Darius I

Uit Christipedia
Versie door Kees Langeveld (overleg | bijdragen) op 7 okt 2016 om 10:35 (Nieuwe pagina aangemaakt met ''''Darius I''' (of ''Darius de Grote'') was van 522 tot 485 v.Chr.<sup>[http://www.christipedia.nl/Artikelen/D/Darius_I#voetnoot_1 <nowiki>[1]</nowiki>]</sup> k...')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

Darius I (of Darius de Grote) was van 522 tot 485 v.Chr.[1] koning van Perzië. Hij was een zoon van Hystaspes, volgens de Griekse geschiedschrijver Herodotus een Perzische legeraanvoerder. Hij was een tijdgenoot van de profeet Zacharia. Darius bracht het Perzische rijk voorspoed en breidde het uit.

De afbeelding van Darius is een tekening van een rotsreliëf in Behistun, Iran. 

In zijn tweede regeringsjaar (521) gaf Darius, onder Gods regering, bevel dat het huis van 'de God des hemels' in Jeruzalem verder gebouwd moest worden. Ook beval hij voorzieningen voor de offerdienst en vroeg hij om voorbede voor zichzelf en zijn kinderen.

Ezr 4:24 Toen hield het werk op van het huis Gods, Die te Jeruzalem [woont], ja, het hield op tot in het tweede jaar van het koninkrijk van Darius, den koning van Perzie. Ezr 6:6 Nu, gij Thathnai, landvoogd aan gene zijde der rivier, gij Sthar–boznai, met ulieder gezelschap, gij Afarsechaieten, die aan gene zijde der rivier zijt, weest verre van daar! Ezr 6:7 Laat hen aan den arbeid van dit huis Gods; dat de landvoogd der Joden en de oudsten der Joden dit huis Gods bouwen aan zijn plaats. Ezr 6:8 Ook wordt mij mij bevel gegeven, wat gijlieden doen zult aan de oudsten dezer Joden, om dit huis Gods te bouwen; te weten, dat uit des konings goederen, van den cijns aan gene zijde der rivier, de onkosten dezen mannen spoediglijk gegeven worden, opdat men hen niet belette. Ezr 6:9 En wat nodig is, als jonge runderen, en rammen, en lammeren, tot brandofferen aan den God des hemels, tarwe, zout, wijn en olie, naar het zeggen der priesteren, die te Jeruzalem zijn, dat het hun dag bij dag gegeven worde, dat er geen feil zij; Ezr 6:10 Opdat zij offeranden van liefelijken reuk aan den God des hemels offeren, en bidden voor het leven des konings en zijner kinderen. Ezr 6:11 Voorts wordt bevel van mij gegeven, dat al dengene, die dit woord zal veranderen, een hout uit zijn huis zal gerukt en opgericht worden, waaraan hij zal worden opgehangen; en zijn huis zal om diens wille tot een drekhoop gemaakt worden. Ezr 6:12 De God nu, die Zijn Naam aldaar heeft doen wonen, werpe ter neder alle koningen en volken, die hun hand zullen uitstrekken, om te veranderen [en] te verderven dit huis Gods, dat te Jeruzalem is. Ik, Darius, heb het bevel gegeven, dat het spoediglijk gedaan worde. Ezr 6:13 Toen deden Thathnai, de landvoogd aan gene zijde der rivier, Sthar–boznai, en hun gezelschap, spoediglijk alzo, naar hetgeen de koning Darius gezonden had. Ezr 6:14 En de oudsten der Joden bouwden en gingen voorspoediglijk voort, door de profetie van den profeet Haggai en Zacharia, den zoon van Iddo; en zij bouwden en voltrokken het, naar het bevel van den God Israels, en naar het bevel van Kores, en Darius, en Arthahsasta, koning van Perzie. Ezr 6:15 En dit huis werd volbracht op den derden dag der maand Adar; datzelve was het zesde jaar van het koninkrijk van den koning Darius. (SV)

In het zesde regeringsjaar (516) van Darius werd de bouw voltooid.

Meer informatie

Artikel Darius I op Wikipedia.nl

Bronnen

  • Bijbels Theologische Encyclopedie ed. 2008
  • Artikel Darius I op Wikipedia.nl