Effatha
Effatha is een Aramees woord dat de Heer Jezus sprak toen Hij een doofstomme genas:
Mr 7:32 En zij brachten een dove bij Hem die moeilijk sprak, en smeekten Hem deze de hand op te leggen. Mr 7:33 En Hij nam hem van de menigte afzonderlijk, stak zijn vingers in zijn oren en na gespuwd te hebben raakte Hij zijn tong aan; Mr 7:34 en Hij keek op naar de hemel, zuchtte en zei tot hem: Effatha! dat is: Word geopend! Mr 7:35 En terstond werden zijn oren geopend en de band van zijn tong werd los en hij sprak goed. Mr 7:36 En Hij gebood hun dat zij het niemand zouden zeggen; maar wat Hij hun ook gebood, zij verbreidden het des te overvloediger. (Telos)
Het woord komt in het Nieuwe Testament alleen hier voor. Het Griekse woord in de grondtekst is εφφαθα, effatha, en betekent, gelijk Marcus schrijft, "Word geopend" of "Wees geopend" of "Open u" of "Ontsluit". De oren van doven en de ogen van blinden zijn "gesloten".
Wellicht wil Marcus met de vermelding van het ene woord doen uitkomen dat Jezus met één woord de beide gebreken doofheid en de stomheid terstond genas. Zo groot is Zijn macht; één woord is genoeg.