Elkana

Uit Christipedia

Elkana is de naam van verschillende personen in de Bijbel, in Exodus, 1 Samuël en Kronieken, onder wie de vader van Samuël.

De eigennaam (Hebr. Elqanah), die 21x in de Bijbel voorkomt, betekent ‘(wien) God heeft verkregen’, of ‘(wien) God heeft voortgebracht’, van El, ‘God’, en het werkwoord qanah, ‘kopen, verwerven, verkrijgen, voortbrengen.’

Verschillende personen in de Bijbel heten Elkana:

  1. Verscheidene afstammelingen van Korach, onder wie zijn zoon, zijn kleinzoon en enige verdere nakomelingen;
  2. Elkana, de vader van de richter-profeet Samuël. Hij was een Leviet, wonende te Rama in het gebergte van Ephraïm, die jaarlijks met zijn huisgezin naar Silo ging, om te offeren en te aanbidden. Hij had twee vrouwen, Hanna en Peninna, van wie hij de eerste ondanks-haar kinderloosheid het meest beminde. Later verblijdde hij zich over de geboorte van Samuël, dien Hanna hem schonk. Door God gezegend, werd zij nog moeder van drie zonen en twee dochters;
  3. Een der helden van David, uit het geslacht van Saul;
  4. Een Leviet, portier van de ark, ten tijde van David;
  5. Een gunsteling van de Judese koning Achaz, door Zichri, de Efraïmiet, gedood.

Bron

P.J. Gouda Quint, Woordenboek des Bijbels, inzonderheid ten gebruike bij de Statenvertaling. Haarlem: De erven F. Bohn, 1866. Tekst van het lemma Elkana is op 20 april 2014 verwerkt.