijk 'het getal van de verzegelden' vermeld, terwijl de grote menigte daarna ontelbaar groot is, 'een grote menigte die niemand tellen' (Opb. 7:9).
Wat de 'duizend jaar' betreft, wordt dit getal zes maal uitdrukkelijk genoemd, terwijl in dezelfde passage gesproken wordt van 'een korte tijd' dat de satan na afloop van de duizend jaren een tijd vrij is. Als 'duizend jaar' symbool zou staan voor 'lange tijd' of 'zeer lange tijd', waarom is er sprake van 'duizend jaren' en niet van 'lange tijd' vergelijkbaar met 'korte tijd'?
Meer informatie
J. G. Fijnvandraat, Het chiliasme: gewogen en niet te licht bevonden. Uitgeverij Medema, 2e druk 1991. Pagina's: 144.
Bron
Christelijke Encyclopaedie voor het Nederlandsche Volk (Kampen: Kok, 1925-1931) s.v. Chiliasme. Tekst hiervan is op 2 juli 2016 verwerkt.
Voetnoten
- ↑ Van Dale's Groot woordenboek der Nederlandse taal (13e uitgave), digitale versie 1.0 Plus, jaar 2000, s.v. Chiliasme.
- ↑ Kerkhistoricus Philip Schaff schreef: "The most striking point in the eschatology of the ante-Nicene Age (A.D. 100-325) is the prominent chiliasm, or millenarianism, . . . a widely current opinion of distinguished teachers, such as Barnabas, Papias, Justin Martyr, Irenaeus, Tertullian, Methodius, and Lactantius." (History of the Christian Church, Scribner, 1884; Vol. 2, p. 614). Aangehaald op Theopadia.com, http://www.theopedia.com/premillennialism
- ↑ Zo de gereformeerde kerkhistoricus J.H. Landwehr: "Het getal 1000 = 10 X 10 X 10, geeft een zekere volheid te kennen. Gedurende die tijd, die natuurlijk geen 1000 jaren omvat, zal de macht van Satan gebonden liggen aan de macht van Sions koning, en daarna zal er heftige strijd ontstaan, een laatste poging van Satan, om te overwinnen. Wie dat nu onbevooroordeeld leest, zal aanstonds toegeven, dat dit de enig juiste verklaring is. Sinds Jezus' komst op aarde ligt Satan gebonden, vooral na Jezus' hemelvaart, onder de macht des Konings. Het Christendom heeft getriomfeerd over zijn vijanden en de kerk heeft heerlijk gebloeid. Maar wij gaan nog een bange strijd tegemoet. Daar zal Jezus ons doorhelpen (...). Dan komt de dag van het oordeel." Bron: 'Chialisme', artikel in Christelijke Encyclopaedie voor het Nederlandsche Volk (Kampen: Kok, 1925-1931).