Elam (naam): verschil tussen versies

Uit Christipedia
Toegevoegde inhoud Verwijderde inhoud
(Nieuwe pagina aangemaakt met ''''Elam''' is een naam die in de Bijbel verwijst naar meerdere personen. # Elam, zoon van Sem. # Elam, een koninkrijk genoemd naar de z...')
 
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 1: Regel 1:
'''Elam''' is een naam die in de [[Bijbel]] verwijst naar meerdere personen.
'''Elam''' (= 'eeuwigheid') is in de [[Bijbel]] een eigennaam en een plaatsnaam.

De naam 'Elam' betekent 'eeuwigheid'<ref>''Hebreeuws-Nederlands Lexicon'', onderdeel van de Online Bible, een uitgave van Importantia.</ref>.
# Elam, zoon van Sem.
# Elam, zoon van Sem.
# [[Elam (koninkrijk)|Elam]], een koninkrijk genoemd naar de zoon van Sem
# [[Elam (koninkrijk)|Elam]], een koninkrijk genoemd naar de zoon van Sem
# Elam, zoon van Sasak, een Bejaminiet, 1 Kron. 8:24.
# Elam, zoon van Sasak, een Bejaminiet, 1 Kron. 8:24.
# Elam, zoon van Meselemja, een Korahiet, 1 Kron. 26:3.
# Elam, zoon van Meselemja; een Korachiet ten tijde van David, 1 Kron. 26:3.
# Elam, een hoofd van het volk, die het verbond verzegelden. Neh. 10:14.
# Elam, een hoofd van het volk, die het verbond verzegelden. Neh. 10:14.
# Elam, wiens nakomelingen waren getrouwd met vreemde vrouwen, Ezra 10:2,26.
# Elam, wiens nakomelingen waren getrouwd met vreemde vrouwen, Ezra 10:2,26.
Regel 10: Regel 12:


=== Bron ===
=== Bron ===
''A New and Concise Bible Dictionary'' (George Morris, 1899) s.v. Levites. Hieruit is op 25 jan. 2013 tekst genomen, vertaald en verwerkt.
''A New and Concise Bible Dictionary'' (George Morris, 1899) s.v. Elam. Hieruit is op 25 jan. 2013 tekst genomen, vertaald en verwerkt.

Versie van 15 sep 2016 16:59

Elam (= 'eeuwigheid') is in de Bijbel een eigennaam en een plaatsnaam.

De naam 'Elam' betekent 'eeuwigheid'[1].

  1. Elam, zoon van Sem.
  2. Elam, een koninkrijk genoemd naar de zoon van Sem
  3. Elam, zoon van Sasak, een Bejaminiet, 1 Kron. 8:24.
  4. Elam, zoon van Meselemja; een Korachiet ten tijde van David, 1 Kron. 26:3.
  5. Elam, een hoofd van het volk, die het verbond verzegelden. Neh. 10:14.
  6. Elam, wiens nakomelingen waren getrouwd met vreemde vrouwen, Ezra 10:2,26.
  7. Elam, een priester die deelnam aan de inwijding van de herstelde muur van Jeruzalem, Neh. 12:42.
  8. Twee of meer personen genaamd Elam, wier afstammelingen terugkeerden uit de Babylonische ballingschap, Ezra 2:7,31; 8:7; Neh. 7:12,34.

Bron

A New and Concise Bible Dictionary (George Morris, 1899) s.v. Elam. Hieruit is op 25 jan. 2013 tekst genomen, vertaald en verwerkt.

  1. Hebreeuws-Nederlands Lexicon, onderdeel van de Online Bible, een uitgave van Importantia.