Duma
Duma (= Stilte) of Doema is een eigennaam en een plaatsnaam in de Bijbel.
Naam. De Hebreeuwse naam is דומה, Doemah, en betekent "stilte". De naam komt als eigennaam en plaatsnaam 4x in de Bijbel voor. Het Strongnummer is 01746.
- Een zoon van Ismaël en stichter van een stam in Arabië (Gen. 25:14; 1 Kron. 1:30)
- Een stad of streek waartegen Jesaja profeteerde; waarschijnlijk in Edom, en misschien verbonden met de gelijknamige zoon van Ismaël
- Dorp in de hooglanden van Juda (Jos. 15:52), bij Hebron[1], gelijkgesteld met ed Domeh.
Duma (Edom)
De last (dreigende rechterlijke Godsspraak) van Jesaja over Duma is een korte profetie van slechts twee verzen:
Jes 21:11 De last van Duma. Men roept tot mij uit Seir: Wachter! wat is er van den nacht? Wachter! wat is er van den nacht? Jes 21:12 De wachter zeide: De morgenstond is gekomen, en het is nog nacht; wilt gijlieden vragen, vraagt; keert weder, komt. (SV)
Bronnen
In dit artikel is vertaalde tekst gebruikt uit A New and Concise Bible Dictionary (George Morris, 1899).
Voetnoot
- ↑ Hebreeuws-Nederlands Lexicon; op basis van Strong-coderingen. Onderdeel van de Online Bible, een uitgave van Importantia. Het is gebaseerd op het Engelstalige Online Bible Hebrew-Englisch Lexicon van Larry Pierce.